ECLI:NL:RBNNE:2022:4351

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
18-137092-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke rijontzegging wegens verkeersongeval onder invloed van alcohol

Op 17 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 augustus 2021 te Assen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met een snelheid van 76 km/u op een weg waar een maximumsnelheid van 50 km/u gold. Tijdens het ongeval kwam hij op de verkeerde weghelft terecht en botste tegen een tegemoetkomend voertuig, waardoor de bestuurder van dat voertuig, [benadeelde partij], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank achtte het letsel van [benadeelde partij] niet als zwaar lichamelijk letsel, maar wel als letsel dat tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden met zich meebracht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende informatie was om de hoogte van de schade te beoordelen. De rechtbank heeft de artikelen 6 en 8 van de Wegenverkeerswet 1994 toegepast, evenals relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18-137092-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2021 te Assen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Rolderhoofdweg - op welke weg een maximum snelheid was ingesteld van 50 kilometer per uur - zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, althans een te hoge snelheid ter plaatse aan tehouden en/of
  • onvoldoende rechts te houden en/of
  • zodanig onder invloed te zijn van het gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehaltevan zijn bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,88 milligram, in elk geval hoger dan 0,50 milliliter alcohol per liter bloed bleek te zijn,
op een moment dat de bestuurder van een bedrijfsauto hem, verdachte, vanuit (gezien verdachtes rijrichting) tegemoetkomende richting dicht was genaderd, tengevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander (genaamd [benadeelde partij] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel (met levenslange controle bij oogheelkunde), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
waarbij verdachte
- onder invloed van alcohol, althans in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of de lid van de
Wegenverkeerswet 1994 verkeerde;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A: hij op of omstreeks 13 augustus 2021 te Assen, als bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,88 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
en/of
B: hij op of omstreeks 13 augustus 2021 te Assen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Rolderhoofdweg,
  • op welke weg een maximum snelheid was ingesteld van 50 kilometer per uur en toen
  • een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur, althans een te hoge snelheid ter plaatse heeftaangehouden en/of
  • onvoldoende rechts heeft gehouden, althans zijn voertuig niet voortdurend onder controle heeftgehouden,
op een moment dat de bestuurder van een bedrijfsauto hem, verdachte, vanuit (gezien verdachtes rijrichting) tegemoetkomende richting dicht was genaderd, tengevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en/of waarbij de bestuurder, te weten [benadeelde partij] , van die bedrijfsauto ernstig gewond is geraakt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het letsel en medisch ingrijpen niet dusdanig ernstig is dat kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast heeft de raadsvrouw gesteld dat ook geen sprake is geweest van een tijdelijke ziekte of verhindering als gevolg van het letsel. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde stelde de raadsvrouw dat het slachtoffer niet ernstig gewond is geraakt waardoor dat gedeelte uit de tenlastelegging dient te worden weggestreept.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 3 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 12 augustus 2021 heb ik in de avond veel gedronken. Blijkbaar ben ik die nacht in de auto gestapt.
Ik herinner mij dat ik natte voeten had en uit mijn auto ben getild, een Peugeot 307 met kenteken [kentekennummer 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, nummer
13.08.2021.1.30.5016, van 9 maart 2022, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021219243 van 1 april 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben nader onderzoek ingesteld naar het verkeersongeval. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1: Peugeot 307, kenteken [kentekennummer 1] .
Voertuig 2: Peugeot Bipper, kenteken [kentekennummer 2] .
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 km/h.
De uitloopsnelheid van de Peugeot 307 is volgens de berekening aan de hand van de aangetroffen sporen 76 km/h.
De bestuurder van voertuig 1 reed daarmee over de Rolderhoofdweg komende uit de richting van Rolde en gaande in de richting van Assen. De bestuurder reed daar met een snelheid welke vrijwel zeker boven de ter plaatse toegestane maximum snelheid lag. Uit onderzoek van de collega's van de basis politie zorg bleek dat de bestuurder onder invloed was van alcohol. De bestuurder van voertuig 1 raakte op enig moment door onbekend gebleven oorzaak met zijn voertuig op de rijstrook bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer. De linker voorzijde van zijn voertuig kwam daar in botsing met de linkerzijde van voertuig 2 welke hem, over diezelfde weg, tegemoet reed.
