Ten aanzien van de vraag of sprake is van poging tot moord of poging tot doodslag, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van de verklaring van verdachte, de overige inhoud van het strafdossier en de hierna nog te noemen psychiatrische en psychologische rapportage Pro Justitia, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en dat van voorbedachte raad geen sprake is geweest. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot moord.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht voorts, gelet op de verklaring van verdachte en het geconstateerde letsel zoals vermeld in de geneeskundige verklaring, het ‘meermaals’ steken met een mes niet bewezen en zal verdachte van dit bestanddeel vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 februari 2022 te Drouwen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn kind, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in zijn borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische rapportage d.d. 7 oktober 2022, opgemaakt door psychiater D.T. van der Werf, en de psychologische rapportage d.d. 3 september 2022, opgemaakt door psycholoog J. Hamel.
De in deze rapportages vermelde conclusie luidt dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrumstoornis, alsmede van stoornissen in gebruik van cannabis en alcohol, thans in remissie.
De psychiater concludeert daarnaast dat bij verdachte sprake is van pregnante narcistische persoonlijkheidskenmerken en een ongespecificeerde stress-gerelateerde stoornis.
De psycholoog concludeert dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken.
Beide gedragsdeskundigen concluderen dat de gedragingen van verdachte ten tijde van het feit door de stoornissen werden beïnvloed. Dit leidt tot het advies om dit feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met bovengenoemde conclusie ten aanzien van de toerekenbaarheid verenigen, maakt deze tot de hare en concludeert dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Verdachte is daarmee strafbaar, nu er geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft voorts oplegging gevorderd van de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het onwenselijk is dat aan verdachte een langdurige gevangenisstraf zal worden opgelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het van groot belang is dat verdachte zo snel mogelijk zal worden behandeld en met dat doel in een daartoe geschikte kliniek zal worden geplaatst. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte zich volledig kan vinden in het maatregelrapport van de reclassering met daarin het positieve advies over TBS met voorwaarden. Voorts kan verdachte zich volledig vinden in de in het maatregelrapport geformuleerde bijzondere voorwaarden, te verbinden aan die TBS. Ook verzet verdachte zich niet tegen oplegging van een GVM.
Oordeel van de rechtbank
Motivering van straf en maatregel
Bij de bepaling van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn zoon [slachtoffer] van destijds 15 maanden oud. Verdachte heeft zijn zoon, terwijl deze vol vertrouwen op zijn schoot zat, opzettelijk met een groot vleesmes in de borst gestoken. Dit is een zeer ernstig feit. Het jonge kind was weerloos en bovendien volledig afhankelijk van verdachte, die op dat moment de zorg voor hem had. Als gevolg van het steken met het mes is [slachtoffer] zeer ernstig gewond geraakt. Het letsel was potentieel dodelijk. Het mag ronduit een wonder heten dat [slachtoffer] het steekincident heeft overleefd.
[slachtoffer] lijkt, op dit moment, goeddeels van het ernstige letsel te zijn hersteld. Evenwel kunnen schadelijke gevolgen van een dergelijk incident op de lange(re) termijn niet worden uitgesloten.
Het steekincident heeft zich afgespeeld op een publieke plaats, te weten op de parkeerplaats bij het
Boomkroonpad in Drouwen. Op het moment dat het incident plaatshad, waren de moeder en opa van [slachtoffer] net op die plek aangekomen. Het behoeft geen betoog dat het handelen van verdachte voor de moeder en opa van [slachtoffer] uiterst schokkend is geweest.
In de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring weerklinkt het grote verdriet dat de afschuwelijke daad van verdachte bij moeder en de overige naasten heeft teweeggebracht. Uit die verklaring blijkt dat moeder als gevolg van het incident een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) heeft ontwikkeld.
Ook andere personen die die ochtend op de parkeerplaats bij het Boomkroonpad aanwezig waren, veelal omdat zij een wandeling wilden gaan maken, zijn geconfronteerd met het handelen van verdachte. Het is niet ondenkbaar dat ook voor een aantal van deze personen, zoals voor de vrouw die [slachtoffer] eerste hulp heeft verleend, de gebeurtenis traumatisch is geweest.
Bovendien roept een misdrijf als dit ook in de samenleving gevoelens van afschuw en onveiligheid op.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Oplegging van straf en maatregel
Ten aanzien van de op te leggen straf en maatregel merken de gedragsdeskundigen in hun rapportages onder meer het volgende op.
Zoals hiervoor reeds vermeld, bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een autisme spectrum stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Op grond hiervan is geconcludeerd dat het feit in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
Gelet op de problematiek van verdachte zien de gedragsdeskundigen de grootste risico’s op herhaling in het gebrekkige probleembesef en probleeminzicht van verdachte, zijn gebrekkige coping vaardigheden ten aanzien van stress in het algemeen en intieme relaties in het bijzonder, zijn verslavingsgevoeligheid en zijn gemakkelijk opkomende vijandigheid. Om de kans op recidive te verminderen is volgens de gedragsdeskundigen een langdurige behandeling noodzakelijk. Gezien de aard en de ernst van de pathologie wordt een klinische behandeling in een FPK met expertise op het gebied van ASS (autisme spectrum stoornis) geadviseerd. Een dergelijke behandeling kan volgens de gedragsdeskundigen het beste gewaarborgd worden binnen een TBS-maatregel, waarbij een TBS met voorwaarden toereikend lijkt te zijn. Gelet op de verwachting dat verdachte, na zijn resocialisatie, in de maatschappij nog geruime tijd op een vorm van begeleiding aangewezen zal zijn, wordt tevens geadviseerd om naast de TBS-maatregel een GVM op te leggen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de adviezen van Reclassering Nederland d.d.
