ECLI:NL:RBNNE:2022:4371

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
18/021688-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ontucht gepleegd door GZ-psycholoog met patiënt binnen zorgrelatie

Op 21 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een GZ-psycholoog, die beschuldigd werd van ontucht met een patiënt. De verdachte, geboren in 1988, was werkzaam in de gezondheidszorg en had een zorgrelatie met de aangever, die als TBS-gestelde in de FPK te Assen was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat er gedurende de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 maart 2020 sprake was van seksuele handelingen tussen de verdachte en de patiënt, waarbij de verdachte haar rol als zorgverlener overschreed. De rechtbank concludeerde dat de afhankelijkheid van de patiënt in de zorgrelatie invloed had op de seksuele relatie, waardoor de verdachte zich schuldig maakte aan ontucht in de zin van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het ten laste gelegde feit, maar sprak haar vrij van andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de impact van de zaak op de verdachte en haar eerdere schone strafblad.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/021688-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.O. Roosjen, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr H.J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 januari 2021 te Assen en/of Groningen en/of Den Haag en/of Zeegse, althans (elders) in Nederland, terwijl zij (als GZpsycholoog) werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft zij, verdachte, meermalen, althans eenmaal:
  • die [slachtoffer] op de mond gekust, en/of
  • zich door die [slachtoffer] met zijn penis en/of vingers anaal en/of vaginaal en/of oraal latenpenetreren, en/of
  • zich door die [slachtoffer] met zijn tong in/over/tussen haar, verdachtes, vagina en/of deschaamlippen en/of de anus laten likken, en/of
  • met de hand(en) en/of vinger(s) de penis van die [slachtoffer] betast.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 07 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben opgeleid tot GZ-psycholoog en was van augustus 2019 tot eind februari 2020 regiebehandelaar van [slachtoffer] binnen de FPK te Assen. Dit hield in dat ik eindverantwoordelijk was voor zijn behandeltraject. Ik schreef risicotaxaties en beoordeelde zijn verlofaanvragen. Het klopt dat ik in die periode wel 200 keer seks heb gehad met [slachtoffer] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie NoordNederland d.d. 20 augustus 2021, opgenomen op pagina 237 e.v. van het dossier met nummer 2021180819 en 2021135303 d.d. 25 december 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Je verblijft bij het FPK. Wat is daar de reden voor?
A: ik verblijf op het GGZ. In 2018 ben ik veroordeeld tot tbs met voorwaarden, ik word klinisch behandeld.
V: Wie is [verdachte] ?
A: Is een heel akelige vrouw, dame.
V: Wanneer is er iets begonnen tussen jullie?
A: Het was eind juli 2019.
A: Op een gegeven moment had ik een rondleiding op de flat bij de GGZ. Wij waren samen op een kamer. Er stond een rode bank. Daar ging ik op zitten. Zij legde toen een hand op mijn been en streelde mij aan de binnenkant van mijn been. Ze gaf mij toen ook een kus op mijn mond.
0: Verdachte na doorlezen: Zij legde haar hoofd op mijn linkerschouder. Toen ik naar beneden keek naar haar. Gaf ze mij een kus. Ik ben toen zelfs boos op haar geworden omdat ik toen nog een relatie had met [naam 1] . Dat was eind juli 2019. Daarna werd het iets tussen ons in augustus 2019.
V: Tot wanneer duurde de relatie?
A: Tot afgelopen februari 2021.
V: Hoe zat het met de seks in de relatie?
A: Dat was haar prioriteit, ik heb ontelbaar veel seks met haar gehad. Ik heb wel een keer seks met haar gehad tijdens haar werkpauze. Verder zagen wij elkaar buiten haar werk. Het is wel voorgekomen dat wij tijdens een behandelmoment aan elkaar zaten. Zoenen en knuffelen, maar we zijn daar altijd wel voorzichtig in geweest. Eind juli 2019 gaf ze mij die zoen. Dat was voor mij het begin. Dat zal voor haar ook goed gevoeld hebben, anders had ze het wel gemeld toch? Ik ben zelfs boos op haar geworden. Ik had toen een relatie. Ik ben boos weggelopen. Ze is achter mij aan gekomen en riep mij terug.
