[benadeelde partij] , opgemaakt op 6 september 2021, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
In het UMCG bleek dat ik door het ongeluk glas in beide ogen had. Aan mijn rechter oog ben ik toen zelfs geopereerd. Er zitten nog steeds hechtingen in het wit van mijn ogen. Mijn oog is nog steeds niet goed, ik kan nog niet goed zien en ik heb er ook veel pijn aan. Ik draag ook steeds een zonnebril om mijn ogen tegen het licht te beschermen. Via de laptop volgde ik online een opleiding. Daar moest ik na het ongeluk mee stoppen, het lukte me niet meer. De dokter zei ook tegen mij dat het niet goed voor mijn ogen was.
Bewijsoverwegingen rechtbank
Op 13 augustus 2021 heeft op de Rolderhoofdweg nabij Assen een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte is daarbij op de linker weghelft terecht gekomen en is vervolgens in botsing gekomen met zijn tegenligger. Zijn tegenligger heeft hierbij letsel opgelopen.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit geldt het volgende. Artikel 6 WVW vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het komt aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Er kan niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
Bovenstaande in aanmerking genomen overweegt de rechtbank als volgt. Uit het onderzoek van de politie, in het bijzonder de verkeersongevallenanalyse, volgt dat de snelheid waarmee verdachte reed fors hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur. De verdachte reed slingerend en begaf zich op enig moment op de verkeerde weghelft. Daarnaast volgt uit bloedonderzoek dat verdachte de auto bestuurd heeft met een hoeveelheid alcohol van minimaal 1,88 milligram per liter in zijn bloed. Deze hoeveelheid is bijna viermaal hoger dan wettelijk is toegestaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol leidt tot een negatieve beïnvloeding van de rijvaardigheid en het reactievermogen van een bestuurder.
Vaststaat dus dat verdachte fors alcohol heeft gebruikt, met aanzienlijk te hoge snelheid heeft gereden en op de verkeerde weghelft is beland. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval. De mate van schuld dient, gelet op de combinatie van gedragingen en verkeersovertredingen, te worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig.
Kwalificatie letsel
Door de botsing heeft [benadeelde partij] letsel opgelopen. De rechtbank moet beoordelen of dit letsel ook in juridische zin als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. Bij de beoordeling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel van belang.
Uit de verhoren van het slachtoffer en de medische documentatie kan worden afgeleid dat na het ongeval uit beide ogen van [benadeelde partij] glas moest worden verwijderd. Bij het rechteroog moest dit middels een operatie, slachtoffer heeft hiervoor een nacht in het ziekenhuis verbleven. [benadeelde partij] heeft diverse controles bij het UMCG moeten aflopen voor zijn ogen en zal voor de rest van zijn leven ook (laag frequent) onder controle moeten blijven staan. Verder blijkt uit de medische documentatie dat de gezichtssterkte van [benadeelde partij] meer dan normaal is.
Bovenstaande in acht genomen is de rechtbank met de raadsvrouw van verdachte van oordeel dat het letsel van [benadeelde partij] en het medisch ingrijpen niet dusdanig ernstig is dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht wel bewezen dat uit het letsel dat [benadeelde partij] is toegebracht tijdelijke ziekte dan wel verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, gelet op wat hij daarover zelf heeft verklaard.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in die zin dat verdachte door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt ten gevolge waarvan [benadeelde partij] zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijk verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, door zich zeer onvoorzichtig in het verkeer te gedragen.