7 oktober 2022 en 2 november 2022. De reclassering sluit zich aan bij de conclusies van de psychiater en de psycholoog en onderschrijft de behandelnoodzaak. Vanwege de ernst van de problematiek van verdachte, het aanwezige recidiverisico en onvoldoende resultaten vanuit eerdere hulpverleningstrajecten (verdachte is sterk zelfbepalend en behandelingen waren nooit van lange duur), acht de reclassering een dwingend kader als TBS met voorwaarden noodzakelijk, zodat verdachte niet onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Verdachte herkent zich in de problematiek zoals door de Pro Justitia rapporteurs is beschreven en is gemotiveerd voor behandeling. Wel schat de reclassering in dat het behandeltraject niet zonder slag of stoot zal verlopen, vanwege de sterke overtuigingen van verdachte, zijn zelfbepalendheid en het (moeizame) verloop van zijn contact met de gezinsvoogd.
De reclassering adviseert oplegging van een TBS met voorwaarden. Daarbij zijn de volgende voorwaarden geadviseerd: geen strafbare feiten plegen, meewerken aan reclasserings-toezicht, meewerken aan een time-out, niet naar het buitenland gaan, opname in een zorginstelling met aansluitend ambulante behandeling, aansluitend begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een middelenverbod met middelencontroles, een contactverbod met [slachtoffer] en diens moeder, melden van het aangaan van een intieme relatie en meewerken aan systeemtherapie en dagbesteding. De reclassering heeft geadviseerd in aanvulling op de TBS-maatregel een GVM-maatregel op te leggen.
Gevangenisstraf
Gelet op hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank allereerst dat naar haar oordeel het bewezenverklaarde feit te ernstig is om te volstaan met een andere of mildere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende, waaronder ook de hiervoor al vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, is de rechtbank, in samenhang met de hiervoor weergegeven strafmotivering, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, passend is en dat oplegging daarvan is geboden. Daarbij heeft de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 38, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hiervan worden afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
TBS met voorwaarden
De rechtbank zal voorts aan verdachte de maatregel van TBS opleggen.
De rechtbank stelt daartoe allereerst vast dat het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Blijkens de hiervoor al vermelde psychiatrische en psychologische rapportages bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een autisme spectrum stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De deskundigen concluderen dan ook in hun rapportages - zoals hiervoor reeds vermeld - dat het feit in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
Daarnaast is er - naar het oordeel van de rechtbank - sprake van een recidiverisico, zodat de veiligheid van anderen in het geding is. De rechtbank ontleent de inschatting van dat risico aan de inhoud van de Pro Justitia rapportages.
Gelet op de stoornissen, het aanwezige recidivegevaar, de ernst van het door verdachte gepleegde feit en het feit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van TBS noodzakelijk maken en dat niet kan worden volstaan met oplegging van alleen een gevangenisstraf.
Uit de Pro Justitia rapportages blijkt voorts dat de gedragsdeskundigen een TBS met voorwaarden het meest passende en kansrijke kader achten. Ook de reclassering adviseert TBS met voorwaarden op te leggen, zoals hiervoor vermeld.
De rechtbank neemt de adviezen van de gedragsdeskundigen en van de reclassering over en maakt de inhoud daarvan tot haar oordeel. De rechtbank is met de gedragsdeskundigen en de reclassering van oordeel dat aan verdachte een TBS met voorwaarden kan worden opgelegd. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de omstandigheden dat verdachte heeft aangegeven bereid te zijn zich aan de voorwaarden te houden en open te staan voor behandeling, wat ook blijkt uit de rapportages.
De rechtbank zal daarom beslissen tot oplegging van een TBS met voorwaarden en daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen de voorwaarden stellen die door de reclassering zijn geadviseerd en hieronder in het dictum worden weergegeven.
Daarnaast zal de rechtbank bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt hierbij dat er sprake is van een recidiverisico en dat het vanwege de ernst van de stoornissen en de noodzakelijke vloeiende overgang tussen de beëindiging van gevangenisstraf en de TBS met voorwaarden, nodig is dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De TBS is daarom, in het geval de TBS met voorwaarden in de toekomst wordt omgezet naar een TBS met verpleging van overheidswege, niet beperkt tot de duur van vier jaren.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling matig verhoogd is. Bij verdachte is sprake van persoonlijkheidsproblematiek op grond waarvan langdurig toezicht is vereist om het recidiverisico te kunnen indammen.
Mede gelet op de inschatting van de gedragsdeskundigen en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de TBSmaatregel, langdurig onder toezicht te stellen, noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank constateert verder dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan.
De rechtbank zal daarom, in navolging van het advies van de reclassering en gelet op de hiervoor aangehaalde rapportages, aan verdachte tevens een GVM als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GVM-maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het openbaar ministerie bij beëindiging van de TBS-maatregel en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat alle op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen, zoals hieronder in het dictum weergegeven, moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding: