ECLI:NL:RBNNE:2022:4337

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
18/334997-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met stiefdochter onder de 16 jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De verdachte heeft gedurende een periode van drie jaar, van 11 april 2010 tot en met 10 april 2013, meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, terwijl hij haar opvoedde als behorend tot zijn gezin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelingen plaatsvonden in de slaapkamer van het slachtoffer, waar de verdachte haar op bed bracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, onder de algemene en bijzondere voorwaarden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, ter hoogte van € 17.500,-, volledig toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de langdurige impact van de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte in haar overwegingen meegenomen en heeft geconcludeerd dat het bewezen verklaarde feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank heeft de verdachte niet alleen veroordeeld voor de gepleegde handelingen, maar ook voor de gevolgen die deze handelingen hebben gehad op de ontwikkeling en het welzijn van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, omdat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/334997-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 oktober 2022. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. van ‘t Hoff, advocaat te Tilburg. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2010 tot en met 10 april 2013, te Marum, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen
  • strelen en/of masseren en/of zoenen en/of likken van de blote borst(en) en/of
  • strelen en/of knijpen van/in de billen en/of
  • geven van een tongzoen en/of
  • strelen/wrijven over de bedekte en/of onbedekte vagina en/of
  • zoenen van het lichaam en/of de schaamlippen en/of vagina en/of
  • laten wrijven/strelen/vastpakken en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis en/of
  • met zijn verdachtes stijve penis aanrijden tegen de schaamstreek, althans tegen het lichaam, vandie [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] (telkens) (ondermeer) door hem werd verzorgd en/of opgevoed als behorend tot zijn gezin;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verklaring van aangeefster is duidelijk en consistent. Verdachte heeft bekend. Enkel het zoenen bij de vagina zou volgens verdachte niet zijn gebeurd. Bij de politie verklaart verdachte echter zelf dat hij tot aan de schaamstreek en de bovenkant van de schaamlippen, zoende. Daarmee zijn alle ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte kan worden veroordeeld voor hetgeen ten laste is gelegd. Enkel van het onderdeel ‘zoenen van de schaamlippen en/of vagina’ zal verdachte moeten worden vrijgesproken. Verdachte heeft bij de politie aangegeven dat hij tot aan de schaamstreek/venusheuvel zoende en dus niet ook de vagina zoende.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 december 2020, opgenomen oppagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020314819-10 d.d.
6 december 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 november 2021, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [verdachte].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de periode van 11 april 2010 tot en met 10 april 2013 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefdochter die de leeftijd van zestien nog niet had bereikt en die door verdachte werd opgevoed als behorend tot zijn gezin. Op grond van het dossier, in het bijzonder de verklaringen van aangeefster en verdachte zelf, kan worden vastgesteld dat de ontuchtige handelingen binnen de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. Evenals de officier van justitie acht de rechtbank het gedeelte ‘zoenen van de schaamlippen en/of vagina’ wettig en overtuigend te bewijzen. Uit het politieverhoor volgt dat verdachte heeft verklaard: ‘over het kussen bij de schaamstreek wil ik toevoegen dat ik de bovenkant van de schaamlippen kuste. Ik bedoel dan het gedeelte waar de schaamharen ook zitten’. De rechtbank acht voldoende duidelijk dat het gaat om het zoenen van de vagina en schaamlippen. De omstandigheid dat volgens de raadsman enkel de venusheuvel is bedoeld, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niets aan af. Mede gelet op het feit dat de venusheuvel onderdeel is van de vagina en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van het kussen van de bovenkant van de schaamlippen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om verdachte van dat onderdeel van het ten laste gelegde feit vrij te spreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 11 april 2010 tot en met 10 april 2013, te Marum, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen
  • strelen en masseren en zoenen en likken van de blote borst(en) en
  • strelen en knijpen van/in de billen en
  • geven van een tongzoen en
  • strelen/wrijven over de bedekte en onbedekte vagina en