V: Je voelde je bijzonder. Je werd boos op haar. Waarom?
A: Ze heeft mij naar de flat gelokt om mij op andere gedachten te brengen door mij te zoenen. Ik was in de war, maar vond het ook wel leuk. Ik zag ook wel mijn voordelen in de relatie met haar. Mooie vrouw, goede baan. [naam 1] wist niet welke kant ze op wilde. [verdachte] gaf mij meer zekerheid. V: Wat was de eerste keer dat jullie seks hadden?
A: Dat was na haar werk in het bos van Diep Stroete. [verdachte] heeft mij op die plek gewezen. Ik was daar nog nooit eerder geweest. Zij kwam op de fiets. We gingen aftasten bij elkaar. Zoenen en zo. Seksuele handelingen kwamen er vanzelf bij. V: Welke handelingen en wat kwam er vanzelf bij?
A: Je gaat elkaar betasten aan de kont ofzo. Je krijgt een stijve in je broek en zij zit eraan en dan is er seks.
V: Waarom werd de relatie beëindigd?
A: Zij kreeg Corona en ik had nauwelijks nog contact met haar. Ik geloofde haar niet. Ze vond dat ik er niet voor haar was en haar niet steunde. Toen ze uit de quarantaine was vertelde ze mij dat ze naar een vriendin in Leeuwarden zou gaan. Daar ben ik boos om geworden. Ze zei steeds dat ze mij wilde zien. lk heb haar uitgescholden en met beeld gebeld via snap. Ik heb toen een punt achter de relatie gezet. Ze kon er niet tegen. Ze kan niet tegen afwijzing. Ze maakte diverse accounts aan en probeerde telkens contact met mij te zoeken. Ik heb veel gezeik met haar gehad en het uitmaken gaf mij wel rust. Uiteindelijk heb ik haar wel gedeblokkeerd en toen zei ze dat ze eerst niet met mij verder wilde, maar in de toekomst misschien nog wel. V: Zij zegt dat jij seks bij haar hebt afgedwongen?
A: Dan heeft ze de rollen omgedraaid. Dat dit zolang heeft geduurd. Al die tijd gedwongen? Ze heeft aangifte gedaan nadat ze heeft gehoord dat er een klacht van mij tegen haar lag. Ik denk dat ze aangifte heeft gedaan omdat ze haar baan wil behouden, dat ze het voordeel krijgt van de twijfel. V: We zien in de chatgesprekken dat jij je boos maakt over het feit dat [verdachte] een morningafterpil heeft genomen. Wat kun jij daarover vertellen?
A: Ja dat was in Haarlem tijdens een verlof tussen haar en mij. Ze wilde graag een kind van mij. Wij hebben telkens onveilige seks gehad. Ik ben toen ook klaargekomen in haar terwijl ze een eisprong had. Ze romantiseerde het zelfs. Dit was in Haarlem. Ik had toen verlof. [verdachte] is na haar vakantie in Spanje direct naar mij toegekomen in Haarlem. Zij betaalde dit hotel. Ze betaalde met creditcard. Dat was eind 2019 of begin 2020. Ik heb ook een week doorgebracht in het huis van [naam 2] . Dat was in augustus/september 2019. [verdachte] heeft mij zelf het huis van deze [naam 2] laten zien.
V: Heb jij druk uitgeoefend op [verdachte] om haar daar te ontmoeten, in de woning van [naam 2] ? A: Niet, dat was haar voorstel. Dit was niet het enige adres wat ze mij had doorgegeven. Er was ook nog een vriendin van haar uit Den Haag die ze als adres heeft opgegeven. Dit adres heb ik opgegeven als slaap- en opvangadres op advies van [verdachte] .
Het was nogmaals een heel gezellig weekeinde. Wij hadden ook plezier op de terugreis. Wij hadden daar ook foto's en filmpjes van. Deze zijn wel direct verwijderd, dat moest ook van haar. Ik zou namelijk een telefooncheck kunnen krijgen en dan zouden ze haar afbeeldingen kunnen zien.
V: [verdachte] zegt dat ze in februari 2020 met jou naar het ziekenhuis in Assen is gegaan. Wat weet jij daarvan?
