ECLI:NL:RBNNE:2022:4369

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
18/304575-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een beginnend bestuurder voor verkeersdood onder invloed van alcohol en drugs

Op 21 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 27 november 2020 in Hoogeveen een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een fietser om het leven is gekomen. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een snelheid van 60 km/uur op de Lomanlaan, waar de maximumsnelheid 50 km/uur was. Hij verkeerde onder invloed van alcohol en THC (cannabis) en had niet voldoende aandacht voor het verkeer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 200 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte, die blijk gaf van spijt en verantwoordelijkheid nam voor zijn daden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/304575-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 november 2020 te Hoogeveen als verkeersdeelnemer, namelijk als
(beginnende) bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Lomanlaan, komende uit de richting van de Boekweitlaan en rijdende in de richting van de Alteveerstraat, nabij het kruispunt met de
Tichelwerkstraat en de Schoolstraat, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van een alcoholhoudende drank en/of van (een) stof(fen) welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden en/of hij, verdachte, verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en/of dat gevaar bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/of zijn aandacht niet steeds op de weg heeft gehad, met een snelheid van 60 km/uur, in elk geval een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur, althans met een gelet op de wegsituatie (te weten nabij een kruispunt) te hoge snelheid heeft gereden en/of (mede door die te hoge snelheid) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, die doende was het kruispunt met de Lomanlaan over te steken en/of zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast of geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of in botsing of aanrijding is gekomen met die overstekende fietser, waardoor een ander/die voornoemde fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, in die zin dat verdachte verkeerde onder zodanige invloed van een alcoholhoudende drank en/of één of meerdere stof(fen), te weten THC (cannabis), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 20 maart 2018 heeft plaatsgevonden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2020 te Hoogeveen als verkeersdeelnemer, namelijk als
(beginnende) bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zulks terwijl hij, verdachte toen daar verkeerde onder invloed van een alcoholhoudende drank en/of van (een) stof(fen), welke de rijvaardigheid nadelig kon(den) beïnvloeden, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Lomanlaan, komende uit de richting van de Boekweitlaan en rijdende in de richting van de
Alteveerstraat, nabij het kruispunt met de Tichelwerkstraat en de Schoolstraat, met een snelheid van 60 km/uur, in elk geval een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur, althans met een gelet op de wegsituatie (te weten nabij een kruispunt) te hoge snelheid heeft gereden en/of niet, althans niet voldoende/behoorlijk, bij voortduring, zijn, verdachte's, aandacht gericht heeft gehouden op het voor hem, verdachte, gelegen rijbaangedeelte van die weg, de Lomanlaan en/of (mede door die te hoge snelheid) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, die doende was het kruispunt met de Lomanlaan over te steken en/of zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast of geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of niet, althans niet behoorlijk, heeft uitgeweken, althans niet behoorlijk afstand heeft gehouden en/of niet, althans niet behoorlijk, het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, heeft afgeremd, in ieder geval geen voldoende maatregelen heeft genomen, teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met die overstekende fietser, waarna hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, in botsing/aanrijding is gekomen met die overstekende fietser, waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De hoge waardes in het bloed zijn beïnvloed door het gebruik van alcohol en cannabis van verdachte na het ongeval. Verdachte heeft verklaard dat hij twee of drie flesjes bier heeft gedronken en een joint heeft gerookt. Het ongeluk is rond 19:37 uur gebeurd. Verdachte heeft zich om 22:20 uur gemeld op het politiebureau en om 23:30 uur is er bloed van hem afgenomen. Niet is vast te stellen wat de waardes zijn geweest ten tijde van het ongeval en of dat van invloed is geweest op de rijvaardigheid van verdachte.
Verdachte heeft 60 km per uur gereden waar 50 km per uur was toegestaan. Dit is een relatief geringe snelheidsovertreding. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat een dermate geringe snelheidsovertreding op een voorrangsweg niet tot de conclusie kan leiden dat sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Uit het rapport van de VOA volgt bovendien dat verdachte eerder zijn rem en ontwijkactie had kunnen inzetten indien hij de fietser eerder had gezien. Daaruit maakt de raadsvrouw op dat de snelheid niet doorslaggevend is geweest. Dat verdachte de fietser niet heeft gezien kan worden verklaard door de inrichting van de weg. De Lomanlaan is een brede en goed verlichte weg, de zijstraten zijn dat niet. De baan van licht leidt naar een rotonde die meer opvalt dan de zijwegen en die dus meer de aandacht trekt. Het slachtoffer is vanuit een relatieve duisternis een voorrangsweg opgereden en verdachte heeft hem pas op de weg gezien waarna hij hem vol in de flank heeft geraakt terwijl hij nog een uitwijkpoging deed. Ook gelet op het voorgaande valt niet te zeggen of hij hem niet had geraakt indien hij langzamer had gereden.