  • zoenen van het lichaam en de schaamlippen en vagina en
  • laten wrijven/strelen/vastpakken en aftrekken van zijn, verdachtes, penis en
  • met zijn verdachtes stijve penis aanrijden tegen de schaamstreek, althans tegen het lichaam, van
die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] telkens (ondermeer) door hem werd verzorgd en opgevoed als behorend tot zijn gezin.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van het voorarrest en met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies van 8 september 2022. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn stiefdochter gedurende een lange periode meerdere malen heeft misbruikt in de cruciale jaren van de ontwikkeling van het slachtoffer en bovendien in haar huis, haar slaapkamer, de plek waar zij zich het meest veilig had moeten voelen. Het gedrag van verdachte is uiterst kwalijk. Daarnaast moreel volstrekt verwerpelijk dat het slachtoffer in eerste instantie niet werd geloofd, dat verdachte zijn verantwoordelijkheid absoluut niet nam en dat verdachte (als ook moeder van slachtoffer), het slachtoffer jarenlang in die waan hebben gelaten. Het slachtoffer ervaart tot op de dag van vandaag door het bewezenverklaarde en door de gedurende lange tijd ontkennende houding van verdachte jegens haar, lichamelijke en geestelijke klachten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat aan verdachte enige mate van verminderde
toerekeningsvatbaarheid moet worden toegekend. Verdachte was net behandeld vanwege zijn drugsverslaving en was daardoor kwetsbaar. Uit het reclasseringsrapport blijkt ook dat er sprake was van verslavingsproblematiek, gebrekkige impulscontrole, vermijdingsgedrag en mogelijk (psychiatrische) persoonlijkheidsproblematiek. De raadsman heeft daarnaast gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de algemene en bijzondere voorwaarden en een maximale taakstraf. Verdachte is berouwvol, heeft volledig meegewerkt aan het politie onderzoek en heeft op eigen initiatief hulp gezocht en is inmiddels in behandeling. Verdachte neemt zijn verantwoordelijkheid en maakt het slachtoffer geen enkel verwijt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de ingezette behandeling doorkruisen. Ook gelet op de ouderdom van de feiten past een gevangenisstraf niet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 8 september 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode wekelijks schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter terwijl zij de leeftijd van 16 nog niet had bereikt en die verdachte opvoedde als behorend tot zijn gezin. De handelingen vonden plaats als verdachte zijn stiefdochter op bed bracht, in de slaapkamer van het slachtoffer.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij de ontuchtige handelingen met slachtoffer heeft gepleegd, mede gelet op het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer, en het feit dat het slachtoffer door verdachte werd opgevoed als behorend tot zijn gezin. Het slachtoffer bevond zich als puber in een zeer kwetsbare fase van haar leven, waarbij zij haar seksualiteit nog volop aan het ontdekken was. Niet voor niets is door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen mede daarom uitdrukkelijk beschermd, onder meer op grond van het feit dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen overzien. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, juist ook op seksueel gebied. Deze ontwikkeling is door het handelen van verdachte ernstig verstoord. De rechtbank merkt daarbij op dat niet alleen door de ontuchtige handelingen de ontwikkeling en de veiligheid van het slachtoffer is doorkruist maar ook door het jarenlange negeren en ontkennen van de gebeurtenissen door verdachte alsook het gezin waardoor het slachtoffer zich jarenlang alleen en eenzaam heeft gevoeld in het gezin.
Uit de verklaringen in het dossier, maar ook uit de slachtofferverklaring zoals deze ter terechtzitting door aangeefster is afgelegd en haar verzoek tot schadevergoeding, blijkt dat het slachtoffer nog altijd veel last ondervindt van hetgeen haar is overkomen. De (psychische) gevolgen voor het slachtoffer zijn groot door het zeer kwalijke handelen van verdachte. Mede ook doordat zij jarenlang niet is geloofd is er een secundaire beschadiging en traumatisering bij het slachtoffer ontstaan. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze rekening gehouden met de nadelige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van slachtoffer in ernstige mate aangetast en haar seksuele ontwikkeling verstoord. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 september 2022 waarin, zakelijk weergegeven, wordt geconcludeerd dat ondanks dat er in verdachte zijn leven veel beschermde factoren aanwezig waren (relatie, huisvesting, financiën, werk) verdachte toch is overgegaan tot delictpleging. De reclassering acht het van belang dat verdachte in behandeling blijft en na de groepsbehandeling, individueel wordt behandeld. De reclassering adviseert daarom een reclasseringstoezicht met ambulante behandeling.