A: Ik ben weleens met haar naar het ziekenhuis geweest. Ze heeft mij in paniek opgebeld dat ze was aangereden door een fietser. Ik ging met haar naar de dokterspost.
V: Wat is de reden dat ze jou belt?
A: Misschien had vriend geen tijd. Ik was in ieder geval bezorgd. Ze heeft mij bij de GGZ opgepikt en we zijn samen naar het ziekenhuis gegaan.
A: Zij is een kamer ingegaan en was alleen met een dokter. Als ik haar had mishandeld dan had ze het toen kunnen zeggen, maar ze deed het niet omdat ze bang was om haar baan te verliezen. Ze was bang dat wij herkend zouden worden als behandelaar en patiënt, daarnaast was dat ook wel een raar tijdstip in de avonduren. Ze zegt dat dit geweest zou zijn op 6 februari 2020. Waarom boekt ze dan op 14 februari 2020 een kamer voor ons in de Van der Valk in Zwolle. Het was Valentijnsdag. Ze heeft me opgepikt bij het station in Assen met haar auto en samen zijn we naar Van der Valk in Zwolle gereden. Ze had zelfs een spannend pakje voor mij gekocht en aangedaan. Ik moest zelfs wachten op het balkon terwijl zich aan het omkleden was. Toen ik binnenkwam had ze dat pakje aan en hadden we daarna seks.
V: Gaf [verdachte] jou ook geld?
A: Ja, dat gebeurde regelmatig. Ze deed dat om mij te paaien. Ze kwam regelmatig met geld dat ik dan van haar aan moest nemen. Misschien zag ze mij als een soort gigolo, ik heb het ook vaak niet aangenomen.
A: Ik heb haar nooit gedwongen om geld te geven. Ze heeft vaak boodschappen voor mij gedaan dat klopt. Ze kwam uit haarzelf voor boodschappen. Die kras op haar dashboard zat er al. Die had ze zelf gemaakt met haar ring als wij autoseks hadden.
A: lk wil aangifte doen van valsheid in geschrifte, smaad en laster (dat als eerste). En ik wil aangifte doen van geestelijk misbruik binnen de zorgrelatie en seksueel misbruik binnen de zorgrelatie, vanwege haar machtspositie, haar functie als mijn hoofdbehandelaar. Ik wil ook aangifte doen van het feit dat zij een seksuele relatie met mij is begonnen terwijl ik onder haar zorg viel. Ik doe dat niet uit wraak. Ik wil dat gewoon dat zij dit niet bij andere cliënten kan doen. Verder wil ik dat ze weet wat ze mij heeft aangedaan. Ik heb de dingen nooit goed kunnen doen. lk kon de relatie ook niet stoppen omdat ik veel van haar hield. Ik hield meer van haar dan van mijn eigen moeder. lk ben daar gekomen omdat ik wantrouwen had naar mensen. [verdachte] heeft me daarmee geholpen. Nu dit er achter weg komt heeft mij dat psychisch een klap gegeven. Zij heeft misbruikt gemaakt van haar kennis over mijn problematiek. Zij wist alles van mij.
A: [verdachte] heeft mij verteld dat ze eerder aangifte heeft gedaan tegen een patiënt. [verdachte] vertelde mij toen dat die patiënt er niet goed van af is gekomen. Zij heeft mij dit meerdere keren gezegd. Die patiënt is waarschijnlijk veroordeeld of berecht. Dit zou gaan om ene [naam 3] . Ze deed volgens mij aangifte van stalking. Hij werd niet geloofd, [verdachte] wel. Dat maakte dat ik voor mijzelf koos. Het kan zijn dat ze dit tegen mij zei om mij bang te maken of dat ze me daarmee chanteerde. Dat verhaal dat zij gedwongen geld moest halen is niet waar. Ze bood mij zelf aan om geld te gaan halen. Op mijn verjaardag heeft ze me ooit 200 euro willen geven. lk heb het geld weer in haar tas gestopt toen ze op het toilet zat. Ze ging weg en werd later boos dat ik het geld niet aangenomen had. Ze heeft dat geld een dag later alsnog aan mij gegeven.
