ECLI:NL:RBNNE:2022:4338

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
18/049751-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op minderjarige zoon met mes

Op 22 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn 15 maanden oude zoon. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en TBS met voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat voorbedachte raad niet bewezen was, maar dat de poging tot doodslag wel wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte heeft op 27 februari 2022 in Drouwen zijn zoon met een mes in de borst gestoken, terwijl het kind op zijn schoot zat. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel van de zoon potentieel dodelijk was, maar dat hij het steekincident heeft overleefd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een autisme spectrumstoornis en narcistische persoonlijkheidskenmerken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met de maatregel van TBS met voorwaarden, om de kans op herhaling te verkleinen. De rechtbank heeft ook een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, en de teruggave van in beslag genomen goederen gelast. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/049751-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juni 2022, 31 augustus 2022 en 8 november 2022 (inhoudelijke behandeling).
Verdachte is ter terechtzitting van 8 november 2022 verschenen, bijgestaan door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Drouwen, gemeente Borger-Odoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn kind, [slachtoffer] , opzettelijk en
(met voorbedachten rade) van het leven te beroven,
die [slachtoffer] (meermalen) met een mes in zijn borst, althans in zijn lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de ten laste gelegde poging tot moord en geconcludeerd tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte van poging tot moord dient te worden vrijgesproken en dat een bewezenverklaring kan volgen van poging tot doodslag. Zij heeft aangevoerd dat dit middels één messteek is gebeurd, zodat het bestanddeel ‘meermaals’ dient te worden doorgestreept.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (poging tot doodslag) wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlage) d.d.
28 februari 2022, opgenomen op pagina 63 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R022025 d.d. 29 juli 2022, inhoudend de verklaring van [naam] ;
3. een geneeskundige verklaring (letselrapportage), op 1 maart 2022 opgemaakt en ondertekend door drs. S. Brouwer, forensisch arts GGD Groningen, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend zijn/haar geneeskundige verklaring.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van poging tot moord of poging tot doodslag, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van de verklaring van verdachte, de overige inhoud van het strafdossier en de hierna nog te noemen psychiatrische en psychologische rapportage Pro Justitia, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en dat van voorbedachte raad geen sprake is geweest. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot moord.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht voorts, gelet op de verklaring van verdachte en het geconstateerde letsel zoals vermeld in de geneeskundige verklaring, het ‘meermaals’ steken met een mes niet bewezen en zal verdachte van dit bestanddeel vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 februari 2022 te Drouwen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn kind, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in zijn borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische rapportage d.d. 7 oktober 2022, opgemaakt door psychiater D.T. van der Werf, en de psychologische rapportage d.d. 3 september 2022, opgemaakt door psycholoog J. Hamel.
De in deze rapportages vermelde conclusie luidt dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrumstoornis, alsmede van stoornissen in gebruik van cannabis en alcohol, thans in remissie.
De psychiater concludeert daarnaast dat bij verdachte sprake is van pregnante narcistische persoonlijkheidskenmerken en een ongespecificeerde stress-gerelateerde stoornis.
De psycholoog concludeert dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
Beide gedragsdeskundigen concluderen dat de gedragingen van verdachte ten tijde van het feit door de stoornissen werden beïnvloed. Dit leidt tot het advies om dit feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met bovengenoemde conclusie ten aanzien van de toerekenbaarheid verenigen, maakt deze tot de hare en concludeert dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Verdachte is daarmee strafbaar, nu er geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft voorts oplegging gevorderd van de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het onwenselijk is dat aan verdachte een langdurige gevangenisstraf zal worden opgelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het van groot belang is dat verdachte zo snel mogelijk zal worden behandeld en met dat doel in een daartoe geschikte kliniek zal worden geplaatst. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte zich volledig kan vinden in het maatregelrapport van de reclassering met daarin het positieve advies over TBS met voorwaarden. Voorts kan verdachte zich volledig vinden in de in het maatregelrapport geformuleerde bijzondere voorwaarden, te verbinden aan die TBS. Ook verzet verdachte zich niet tegen oplegging van een GVM.
Oordeel van de rechtbank
Motivering van straf en maatregel
Bij de bepaling van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn zoon [slachtoffer] van destijds 15 maanden oud. Verdachte heeft zijn zoon, terwijl deze vol vertrouwen op zijn schoot zat, opzettelijk met een groot vleesmes in de borst gestoken. Dit is een zeer ernstig feit. Het jonge kind was weerloos en bovendien volledig afhankelijk van verdachte, die op dat moment de zorg voor hem had. Als gevolg van het steken met het mes is [slachtoffer] zeer ernstig gewond geraakt. Het letsel was potentieel dodelijk. Het mag ronduit een wonder heten dat [slachtoffer] het steekincident heeft overleefd.