De verdediging heeft op basis van het reclasseringsadvies betoogd dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend. De rechtbank ziet daar echter geen aanleiding voor. De rechtbank constateert dat er geen gebrek in de ontwikkeling of ziekelijke stoornis in de geestvermogens is vastgesteld bij verdachte en dat derhalve niet vastgesteld kan worden of een stoornis ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten aanwezig was en/of in hoeverre deze heeft doorgewerkt. De omstandigheid dat verdachte net clean was na een cocaïne verslaving maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Het bewezen verklaarde feit wordt bedreigd met maximale gevangenisstraf van 6 jaar en kan bovendien nog met een derde worden verhoogd aangezien het feit is begaan tegen een kind dat verdachte opvoedt als behorend tot zijn gezin. Als ondergrens voor de strafoplegging heeft de wetgever daarbij het zogenoemde taakstrafverbod van artikel 22b Sr in het leven geroepen voor feiten als de onderhavige. Op grond van dit artikel mag in geval van veroordeling voor voornoemd feit tengevolge waarvan er sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, in ieder geval niet enkel een ‘kale’ taakstraf worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er in de onderhavige zaak sprake is van een dergelijke inbreuk.
De rechtbank heeft voorts gekeken naar uitspraken in soortgelijke zaken. Voor een aantal type delicten worden binnen de rechtspraak oriëntatiepunten gehanteerd, die een vertrekpunt van denken over de in een concreet geval op te leggen strafmodaliteit en hoogte van de straf bieden. Deze zogeheten LOVS Oriëntatiepunten voor de straftoemeting zijn met betrekking tot het onderhavige feit niet voorhanden. De uitgangspunten die in eerdere uitspraken worden geformuleerd vertonen onderling grote verschillen. Zo variëren de opgelegde straffen van een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een forse taakstraf tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van langere duur.
De rechtbank komt tegen deze achtergrond tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een taakstraf geen recht doet aan het bewezenverklaarde. De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze het hebben plaatsgevonden, in combinatie met het daarna jarenlang negeren door verdachte van de door deze feiten ontstane gevoelens van onveiligheid en schaamte bij aangeefster, kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan leiden tot het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank merkt daarbij op dat hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, namelijk dat er sprake zou zijn van ouderdom van feiten en dat verdachte volledig aan het onderzoek heeft meegewerkt, niet strafmatigend werkt. Verdachte heeft immers jarenlang verzwegen en
ontkend dat het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden en daarmee heeft hij veroorzaakt dat het slachtoffer gedurende lange tijd niet is geloofd, zelfs in die mate dat het slachtoffer zich schuldig is gaan voelen, terwijl haar geen enkel verwijt treft. Hierdoor zijn de gevolgen van verdachtes handelen voor het slachtoffer aanzienlijk verergerd. Bovendien heeft verdachte pas, toen het niet anders kon, een bekentenis afgelegd bij de politie en daarna hulp gezocht. De rechtbank gaat dan ook niet mee in het verweer van de verdediging.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder de algemene en bijzondere voorwaarden en met aftrek van het voorarrest, een passende sanctie.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 17.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen met op van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Het bedrag is redelijk en de vordering is goed onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De benadeelde partij heeft reeds € 10.000,- ontvangen van het schadefonds. In soortgelijke zaken wordt genoemd bedrag als redelijk ingeschat en dus blijft er voor de benadeelde partij geen ruimte over om ook in dit proces een bedrag te vorderen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 april 2013. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de benadeelde partij reeds een voorschot heeft ontvangen van het Schadefonds niets af doet aan de geleden schade en dat derhalve de vordering kan worden toegewezen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 10 maanden), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden;
  • dat veroordeelde zich laat behandelen door Ambulante Forensische Psychiatrie of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2013 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500 (zegge: zeventienduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2013 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 122 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2022. mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.