V: Je zegt dat [verdachte] niet tegen afwijzing kon. Wat bedoel je?
A: Als ik geen seks met haar wilde, dan keek ze mij op een bepaalde manier aan. Psychisch. Niet goed. Ik ging mij door haar blik schuldig voelen en gaf haar dan wat ze wilde. Als ik niet deed wat ze wilde dan wilde ze weggaan. Ik heb ook vaak tegen haar gezegd dat het haar alleen maar om de seks ging. Ze zei dan dat ik haar daarmee kwetste en zei bijvoorbeeld: "Hoe kan je zo tegen me doen na alles wat ik voor je heb gedaan". Ze isoleerde mij ook. Ik had vriendschappelijke contacten met mensen. Als ik met hen wilde afspreken terwijl [verdachte] mij ook wilde zien dan zei ze tegen mij dat ik anderen verkoos boven haar terwijl zij zoveel voor me deed. Ik kon er geen eigen planning op na houden, want als [verdachte] het in haar hoofd had om mij te zien dan moest het ook gebeuren. Ze plaatste mij in een sociaal isolement.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, d.d. 14 december 2021, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Op de telefoon van [verdachte] ( [telefoonnummer] ) troffen wij ongeveer 5000 berichten aan die via WhatsApp waren verzonden tussen haar en [slachtoffer] ( [telefoonnummer] ). Naast berichten troffen wij ook geluidsbestanden aan. Een deel van deze geluidsbestanden waren al eerder door [verdachte] aangeleverd. Er werd van de berichten en geluidsbestanden een samenvatting gemaakt welke als bijlage bij dit proces-verbaal zal worden gevoegd.
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank als volgt. Vooropgesteld moet worden dat met de strafbaarstelling in artikel 249, tweede lid aanhef en onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht, van “degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd”, is beoogd ook strafrechtelijke bescherming te bieden tegen seksuele handelingen die (mede) op initiatief van het slachtoffer zijn gepleegd. Daarbij is uitgangspunt dat deze strafbaarstelling, gelet op de strekking daarvan, geldt voor alle gevallen waarin tussen de betrokkenen een hulpverlenings- of zorgrelatie bestaat. In een dergelijk geval is slechts dan geen sprake van 'ontucht plegen', wanneer die relatie bij de seksuele handelingen geen enkele rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest. Dit betekent dus dat het gelijktijdig bestaan van een zorgrelatie en een seksuele relatie niet onmiddellijk tot ‘ontucht plegen’ in de zin van artikel 249 Sr leidt, maar dat de afhankelijkheid binnen die zorgrelatie daadwerkelijk invloed moet hebben gehad op de seksuele relatie.
1
Wat betreft de vraag of de relatie tussen de verdachte en aangever valt onder het begrip
‘gezondheids- of maatschappelijke zorg’ als bedoeld in het hiervoor genoemde artikel, geldt gelet op de vaste rechtspraak dat sub 3° van dit artikel niet alleen van toepassing is indien sprake is van een formele behandelrelatie, maar ook indien in feitelijke zin sprake is van een relatie als bedoeld in deze wetsbepaling.
2
Naar het oordeel van de rechtbank was er gedurende de tenlastegelegde periode sprake van een hulpverlenings- of zorgrelatie tussen verdachte en aangever [slachtoffer] , nu laatstgenoemde op grond van een rechterlijke uitspraak in de FPK te Assen was opgenomen. Verdachte was destijds als regiebehandelaar eindverantwoordelijk voor het behandeltraject van [slachtoffer] . Zij keurde de verloven van [slachtoffer] , schreef risicotaxaties over hem en plande zijn behandelingen. Uit dien hoofde hadden zij dan ook regelmatig contact met elkaar. Ondanks de (seksuele) relatie tussen hen, bleef verdachte optreden als zorg- en hulpverlener van aangever. Verdachte had ook inzicht in zijn zorgdossiers, zij moest over hem rapporteren en overlegde met het multidisciplinair team en de reclassering over de voortgang van de behandeling van [slachtoffer] . In die zin was [slachtoffer] aan de zorg en hulp van de verdachte toevertrouwd.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen staat naar het oordeel van de rechtbank derhalve vast dat tussen verdachte en [slachtoffer] een relatie van zorg-/hulpverlener-patiënt bestond en dat op verschillende momenten gedurende die relatie seksuele handelingen tussen hen beiden hebben plaatsgevonden, zoals is tenlastegelegd. Dit wordt ook niet betwist door de verdediging.
De rechtbank ziet zich evenwel voor de vraag gesteld of daarmee in het onderhavige geval sprake is van ‘ontucht plegen’ door verdachte, in de zin van artikel 249, tweede lid, aanhef en onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht.
De seksuele handelingen hebben (in elk geval ook) gedurende de werktijden van verdachte plaatsgevonden, zowel binnen de FPK als daarbuiten. Verdachte en [slachtoffer] brachten bovendien de – door verdachte goedgekeurde – verloven samen door en verdachte besprak met [slachtoffer] , blijkens de chatberichten in het dossier, de verslagen die zij over hem schreef. Daarmee komt de behandel- of zorgrelatie tussen hen tot uitdrukking en kan worden gesteld dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en aangever ten tijde van het seksueel contact.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij vanaf de eerste kus aanvoelde dat zij fout bezig was met [slachtoffer] . Zij wist dat zij in de rol van zorg- en hulpverleenster een grens overschreed. Zij was zich er dus kennelijk ook van bewust dat onder de gegeven omstandigheden geen sprake kon zijn van een volledig gelijkwaardige relatie. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat onder de genoemde omstandigheden een zekere mate van afhankelijkheid een rol heeft gespeeld binnen deze relatie en bij het verrichten van de seksuele handelingen. Dat [slachtoffer] is meegegaan in de seksuele handelingen en daarin ook initiatief heeft getoond, doet niet af aan de afhankelijkheid van [slachtoffer] in zijn relatie tot de verdachte en het vertrouwen dat hij in haar als zijn regiebehandelaar had gesteld. Van een uitzondering als bedoeld in het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake.
In het onderhavige geval vloeiden de (seksuele) gedragingen van verdachte jegens aangever niet zozeer voort uit haar positie als zorg- en hulpverleenster, doch een en ander vond op zijn minst voor een deel plaats met wederzijds goedvinden terwijl verdachte de behandelaar van aangever was. Naar het oordeel van de rechtbank is het in deze context seksueel handelen van verdachte jegens aangever dan ook in strijd met de door haar te betrachten professionaliteit en daarmee ontuchtig in de betekenis van art. 249 lid 1 sub 3 Sr.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd, in de zin van voormeld wetsartikel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 maart 2020 in Nederland, terwijl zij als GZ-psycholoog werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, immers heeft zij, verdachte, meermalen:
  • die [slachtoffer] op de mond gekust, en
  • zich door die [slachtoffer] met zijn penis en vingers vaginaal en oraal laten penetreren, en
  • zich door die [slachtoffer] met zijn tong in/over/tussen haar, verdachtes, vagina en/of deschaamlippen laten likken, en
  • met de hand en/of vingers de penis van die [slachtoffer] betast.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Hij die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is een beroep gedaan op psychische overmacht als gevolg waarvan verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat [slachtoffer] verdachte manipuleerde, bedreigde en gewelddadig behandelde. Verdachte deed alles om hem te behagen en zij speelde dan ook haar verliefdheid. Dit deed zij uit angst voor de bedreigingen die [slachtoffer] naar haar, en haar naasten, uitte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte geen beroep op psychische overmacht toekomt, nu verdachte zichzelf aan de relatie heeft blootgesteld en deze relatie bovendien zelf in stand heeft gehouden.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De rechtbank acht op grond van de aangevoerde feiten en omstandigheden en hetgeen overigens uit het dossier is gebleken onvoldoende aannemelijk geworden dat gedurende de (seksuele) relatie tussen verdachte en [slachtoffer] sprake is geweest van een zodanige drang. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de chatberichten volgt dat verdachte vaak het initiatief nam tot de seksuele gedragingen. Zo regelde zij onderdak gedurende het verlof van [slachtoffer] en bracht dat vervolgens samen door, zij stelde voor om naar een hotel te gaan en op het moment dat [slachtoffer] de relatie wilde beëindigen probeerde verdachte hem op andere gedachten te brengen. Uit de veelheid van de seksuele contacten en het berichtenverkeer in de bewezenverklaarde periode is het voor de rechtbank daarmee juist aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van wederkerige seksuele intenties. Derhalve kan niet gezegd worden dat er sprake was van een louter van buiten komende drang waaraan verdachte weerstand kon noch behoefde te bieden. Dat van de zijde van aangever, zo volgt uit de chatberichten, van toenemende (verbale) agressie jegens verdachte sprake was, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan die ook dan voortgezette wederkerigheid en derhalve dat de drang niet (alleen) van buiten verdachte kwam.