[slachtoffer] lijkt, op dit moment, goeddeels van het ernstige letsel te zijn hersteld. Evenwel kunnen schadelijke gevolgen van een dergelijk incident op de lange(re) termijn niet worden uitgesloten.
Het steekincident heeft zich afgespeeld op een publieke plaats, te weten op de parkeerplaats bij het
Boomkroonpad in Drouwen. Op het moment dat het incident plaatshad, waren de moeder en opa van [slachtoffer] net op die plek aangekomen. Het behoeft geen betoog dat het handelen van verdachte voor de moeder en opa van [slachtoffer] uiterst schokkend is geweest.
In de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring weerklinkt het grote verdriet dat de afschuwelijke daad van verdachte bij moeder en de overige naasten heeft teweeggebracht. Uit die verklaring blijkt dat moeder als gevolg van het incident een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) heeft ontwikkeld.
Ook andere personen die die ochtend op de parkeerplaats bij het Boomkroonpad aanwezig waren, veelal omdat zij een wandeling wilden gaan maken, zijn geconfronteerd met het handelen van verdachte. Het is niet ondenkbaar dat ook voor een aantal van deze personen, zoals voor de vrouw die [slachtoffer] eerste hulp heeft verleend, de gebeurtenis traumatisch is geweest.
Bovendien roept een misdrijf als dit ook in de samenleving gevoelens van afschuw en onveiligheid op.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Oplegging van straf en maatregel
Ten aanzien van de op te leggen straf en maatregel merken de gedragsdeskundigen in hun rapportages onder meer het volgende op.
Zoals hiervoor reeds vermeld, bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een autisme spectrum stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Op grond hiervan is geconcludeerd dat het feit in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
Gelet op de problematiek van verdachte zien de gedragsdeskundigen de grootste risico’s op herhaling in het gebrekkige probleembesef en probleeminzicht van verdachte, zijn gebrekkige coping vaardigheden ten aanzien van stress in het algemeen en intieme relaties in het bijzonder, zijn verslavingsgevoeligheid en zijn gemakkelijk opkomende vijandigheid. Om de kans op recidive te verminderen is volgens de gedragsdeskundigen een langdurige behandeling noodzakelijk. Gezien de aard en de ernst van de pathologie wordt een klinische behandeling in een FPK met expertise op het gebied van ASS (autisme spectrum stoornis) geadviseerd. Een dergelijke behandeling kan volgens de gedragsdeskundigen het beste gewaarborgd worden binnen een TBS-maatregel, waarbij een TBS met voorwaarden toereikend lijkt te zijn. Gelet op de verwachting dat verdachte, na zijn resocialisatie, in de maatschappij nog geruime tijd op een vorm van begeleiding aangewezen zal zijn, wordt tevens geadviseerd om naast de TBS-maatregel een GVM op te leggen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de adviezen van Reclassering Nederland d.d.
7 oktober 2022 en 2 november 2022. De reclassering sluit zich aan bij de conclusies van de psychiater en de psycholoog en onderschrijft de behandelnoodzaak. Vanwege de ernst van de problematiek van verdachte, het aanwezige recidiverisico en onvoldoende resultaten vanuit eerdere hulpverleningstrajecten (verdachte is sterk zelfbepalend en behandelingen waren nooit van lange duur), acht de reclassering een dwingend kader als TBS met voorwaarden noodzakelijk, zodat verdachte niet onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Verdachte herkent zich in de problematiek zoals door de Pro Justitia rapporteurs is beschreven en is gemotiveerd voor behandeling. Wel schat de reclassering in dat het behandeltraject niet zonder slag of stoot zal verlopen, vanwege de sterke overtuigingen van verdachte, zijn zelfbepalendheid en het (moeizame) verloop van zijn contact met de gezinsvoogd.
De reclassering adviseert oplegging van een TBS met voorwaarden. Daarbij zijn de volgende voorwaarden geadviseerd: geen strafbare feiten plegen, meewerken aan reclasserings-toezicht, meewerken aan een time-out, niet naar het buitenland gaan, opname in een zorginstelling met aansluitend ambulante behandeling, aansluitend begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een middelenverbod met middelencontroles, een contactverbod met [slachtoffer] en diens moeder, melden van het aangaan van een intieme relatie en meewerken aan systeemtherapie en dagbesteding. De reclassering heeft geadviseerd in aanvulling op de TBS-maatregel een GVM-maatregel op te leggen.
