ECLI:NL:RBNNE:2022:4370

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
18/234316-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in een zedenzaken met onvoldoende bewijs en betrouwbaarheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 6 februari 2020 in Hoogeveen, waarbij de verdachte de aangeefster zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een onderzoek ter terechtzitting op 7 november 2022, waarbij zowel de verdachte als de officier van justitie aanwezig waren. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. Th. Martens, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

De officier van justitie achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op de verklaring van de aangeefster, getuigenverklaringen, en forensisch bewijs. De verdediging daarentegen betoogde dat de verklaring van de aangeefster onbetrouwbaar was en onvoldoende werd ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank erkende dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, vooral wanneer de verklaringen van de aangeefster en de verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verklaring van de aangeefster op zichzelf betrouwbaar leek, er onvoldoende ondersteunend bewijs was om de tenlastelegging te staven. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig bewijs was dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen had gepleegd, en sprak de verdachte integraal vrij. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak om de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen te onderbouwen met ander bewijs.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/234316-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 november 22 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Th. Martens, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2020 te Hoogeveen, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
  • het met de penis binnendringen van de vagina van die [slachtoffer], en/of
  • het betasten/likken/zuigen van de borsten en/of de tepels van die [slachtoffer], en/of
  • het zoenen/zuigen op de mond en/of in de nek van die [slachtoffer],
en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, (een of meermalen) opzettelijk (en met kracht)
  • die [slachtoffer] tegen de muur heeft geduwd, en/of
  • die [slachtoffer] heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) op de grond heeft geduwd/getrapt, en/of
  • terwijl die [slachtoffer] met haar rug op de grond lag, op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of die[slachtoffer] heeft belet op te staan, en/of
  • die [slachtoffer] deels heeft ontkleed (door haar broek(spijp) uit te doen), en/of
  • aan haar haren heeft vastgepakt/getrokken, en/of- die [slachtoffer] meerdere zuigzoenen heeft gegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 6 februari 2020 te Hoogeveen, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
  • het betasten/likken/zuigen van de borsten en/of de tepels van die [slachtoffer], en/of
  • het zoenen/zuigen op de mond en/of in de nek van die [slachtoffer],
en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, (een of meermalen) opzettelijk (en met kracht)
  • die [slachtoffer] tegen de muur heeft geduwd, en/of
  • die [slachtoffer] heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) op de grond heeft geduwd/getrapt, en/ofterwijl die [slachtoffer] met haar rug op de grond lag, op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of die
[slachtoffer] heeft belet op te staan, en/of
- die [slachtoffer] deels heeft ontkleed (door haar broek(spijp) uit te doen), en/of- aan haar haren heeft vastgepakt/getrokken, en/of - die [slachtoffer] meerdere zuigzoenen heeft gegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de verklaring van aangeefster [slachtoffer], de verklaring van getuige [naam], het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2020, de foto’s van het letsel bij aangeefster, opgenomen op de pagina’s 148 t/m 150 en 221 t/m 228 van het dossier en de bevindingen van het NFI.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verklaring van [slachtoffer] is onbetrouwbaar en wordt bovendien op essentiële onderdelen onvoldoende ondersteund door andere, objectieve, bewijsmiddelen.
Oordeel van de rechtbank
Zedenzaken als de onderhavige zijn bewijstechnisch vaak lastige zaken. Dit komt omdat dit soort zaken zich geregeld kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen, namelijk het slachtoffer en de dader. Veelal staat de verklaring van het slachtoffer, die verklaart dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de seksuele handelingen, tegenover de verklaring van verdachte, die dit ontkent. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de
deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv leidt ertoe dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van de aangeefster [slachtoffer] en verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan voor zover het gaat om het ten laste gelegde – de rechter naast de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster dient te beoordelen of voor de beweringen van de aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de tenlastelegging moet – met andere woorden – niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaring van aangeefster volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig dient te zijn uit een andere bron.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaringen van aangeefster [slachtoffer], in tegenstelling tot hetgeen door de raadsman is bepleit, op zich zelf betrouwbaar acht. De rechtbank overweegt daartoe dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de aangifte van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. De verklaringen bevatten een gedetailleerde omschrijving van het gebeurde en wijken op wezenlijke onderdelen niet veel van elkaar af, hetgeen indicaties zijn voor de betrouwbaarheid van de aangifte.
Alhoewel de rechtbank niet twijfelt aan haar verklaring, wordt de verklaring van [slachtoffer] op essentiële onderdelen niet ondersteund door ander bewijs, hetgeen een bewezenverklaring van verkrachting, dan wel ontucht, in de weg staat. De foto’s van het letsel en daarnaast de uitslag van het DNA-onderzoek kunnen niet als ondersteunend bewijs worden gezien, temeer nu er geen DNA van verdachte is aangetroffen in de schaamstreek van [slachtoffer] maar enkel in de hals en op de borst. Van het letsel is niet vast te stellen wanneer en waardoor het is ontstaan en het is geen letsel dat specifiek (en/of alleen) bij een verkrachting past.
Het alternatieve scenario van verdachte komt er kort gezegd op neer dat zij hebben geknuffeld waarna zij elkaar over en weer zuigzoenen hebben gegeven. Volgens verdachte is het daar bij gebleven. Dit alternatieve scenario wordt niet uitgesloten door de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting. Evenmin kan geoordeeld worden dat het alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk is geworden, temeer nu er enkel DNA van verdachte is aangetroffen in de hals en op de borst van [slachtoffer].
De rechtbank is daarom van oordeel dat in het dossier onvoldoende steun, afkomstig uit een andere bron, is te vinden voor de verklaring van [slachtoffer], waardoor niet wordt voldaan aan het vereiste bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv. Er is aldus onvoldoende wettig bewijs dat verdachte de primair dan wel subsidiair tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2022.
mr. Schuth en mr. Kroeze zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.