Van verdachte mocht bovendien verwacht worden dat zij weerstand zou bieden aan de seksuele verlangens en bedreigingen van aangever, temeer nu op haar, vanwege haar opleiding, functie en kennis van het dossier van [slachtoffer] , een zwaardere verantwoordelijkheid rustte.
Het verweer wordt gelet op het voorgaande dan ook verworpen.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie een bijkomende straf als bedoeld in art. 251 lid 2 Sr, voor de duur van 3 jaren, gevorderd
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, anders dan dat hij van mening is dat het opleggen van een bijkomende straf als door de officier van justitie gevorderd, in het onderhavige geval niets toevoegt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 14 juli 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft de indruk gekregen, dat verdachte zich er genoegzaam van bewust is dat zij op een onprofessionele wijze met haar gevoelens jegens [slachtoffer] is omgegaan en dat zij inziet, dat zij als zorg- en hulpverleenster fout heeft gehandeld.
De rechtbank heeft waargenomen dat deze strafzaak en de reeks van gedragingen die daartoe aanleiding hebben gegeven, een enorme impact op verdachte heeft gehad en nog steeds heeft. Zij is in behandeling gegaan bij een psycholoog. De zaak is publiciteitsgevoelig gebleken en als gevolg van haar handelen is er thans een tuchtzaak tegen haar aanhangig. Mede gelet op het inzicht dat haar gedragingen jegens aangever zeer onprofessioneel zijn geweest, welk inzicht verdachte ter zitting ook heeft uitgedragen, acht de rechtbank de recidivekans dan ook zeer laag tot nihil.
Verdachte heeft in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 maart 2020 in de FPK te Assen als GZ-psycholoog en regiebehandelaar meermalen ontucht gepleegd met [slachtoffer] die als TBS gestelde aan verdachtes hulp en zorg was toevertrouwd. De rechtbank rekent verdachte de feiten zwaar aan, te meer omdat [slachtoffer] als TBS-gestelde in die kliniek in een sterke
afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van verdachte verkeerde en hij nu juist in die situatie bescherming verdiende tegen seksuele handelingen gepleegd door in die kliniek werkzame hulp- en zorgverleners, waaronder verdachte. De kern van het strafwaardige en verwijtbare gedrag van verdachte bestaat dan ook uit het schenden van een wezenlijk professionele norm in de gezondheidszorg. Op grond van het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Gelet echter op het tijdsverloop tot aan de terechtzitting en op de omstandigheid dat verdachte blijkens het haar betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 juli 2022 niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en daarnaast op de omstandigheid dat de bewezenverklaarde gedragingen een buitengemeen grote impact op haar hebben gehad en nog steeds hebben, acht de rechtbank een kortere duur van de werkstraf dan door de officier gevorderd passend en geboden.
In artikel 251 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat als de schuldige aan onder meer het misdrijf van art. 249 lid 1 sub 3 Sr dat in de uitoefening van diens beroep begaat, hij van de uitoefening daarvan kan worden ontzet. De rechtbank stelt vast dat verdachte voormeld misdrijf in de uitoefening van haar beroep heeft begaan, doch ziet zij in hetgeen hiervoor is overwogen en daarnaast in het gegeven dat het medisch tuchtcollege de zaak op haar medisch-professionele merites zal beoordelen, geen aanleiding om naast de hoofdstraf, deze bijkomende straf aan verdachte op te leggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 249 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2022.
mr. Schuth en mr. Kroeze zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
HR 18 februari 1997, NJ 1997/485
HR 22 maart 2011, NJ 2011/143