Gevangenisstraf
Gelet op hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank allereerst dat naar haar oordeel het bewezenverklaarde feit te ernstig is om te volstaan met een andere of mildere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende, waaronder ook de hiervoor al vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, is de rechtbank, in samenhang met de hiervoor weergegeven strafmotivering, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, passend is en dat oplegging daarvan is geboden. Daarbij heeft de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 38, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hiervan worden afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
TBS met voorwaarden
De rechtbank zal voorts aan verdachte de maatregel van TBS opleggen.
De rechtbank stelt daartoe allereerst vast dat het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Blijkens de hiervoor al vermelde psychiatrische en psychologische rapportages bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een autisme spectrum stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De deskundigen concluderen dan ook in hun rapportages - zoals hiervoor reeds vermeld - dat het feit in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
Daarnaast is er - naar het oordeel van de rechtbank - sprake van een recidiverisico, zodat de veiligheid van anderen in het geding is. De rechtbank ontleent de inschatting van dat risico aan de inhoud van de Pro Justitia rapportages.
Gelet op de stoornissen, het aanwezige recidivegevaar, de ernst van het door verdachte gepleegde feit en het feit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van TBS noodzakelijk maken en dat niet kan worden volstaan met oplegging van alleen een gevangenisstraf.
Uit de Pro Justitia rapportages blijkt voorts dat de gedragsdeskundigen een TBS met voorwaarden het meest passende en kansrijke kader achten. Ook de reclassering adviseert TBS met voorwaarden op te leggen, zoals hiervoor vermeld.
De rechtbank neemt de adviezen van de gedragsdeskundigen en van de reclassering over en maakt de inhoud daarvan tot haar oordeel. De rechtbank is met de gedragsdeskundigen en de reclassering van oordeel dat aan verdachte een TBS met voorwaarden kan worden opgelegd. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de omstandigheden dat verdachte heeft aangegeven bereid te zijn zich aan de voorwaarden te houden en open te staan voor behandeling, wat ook blijkt uit de rapportages.
De rechtbank zal daarom beslissen tot oplegging van een TBS met voorwaarden en daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen de voorwaarden stellen die door de reclassering zijn geadviseerd en hieronder in het dictum worden weergegeven.
Daarnaast zal de rechtbank bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt hierbij dat er sprake is van een recidiverisico en dat het vanwege de ernst van de stoornissen en de noodzakelijke vloeiende overgang tussen de beëindiging van gevangenisstraf en de TBS met voorwaarden, nodig is dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De TBS is daarom, in het geval de TBS met voorwaarden in de toekomst wordt omgezet naar een TBS met verpleging van overheidswege, niet beperkt tot de duur van vier jaren.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling matig verhoogd is. Bij verdachte is sprake van persoonlijkheidsproblematiek op grond waarvan langdurig toezicht is vereist om het recidiverisico te kunnen indammen.
Mede gelet op de inschatting van de gedragsdeskundigen en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de TBSmaatregel, langdurig onder toezicht te stellen, noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank constateert verder dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan.
De rechtbank zal daarom, in navolging van het advies van de reclassering en gelet op de hiervoor aangehaalde rapportages, aan verdachte tevens een GVM als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GVM-maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het openbaar ministerie bij beëindiging van de TBS-maatregel en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat alle op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen, zoals hieronder in het dictum weergegeven, moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[naam] , tot een bedrag van € 17.500,00 ter zake van shockschade, vermeerderd met wettelijkerente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger [naam] ), tot een bedrag van € 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel voor toewijzing vatbaar zijn, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij[naam] een onevenredige belasting van het strafgeding is. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering te matigen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er bij shockschade sprake moet zijn van schade die volgt uit directe confrontatie met (de ernstige gevolgen van) de onrechtmatige daad. De raadsvrouw is van mening dat uit de vordering niet duidelijk blijkt welke schade betrekking heeft op de shockschade.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer] een onevenredige belasting van het strafgeding is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de hoogte van de immateriële schade momenteel nog niet goed is vast te stellen, omdat de toekomst zal moeten uitwijzen of er sprake is van psychische schade en de ernst daarvan. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de vordering wel kan worden toegewezen, dan verzoekt de raadsvrouw de vordering te matigen.
Ten aanzien van de beide vorderingen benadeelde partij heeft de raadsvrouw met betrekking tot de schadevergoedingsmaatregel aangevoerd dat het er niet naar uit ziet dat verdachte op de korte dan wel lange termijn dusdanige inkomsten zal genereren dat hij de gevorderde bedragen aan schadevergoeding kan betalen. Gezien het lange behandeltraject dat verdachte staat te wachten, de onwenselijkheid van doorkruising hiervan door een eventuele gijzeling en de grote kans op betalingsonmogelijkheid, verzoekt de raadsvrouw om geen gijzeling op te leggen dan wel de gijzeling te bepalen op één dag.