Het bestuurdersportier van voertuig 2 werd door de brandweer uit het voertuig geknipt om de bestuurder uit het voertuig te kunnen bevrijden. Dit portier werd aangetroffen achter het voertuig in de berm. Wij zagen dat de ruit van dit portier verbrijzeld was. Wij troffen een gedeelte van deze ruit aan op de zitting van de bestuurdersstoel. Tevens werd een deel van deze ruit aangetroffen op het wegdek in de omgeving van de botsplaats. De bestuurder van voertuig 2 liep letsel op als gevolg van glas in zijn ogen. Het is waarschijnlijk dat het glas, dat hem verwondde, uit de portierruit van zijn voertuig afkomstig was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van slachtoffer
[benadeelde partij] , opgemaakt op 14 augustus 2021, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Op 13 augustus 2021, omstreeks 01.00 uur, reed ik vanuit Assen richting Rolde. Ik reed in de auto van een vriend van mij, een Peugeot busje. Ik was net over een rotonde gereden en reed nu op een recht stuk weg. Ik weet dat je daar niet harder dan 50 km/h mag rijden. Ik reed zelf met een snelheid van 40 à 50 km/h. Ik kwam bij een flauwe bocht naar rechts, dat was een lange bocht. Ik zag dat een bestuurder van een auto op mij afreed en op mijn weghelft terecht kwam. Hij kwam dus voor hem gezien op de linker weghelft terecht. Ik ging toen een klein beetje naar de berm toe om uit te wijken. Die bestuurder die mij tegemoet kwam, reed ook steeds meer richting de berm waar ik naar toe stuurde. Ik kon toen eigenlijk niet verder uitwijken en hij reed mij toen aan. Mijn auto werd aan de linkerkant geraakt door die auto.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 augustus2021, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik hoorde een auto aan komen rijden. Die auto kwam vanuit de richting Rolde en reed richting Assen. Ik hoorde dat de banden gierden van de auto, zeg maar piepende banden, dus dat deed me vermoeden dat de auto hard reed door de bocht. Ik schat in dat die auto wel 100 à 120 kilometer per uur reed. Verder zag ik dat de auto een beetje midden op de rijbaan reed en een beetje wild reed. Soms op de eigen helft en soms weer op het midden. De auto waar ik over spreek, is de auto die verderop in de sloot terecht is gekomen.
5. Een schriftelijk stuk, zijnde een rapport alcohol en drugs in het verkeer van 30 augustus 2021,opgesteld en ondertekend door dr. T.M. Bosch, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Bloedgever: [verdachte]
SIN nummer: TABV5338NL
Tabel: Resultaat
Aangewezen
stof
Meetbare stof
Grenswaarde indien enkelvoudig gebruikt
Grenswaarde indien in combinatie gebruikt
Eindresultaat in bloed
TABV5338NL
Rapportage eenheid
Alcohol
Ethanol
0,50 of 0,20
0,20
1,88
milligram per
milliliter
6. Een schriftelijk stuk, zijnde medische informatie met beschrijving van het letsel van
20 oktober 2021, opgesteld door dr. R.P.H.M. Müskens, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Uitwendig waargenomen letsel
12-08-2021 auto-ongeluk waarbij oa glassplinters ODS. OD op 11 gedekte laceratie op 11u naar centraal, op 5u erosie. ODS meerdere conjunctivale erosies en glas; Glas werd in perifeer ziekenhuis verwijderd
13-08-2021 Sluiten perforatio bulbi OD (corneosclerale laceratie uit niveau)
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht
13-08-2021 (eerste bezoek en sluiten perforatio bulbi), 14-08-2021 (ontslag uit UMCG), 18-08-2021
(poliklinische controle), 25-08-2021 (poliklinische controle), 02-09-2021 (poliklinische controle), 09-092021 (poliklinische controle), 30-09-2021 (poliklinische controle).
Overige van belang zijnde informatie
Meest recente gezichtsscherpte OD 1.2 OS 1.2. Patiënt zal na een dergelijk trauma levenslang (meestal laagfrequent) onder controle blijven op een oogheelkundige polikliniek ter controle van oogdruk.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van slachtoffer
[benadeelde partij] , opgemaakt op 6 september 2021, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
In het UMCG bleek dat ik door het ongeluk glas in beide ogen had. Aan mijn rechter oog ben ik toen zelfs geopereerd. Er zitten nog steeds hechtingen in het wit van mijn ogen. Mijn oog is nog steeds niet goed, ik kan nog niet goed zien en ik heb er ook veel pijn aan. Ik draag ook steeds een zonnebril om mijn ogen tegen het licht te beschermen. Via de laptop volgde ik online een opleiding. Daar moest ik na het ongeluk mee stoppen, het lukte me niet meer. De dokter zei ook tegen mij dat het niet goed voor mijn ogen was.
Bewijsoverwegingen rechtbank
Op 13 augustus 2021 heeft op de Rolderhoofdweg nabij Assen een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte is daarbij op de linker weghelft terecht gekomen en is vervolgens in botsing gekomen met zijn tegenligger. Zijn tegenligger heeft hierbij letsel opgelopen.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit geldt het volgende. Artikel 6 WVW vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het komt aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Er kan niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
Bovenstaande in aanmerking genomen overweegt de rechtbank als volgt. Uit het onderzoek van de politie, in het bijzonder de verkeersongevallenanalyse, volgt dat de snelheid waarmee verdachte reed fors hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur. De verdachte reed slingerend en begaf zich op enig moment op de verkeerde weghelft. Daarnaast volgt uit bloedonderzoek dat verdachte de auto bestuurd heeft met een hoeveelheid alcohol van minimaal 1,88 milligram per liter in zijn bloed. Deze hoeveelheid is bijna viermaal hoger dan wettelijk is toegestaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol leidt tot een negatieve beïnvloeding van de rijvaardigheid en het reactievermogen van een bestuurder.
Vaststaat dus dat verdachte fors alcohol heeft gebruikt, met aanzienlijk te hoge snelheid heeft gereden en op de verkeerde weghelft is beland. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval. De mate van schuld dient, gelet op de combinatie van gedragingen en verkeersovertredingen, te worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig.
Kwalificatie letsel
Door de botsing heeft [benadeelde partij] letsel opgelopen. De rechtbank moet beoordelen of dit letsel ook in juridische zin als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. Bij de beoordeling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel van belang.
Uit de verhoren van het slachtoffer en de medische documentatie kan worden afgeleid dat na het ongeval uit beide ogen van [benadeelde partij] glas moest worden verwijderd. Bij het rechteroog moest dit middels een operatie, slachtoffer heeft hiervoor een nacht in het ziekenhuis verbleven. [benadeelde partij] heeft diverse controles bij het UMCG moeten aflopen voor zijn ogen en zal voor de rest van zijn leven ook (laag frequent) onder controle moeten blijven staan. Verder blijkt uit de medische documentatie dat de gezichtssterkte van [benadeelde partij] meer dan normaal is.
Bovenstaande in acht genomen is de rechtbank met de raadsvrouw van verdachte van oordeel dat het letsel van [benadeelde partij] en het medisch ingrijpen niet dusdanig ernstig is dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht wel bewezen dat uit het letsel dat [benadeelde partij] is toegebracht tijdelijke ziekte dan wel verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, gelet op wat hij daarover zelf heeft verklaard.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in die zin dat verdachte door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt ten gevolge waarvan [benadeelde partij] zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijk verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, door zich zeer onvoorzichtig in het verkeer te gedragen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 augustus 2021 te Assen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Rolderhoofdweg - op welke weg een maximum snelheid was ingesteld van 50 kilometer per uur - zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig,
  • een snelheid van ongeveer 76 kilometer per uur aan te houden en
  • onvoldoende rechts te houden en
  • zodanig onder invloed te zijn van het gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehaltevan zijn bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,88 milligram, in elk geval hoger dan 0,50 milliliter alcohol per liter bloed bleek te zijn,
op een moment dat de bestuurder van een bedrijfsauto hem, verdachte, vanuit (gezien verdachtes rijrichting) tegemoetkomende richting dicht was genaderd, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor een ander (genaamd [benadeelde partij] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
waarbij verdachte in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 verkeerde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

(
primair) overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte spijt heeft betuigd en verder geen justitiële documentatie heeft. De raadsvrouw verzoekt om de gevorderde straf te matigen vanwege het tijdsverloop en de onzekerheid waarin verdachte verkeert. De raadsvrouw verzoekt verder om te volstaan met een voorwaardelijke rijontzegging omdat verdachte afhankelijk is van eigen vervoer voor zijn werk.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, door zeer onvoorzichtig rijgedrag, schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersmisdrijf. Verdachte heeft een ongeval veroorzaakt waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte was ten tijde van het veroorzaken van het ongeluk sterk onder invloed van alcohol en hij overschreed daarnaast de ter plekke toegestane maximumsnelheid fors. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Het verkeersgedrag van verdachte heeft niet alleen directe gevolgen gehad voor het slachtoffer, maar ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van verdachte ernstig in gevaar gebracht.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten en neemt dit in strafverminderende zin mee. Daarnaast blijkt uit het dossier en ook uit de gedragingen van verdachte op zitting dat hij berouw heeft over hetgeen is gebeurd. De rechtbank heeft in haar oordeel ook de impact van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor verdachte meegewogen.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van het type straf en de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of, en zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik.
Uit deze oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS volgt als straf in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een ontzegging voor de rijbevoegdheid van twee jaren.
Gelet op de hierboven geschetste omstandigheden over de persoon van verdachte ziet de rechtbank echter aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van deze oriëntatiepunten. Zo ziet de rechtbank geen aanleiding voor een (voorwaardelijke) gevangenisstraf en zal de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid in voorwaardelijke vorm opleggen, nu verdachte voor zijn werkzaamheden afhankelijk is van zijn rijbewijs. Alles overwegende acht de rechtbank daarom een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 50.400,- ter vergoeding van materiële schade en € 75.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de niet-ontvankelijkheidverklaring gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, nu de vordering laat is ingediend waardoor er onvoldoende tijd is om hier goed naar te kijken. Dit zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Daarnaast is de post immateriële schade onvoldoende onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht het feit dat de vordering laat is ingediend een onevenredige belasting van het strafproces. Daarnaast stelt de raadsvrouw dat de vordering tot immateriële schade buitenproportioneel is in hoogte en dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. De raadsvrouw is van mening dat op deze gronden de vordering dient te worden afgewezen of niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2022.
Mr. J. Duiven is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.