De causaliteit tussen de handelingen en gedragingen van verdachte en het overlijden van het slachtoffer kan niet worden vastgesteld. De oorzaak is gelegen in de gedraging van de fietser die een voorrangsweg is overgestoken. Niet duidelijk is waarom hij de auto met zijn koplampen niet heeft gezien en geen voorrang heeft verleend.
Alle voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, zijn niet van dusdanig ernstige aard dat er sprake is geweest van zeer, althans aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid en/of onachtzaamheid en/of dat verdachte met aanmerkelijke verwaarlozing heeft gehandeld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik voorafgaand aan het ongeluk alcohol, namelijk 3 blikjes bier, heb gedronken en een joint heb gerookt. Vervolgens ben ik gaan rijden. Ik reed ongeveer 60 km/h op de Lomanlaan en keek af en toe opzij naar mijn bijrijder. Ik zag de fietser pas toen hij al op mijn rijbaan was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanrijding misdrijf van Politie NoordNederland d.d. 25 mei 2021, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier met nummer 2020329158 d.d. 25 mei 2021, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Locatie ongeval
Datum: 27 november 2020
Adres: Lomanlaan
Plaats: Hoogeveen
Op de kruising met
Adres: Tichelwerkstraat
Plaats: Hoogeveen
Maximumsnelheid: 50 km per uur
Betrokken partijen/objecten
Betrokken 1 (voertuig)
Voertuig Personenauto [kenteken] Volkswagen Golf 92 kw
Bestuurder [verdachte] , beginnend bestuurder
Betrokken 2 (voertuig)
Voertuig Fiets
[slachtoffer]
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van Politie Noord-Nederland d.d. 12 maart 2021, opgenomen op pagina 153 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Oorzaak, toedracht en gevolg
De bestuurder van de fiets, fietste vanaf de Tichelwerkstraat te Hoogeveen in de gemeente
Hoogeveen. Hij wilde het kruispunt met de Lomanlaan oversteken in de richting van de
Sloodstraat. De bestuurder van de personenauto reed op de Lomanlaan, komende uit de richting van de Boekweitlaan rijdende in de richting van de Alteveerstraat. De bestuurder van de personenauto reed hierbij over het kruispunt met de Tichelwerkstraat en de Sloodstraat. De fietser verleende de personenauto, welke op de voorrangsweg reed, geen voorrang, waardoor tussen beide voertuigen een aanrijding ontstond. De bestuurder van de personenauto had voldoende zicht op de
Tichelwerkstraat het desbetreffende kruispunt. Er zijn geen aanwijzingen dat een technisch gebrek of een omgevingsfactor de oorzaak kan of zal zijn geweest bij dit verkeersongeval.
Bepaling botspositie
Het verkeersongeval betrof een zogeheten kop/flank botsing. Hierbij botste de bestuurder van de personenauto met de voorzijde tegen de rechterzijde van de fietser. Een verkeersongeval gebeurt onder dynamische omstandigheden. Als een personenauto afremt veert de voorzijde van de personenauto naar beneden. Op de foto’s is te zien dat er geen hoogteverschil in de schades van de fiets en de personenauto zaten. Zie foto 36 in de fotobijlage. Hieruit maken wij op dat de bestuurder van de personenauto geen of nauwelijks een remactie ondernomen had voordat hij in botsing kwam met de fietser.
Lijkschouw
De schouw, op het lichaam van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], werd op
vrijdag 27 november 2020 omstreeks 23:25, in bijzijn van ons, verbalisanten, verricht door H. Snijders, forensisch arts te Drenthe. Bij de schouw bleek dat het slachtoffer als gevolg van het letsel, dat ontstaan was door het verkeersongeval, was overleden.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek vanbloed d.d. 27 november 2020, opgenomen op pagina 133 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Gegevens bloedgever: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998
SIN: TABDO222NL en TABDO223NL
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Maasstad Ziekenhuis te Rotterdam, kenmerk
923200791595 d.d. 10 december 2020 opgemaakt door dr. T.M. Bosch, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als ziekenhuisapotheker-klinisch farmacoloog, opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
SIN TABDO222NL: Bloed van [verdachte] Aangewezen stof: Alcohol.