Oordeel van de rechtbank

1.De vordering van [naam]

Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (1) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (2) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden/hebben en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. (Vgl. HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958.)
Gedeeltelijke toewijzing shockschade
De benadeelde partij heeft in het voegingsformulier en de bijlagen daarbij de vordering tot vergoeding van shockschade onderbouwd. Ook is de vordering ter terechtzitting nader toegelicht. De verdediging heeft de hoogte van de vordering betwist en (subsidiair) verzocht deze te matigen.
De rechtbank stelt vast dat de bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok is teweeggebracht door de confrontatie met de directe gevolgen van het tenlastegelegde.
Uit de onderbouwing van haar vordering blijkt dat de aanblik van haar zoon [slachtoffer] met een hevig bloedend gat in zijn borst en zijn gevecht voor zijn leven haar hevig hebben geschokt. Dat heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten PTSS.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
Gelet op het ontbreken van jurisprudentie omtrent shockschade in soortgelijke zaken, heeft de benadeelde partij voor het bepalen van de hoogte van de vordering aansluiting gezocht bij de in artikel 1, eerste lid, van het Besluit vergoeding affectieschade genoemde bedragen bij ernstig en blijvend letsel door een misdrijf. De rechtbank overweegt dat er sprake is van ernstig letsel. Nu niet is gebleken dat er sprake is van blijvend letsel, ziet de rechtbank aanleiding om de vordering enigszins te matigen.
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, op grond van billijkheid het bedrag voor de schade vast op € 10.000,00.
Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2022. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om geen gijzeling op te leggen dan wel de gijzeling te bepalen op één dag, zoals verzocht door de raadsvrouw.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

2.De vordering van [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger [naam] )

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De verdediging heeft de hoogte van de vordering betwist en (subsidiair) verzocht deze te matigen. De rechtbank overweegt dat er sprake is van fysiek letsel.
De toekomst zal echter moeten uitwijzen of er sprake zal zijn van psychische schade en de ernst daarvan. De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, het bedrag voor de thans geleden immateriële schade op grond van billijkheid vast op € 10.000,00. Nu er op dit moment nog geen duidelijkheid is over of er sprake is van psychische schade en de ernst daarvan, zal de rechtbank dit bedrag bij wijze van voorschot toewijzen.
Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2022. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om geen gijzeling op te leggen dan wel de gijzeling te bepalen op één dag, zoals verzocht door de raadsvrouw.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
de veroordeelde maakt zich gedurende de maatregel niet schuldig aan een strafbaar feit;
de veroordeelde werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere indat:
  • de veroordeelde zich meldt op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;
  • de veroordeelde, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan hetnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering.
De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de veroordeelde de reclassering een actuele foto aanbiedt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Dezefoto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • de veroordeelde meewerkt aan huisbezoeken;
  • de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandelingdoor andere instellingen of hulpverleners;
  • de veroordeelde zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de veroordeelde meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties diecontact hebben met de veroordeelde als dat van belang is voor het toezicht;
3. de veroordeelde werkt, na goedkeuring door een rechter, mee aan een time-out in een ForensischPsychiatrische Kliniek (FPK) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. de veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk derNederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. de veroordeelde laat zich opnemen in een FPK (ook als dit overbruggingszorg inhoudt), nader tebepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op de detentie van de veroordeelde. De opname duurt maximaal twee jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. de veroordeelde laat zich ambulant behandelen door een nader te bepalen forensische kliniek ofeen soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op beëindiging van de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
7. de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang tebepalen door de reclassering wanneer dit na de klinische behandeling door de reclassering nodig wordt bevonden. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle vindtplaats door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
9. de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle vindtplaats door middel van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
10. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze -direct of indirect- contact met zijn zoon[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] en diens moeder [naam] , geboren op [geboortedatum] , tenzij hieraan voorafgaand toestemming is verleend door de reclassering. Bij een eventueel contact tussen de veroordeelde en zijn zoon wordt door de reclassering bepaald of en onder toezicht van welke volwassene dit contact plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen en de afspraken met de eventuele instanties die betrokken zijn bij zijn zoon [slachtoffer] ;
11. de veroordeelde meldt de reclassering wanneer hij opnieuw een intieme relatie aangaat en werktmee aan systeemtherapie wanneer dit door zijn behandelaar en/of reclassering nodig wordt bevonden.
12. de veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een passende dagbesteding.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt aan veroordeelde op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking(artikel 38z Wetboek van Strafrecht).
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten:
GSM, merk Nokia;
1 computer, grijs, merk HP;
1 bandrecorder, zwart;4. 1 GSM, zwart, merk Samsung;
5. 2 briefpost.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [naam] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger [naam] )
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer](wettelijk vertegenwoordiger [naam] ) te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2022.