Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van het voorarrest en met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies van 8 september 2022. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn stiefdochter gedurende een lange periode meerdere malen heeft misbruikt in de cruciale jaren van de ontwikkeling van het slachtoffer en bovendien in haar huis, haar slaapkamer, de plek waar zij zich het meest veilig had moeten voelen. Het gedrag van verdachte is uiterst kwalijk. Daarnaast moreel volstrekt verwerpelijk dat het slachtoffer in eerste instantie niet werd geloofd, dat verdachte zijn verantwoordelijkheid absoluut niet nam en dat verdachte (als ook moeder van slachtoffer), het slachtoffer jarenlang in die waan hebben gelaten. Het slachtoffer ervaart tot op de dag van vandaag door het bewezenverklaarde en door de gedurende lange tijd ontkennende houding van verdachte jegens haar, lichamelijke en geestelijke klachten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat aan verdachte enige mate van verminderde
toerekeningsvatbaarheid moet worden toegekend. Verdachte was net behandeld vanwege zijn drugsverslaving en was daardoor kwetsbaar. Uit het reclasseringsrapport blijkt ook dat er sprake was van verslavingsproblematiek, gebrekkige impulscontrole, vermijdingsgedrag en mogelijk (psychiatrische) persoonlijkheidsproblematiek. De raadsman heeft daarnaast gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de algemene en bijzondere voorwaarden en een maximale taakstraf. Verdachte is berouwvol, heeft volledig meegewerkt aan het politie onderzoek en heeft op eigen initiatief hulp gezocht en is inmiddels in behandeling. Verdachte neemt zijn verantwoordelijkheid en maakt het slachtoffer geen enkel verwijt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de ingezette behandeling doorkruisen. Ook gelet op de ouderdom van de feiten past een gevangenisstraf niet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 8 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode wekelijks schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter terwijl zij de leeftijd van 16 nog niet had bereikt en die verdachte opvoedde als behorend tot zijn gezin. De handelingen vonden plaats als verdachte zijn stiefdochter op bed bracht, in de slaapkamer van het slachtoffer.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij de ontuchtige handelingen met slachtoffer heeft gepleegd, mede gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer, en het feit dat het slachtoffer door verdachte werd opgevoed als behorend tot zijn gezin. Het slachtoffer bevond zich als puber in een zeer kwetsbare fase van haar leven, waarbij zij haar seksualiteit nog volop aan het ontdekken was. Niet voor niets is door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen mede daarom uitdrukkelijk beschermd, onder meer op grond van het feit dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, juist ook op seksueel gebied. Deze ontwikkeling is door het handelen van verdachte ernstig verstoord. De rechtbank merkt daarbij op dat niet alleen door de ontuchtige handelingen de ontwikkeling en de veiligheid van het slachtoffer is doorkruist maar ook door het jarenlange negeren en ontkennen van de gebeurtenissen door verdachte alsook het gezin waardoor het slachtoffer zich jarenlang alleen en eenzaam heeft gevoeld in het gezin.
Uit de verklaringen in het dossier, maar ook uit de slachtofferverklaring zoals deze ter terechtzitting door aangeefster is afgelegd en haar verzoek tot schadevergoeding, blijkt dat het slachtoffer nog altijd veel last ondervindt van hetgeen haar is overkomen. De (psychische) gevolgen voor het slachtoffer zijn groot door het zeer kwalijke handelen van verdachte. Mede ook doordat zij jarenlang niet is geloofd is er een secundaire beschadiging en traumatisering bij het slachtoffer ontstaan. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze rekening gehouden met de nadelige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffer in ernstige mate aangetast en haar seksuele ontwikkeling verstoord. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 september 2022 waarin, zakelijk weergegeven, wordt geconcludeerd dat ondanks dat er in verdachte zijn leven veel beschermde factoren aanwezig waren (relatie, huisvesting, financiën, werk) verdachte toch is overgegaan tot delictpleging. De reclassering acht het van belang dat verdachte in behandeling blijft en na de groepsbehandeling, individueel wordt behandeld. De reclassering adviseert daarom een reclasseringstoezicht met ambulante behandeling.
De verdediging heeft op basis van het reclasseringsadvies betoogd dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend. De rechtbank ziet daar echter geen aanleiding voor. De rechtbank constateert dat er geen gebrek in de ontwikkeling of ziekelijke stoornis in de geestvermogens is vastgesteld bij verdachte en dat derhalve niet vastgesteld kan worden of een stoornis ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten aanwezig was en/of in hoeverre deze heeft doorgewerkt. De omstandigheid dat verdachte net clean was na een cocaïne verslaving maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Het bewezen verklaarde feit wordt bedreigd met maximale gevangenisstraf van 6 jaar en kan bovendien nog met een derde worden verhoogd aangezien het feit is begaan tegen een kind dat verdachte opvoedt als behorend tot zijn gezin. Als ondergrens voor de strafoplegging heeft de wetgever daarbij het zogenoemde taakstrafverbod van artikel 22b Sr in het leven geroepen voor feiten als de onderhavige. Op grond van dit artikel mag in geval van veroordeling voor voornoemd feit tengevolge waarvan er sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, in ieder geval niet enkel een ‘kale’ taakstraf worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er in de onderhavige zaak sprake is van een dergelijke inbreuk.
De rechtbank heeft voorts gekeken naar uitspraken in soortgelijke zaken. Voor een aantal type delicten worden binnen de rechtspraak oriëntatiepunten gehanteerd, die een vertrekpunt van denken over de in een concreet geval op te leggen strafmodaliteit en hoogte van de straf bieden. Deze zogeheten LOVS Oriëntatiepunten voor de straftoemeting zijn met betrekking tot het onderhavige feit niet voorhanden. De uitgangspunten die in eerdere uitspraken worden geformuleerd vertonen onderling grote verschillen. Zo variëren de opgelegde straffen van een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een forse taakstraf tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van langere duur.
De rechtbank komt tegen deze achtergrond tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een taakstraf geen recht doet aan het bewezenverklaarde. De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze het hebben plaatsgevonden, in combinatie met het daarna jarenlang negeren door verdachte van de door deze feiten ontstane gevoelens van onveiligheid en schaamte bij aangeefster, kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan leiden tot het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank merkt daarbij op dat hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, namelijk dat er sprake zou zijn van ouderdom van feiten en dat verdachte volledig aan het onderzoek heeft meegewerkt, niet strafmatigend werkt. Verdachte heeft immers jarenlang verzwegen en
ontkend dat het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden en daarmee heeft hij veroorzaakt dat het slachtoffer gedurende lange tijd niet is geloofd, zelfs in die mate dat het slachtoffer zich schuldig is gaan voelen, terwijl haar geen enkel verwijt treft. Hierdoor zijn de gevolgen van verdachtes handelen voor het slachtoffer aanzienlijk verergerd. Bovendien heeft verdachte pas, toen het niet anders kon, een bekentenis afgelegd bij de politie en daarna hulp gezocht. De rechtbank gaat dan ook niet mee in het verweer van de verdediging.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder de algemene en bijzondere voorwaarden en met aftrek van het voorarrest, een passende sanctie.