Grenswaarde indien in combinatie gebruikt: 0.20 milligram per milliliter.
Eindresultaat in bloed: 0.55 milligram per milliliter.
Aangewezen stof: Cannabis.
Grenswaarde indien in combinatie gebruikt: 1.0 microgram per liter.
Eindresultaat in bloed: 8.7 microgram per liter.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) moet worden vastgesteld dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Ook dient te worden vastgesteld dat door dat ongeval een ander wordt gedood, zwaar lichamelijk letsel is toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Van schuld in de zin van het artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Niet in zijn algemeenheid is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar het komt daarbij aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
1Voorts dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Tot slot kan de schuld niet reeds uit de ernst van de gevolgen van met verkeersregels strijdig verkeersgedrag worden afgeleid.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 27 november 2020 als bestuurder van een personenauto op de Lomanlaan in Hoogeveen reed. Verdachte is frontaal in botsing gekomen met [slachtoffer] die op de fiets vanuit de Tichelwerkstraat de Lomanlaan overstak. Hij is aan de gevolgen van zijn letsel ter plaatse overleden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij voordat hij ging rijden drie blikjes bier had gedronken en een joint had gerookt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij 60 km/h reed en tijdens het autorijden in gesprek was met zijn bijrijder, naar wie hij ook af en toe keek.
De rechtbank constateert dat uit het dossier blijkt dat het latere slachtoffer een voorrangsweg naderde en aan verdachte in beginsel voorrang had moeten verlenen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, verdachte, ook al reed hij op een voorrangsweg, dusdanig had moeten rijden dat hij in staat was om in voldoende mate te kunnen anticiperen op eventueel van de ter plaatse geldende verkeersregels afwijkend verkeersgedrag van andere verkeersdeelnemers. Verdachte had alsdan het latere slachtoffer tijdig kunnen waarnemen. Het slachtoffer bevond zich namelijk in het directe zichtveld van verdachte. Van omstandigheden die van invloed kunnen zijn geweest op het ongeval voor wat betreft de wegsituatie is niet gebleken. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij afgeleid was door een gesprek met zijn bijrijder die muziek op YouTube uitzocht. Verdachte heeft verklaard dat hij meerdere keren opzij keek. Blijkens het onderzoek van de VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA) heeft verdachte geen of nauwelijks een remactie ondernomen voordat hij in botsing kwam met de fietser. Daar komt bij dat verdachte 60 km/h reed waar 50 km/h was toegestaan en dat niet is gebleken dat verdachte, terwijl hij een kruispunt naderde, zijn snelheid minderde. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor de weg en het verkeer rondom hem. Dat het slachtoffer voorrang had moeten geven aan de automobilist, doet naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af.
De rechtbank constateert voorts dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte ten tijde van de botsing, als beginnend bestuurder zijnde, onder invloed van alcohol en cannabis verkeerde. Uit bloedonderzoek is immers gebleken dat in het bloed van verdachte 8.7 microgram THC (cannabis) per liter bloed en 0.55 milligram ethanol (alcohol) per milliliter bloed is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard die dag voor het ongeval, vanaf circa 16.30 uur, 3 blikjes bier te hebben gedronken en een joint te hebben gerookt. De aangetroffen hoeveelheden THC en ethanol zijn (voor wat betreft de THC vele malen) hoger dan de toegestane grenswaarden voor combinatiegebruik van middelen. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het gebruik van alcohol en drugs het inschattings- en reactievermogen vermindert. Verdachte heeft verklaard dat hij nadat het ongeval had plaatsgevonden een ‘schrikborrel’ en ‘schrikjoint’ heeft gerookt, alvorens zijn bloed werd afgenomen. De rechtbank acht het onaannemelijk dat enkel het ‘schrikgebruik’ de hoge waarden verklaart. Verdachte heeft voor het ongeval een zodanige hoeveelheid alcohol genuttigd dat geconcludeerd moet worden dat hij ten tijde van het ongeval onder invloed daarvan verkeerde (mede gelet op het feit dat verdachte een beginnend bestuurder is, waarvoor scherpere normen voor alcoholgebruik in het verkeer gelden). Ook het feit dat verdachte heeft verklaard ruim twee uur voor het ongeval een ‘dikke joint’ te hebben gerookt, maakt dat hij ten tijde van het ongeval onder invloed van cannabis is geweest. Een en ander volgt ook uit de forensische bevindingen hieromtrent. De rechtbank acht het daarom wettig en overtuigend bewezen dat het alcohol- en drugsgebruik van verdachte voorafgaand aan het ongeval heeft bijgedragen aan het feit dat hij het slachtoffer niet heeft gezien en heeft aangereden.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, en is derhalve van oordeel dat het ongeval, en de dood van het slachtoffer als gevolg daarvan, aan verdachte zijn schuld te wijten is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 november 2020 te Hoogeveen als verkeersdeelnemer, namelijk als beginnende bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Lomanlaan, komende uit de richting van de Boekweitlaan en rijdende in de richting van de Alteveerstraat, nabij het kruispunt met de Tichelwerkstraat en de Schoolstraat, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, toen daar, terwijl hij onder invloed verkeerde van een alcoholhoudende drank en van een stof welke de rijvaardigheid nadelig konden beïnvloeden en hij zijn aandacht niet steeds op de weg heeft gehad, met een snelheid van 60 km/uur, in elk geval een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur en mede door die te hoge snelheid niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, die doende was het kruispunt met de Lomanlaan over te steken en zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast of geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en in botsing is gekomen met die overstekende fietser, waardoor die voornoemde fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, in die zin dat verdachte verkeerde onder zodanige invloed van een alcoholhoudende drank en stof, te weten THC (cannabis), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 20 maart 2018 heeft plaatsgevonden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primairovertreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclasseringsinstelling Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 2 mei 2022 en 22 augustus 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gereden.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door met de door hem bestuurde personenauto een overstekende fietser aan te rijden. Verdachte heeft gereden met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, had zijn aandacht niet volledig bij de verkeerssituatie en verkeerde onder invloed van alcohol en drugs. Ten gevolge van dit verkeersongeval is de fietser overleden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersovertreding in de zin van artikel 6 WVW. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte de dood van het slachtoffer niet heeft gewild. Het voorgaande neemt niet weg dat verdachte wel kan worden verweten dat hij niet continu zijn volledige aandacht bij het autorijden en op de situatie op de weg heeft gehouden en daardoor frontaal op de fietser is gebotst met alle gevolgen van dien. Bij de strafoplegging dient de rechtbank daarbij voor ogen te houden dat een aan verdachte op te leggen straf in verhouding dient te staan tot de mate van verwijtbaarheid van zijn verkeersgedrag en niet in overwegende mate mag worden ingegeven door de ernst van de gevolgen daarvan.
Ter terechtzitting heeft verdachte laten blijken dat hij zich verantwoordelijk voelt voor het verkeersongeval en er erg door geschrokken is. Voorts heeft verdachte contact gezocht met de nabestaanden van het slachtoffer. Deze omstandigheden dienen naar het oordeel van de rechtbank mee te wegen in de op te leggen straf.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 9 februari 2022 eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank tevens het reclasseringsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland van 2 mei 2022 in aanmerking genomen. De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden een verplichting tot ambulante behandeling, het meewerken aan schuldhulpverlenging en middelencontrole en een meldplicht bij de reclassering. Daarbij wordt opgemerkt dat verdachte reeds is begonnen met de behandeling en verdachte gemotiveerd is de behandeling voort te zetten.
Alles afwegende zal de rechtbank de officier van justitie volgen en een onvoorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen. De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op de ernst van het rijgedrag van verdachte en uit oogpunt van normhandhaving, tevens een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te volgen. Met de ontzegging wordt beoogd verdachte ervan te doordringen voortaan in het verkeer de vereiste voorzichtigheid en oplettendheid te betrachten. De rechtbank ziet in het tijdsverloop reden om van de eis van de officier van justitie af te wijken en een gedeelte van de ontzegging voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal ten aanzien van het onvoorwaardelijke deel rekening houden met aftrek ex artikel 179 lid 6 WVW.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering van Verslavingszorg NoordNederland te Hoogeveen, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Poli van Verslavingszorg NoordNederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, meewerkt aan het aflossen vanzijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om hetmiddelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2022.
mr. Schuth en mr. Kroeze zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.