ECLI:NL:RBNNE:2022:4324

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
NL22.21626 en AWB 22/6406
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Willems - Keekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsing in Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van een eiser tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen was geplaatst, betwistte de rechtmatigheid van deze plaatsing en de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 3 mei 2022 betrokken was bij meerdere gewelddadige incidenten in de opvanglocatie, wat leidde tot zijn terugplaatsing in de HTL. Eiser had eerder een behandeling ondergaan in Veldzicht, maar de rechtbank oordeelde dat zijn gedrag tijdens de incidenten de plaatsing in de HTL rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden waren om de besluiten van verweerders te vernietigen, aangezien de veiligheid en het welzijn van andere bewoners in het geding waren. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de besluiten van verweerders voldoende gemotiveerd waren en in overeenstemming met de wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/6406 en NL22.21626

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2022 in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van [nationaliteit] nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: mr. drs. J.P.M. Wuite).

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser per 6 oktober 2022 op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 9 oktober 2022 (bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Verweerder 1 heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van het volgende.
1.1.
Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser, nadat eiser van 6 juni 2022 tot 6 oktober 2022 een vrijwillige behandeling heeft ondergaan in Veldzicht, met ingang van 6 oktober 2022 terug te plaatsen op de HTL te Hoogeveen. Aanleiding voor de oplegging van het plaatsingsbesluit is een reeks incidenten met een (zeer) grote impact op 3 mei 2022 op de opvanglocatie in Schinnen. Zo heeft eiser zonder enige aanleiding naar een medebewoner uitgehaald en heeft hij deze medebewoner meerdere keren in zijn rug getrapt en hem bespuugd. Het COa-personeel intervenieerde en bracht eiser naar de eetzaal alwaar werd gewacht op de politie die was opgeroepen vanwege de ernst van het incident. In de eetzaal werd eiser wederom kwaad en hij viel opnieuw een andere medebewoner aan door hem bij de keel te pakken. Dit ontaarde buiten in een gevecht waar uiteindelijk 30 medebewoners bij betrokken zijn geraakt. Eiser is gelijk met de taxi naar de HTL te Hoogeveen verplaatst. De zienswijze van eiser naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen, heeft verweerder 1 geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens verweerder 1 wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
1.2.
Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 9 oktober 2022 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. Verweerder 2 ziet in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen gronden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat plaatsing op de HTL en de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig is. In dit verband heeft hij verwezen naar de conclusies die volgen uit het onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de HTL. Verder stelt eiser dat de plaatsing, gelet op zijn specifieke omstandigheden onrechtmatig is. Eiser heeft vrijwillig een behandeling in Veldzicht gevolgd tot 6 oktober 2022. Wegens een terugplaatsafspraak is eiser na de behandeling weer teruggeplaatst op de HTL. Eiser meent echter dat er geen redenen zijn om hem terug te plaatsen, nu hij een behandeling in Veldzicht heeft ondergaan en sindsdien positief gedrag laat zien. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat verweerder 1 onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser tot de doelgroep voor plaatsing in de HTL behoort. Volgens eiser wordt met plaatsing primair beoogd krachtig op te treden tegen onaanvaardbaar gedrag van overlastgevende asielzoekers, maar daar is volgens hem in onderhavig geval geen sprake van, omdat hij het incident niet zou hebben geïnitieerd en omdat hij positief gedrag laat zien. Eiser wil de uitkomst van zijn asielprocedure in vrijheid afwachten en wijst er op dat hij zich altijd heeft gehouden aan zijn afspraken met DT&V en andere instanties. Tot slot stelt eiser dat op grond van de openbare orde sprake dient te zijn van een werkelijk, actueel en voldoende bedreiging die een algemeen belang van de samenleving aantast en dat is volgens eiser in zijn geval niet aan de orde. Hij heeft zich nimmer schuldig gemaakt aan het plegen van (zware) strafbare feiten, aldus eiser.
3. Verweerder 1 stelt zich ten aanzien van de conclusies uit het onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de HTL op het standpunt dat eiser niet concreet toelicht waarom op basis van objectieve bevindingen plaatsing in de HTL in zijn algemeenheid al onrechtmatig is. Verweerder verwijst allereest naar de beleidsreactie van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zoals vervat in de brief van de Staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer van 13 oktober 2022 (TK19 637, nr. 2995). Ten tweede wijst verweerder erop dat eiser niet concreet heeft toegelicht dat en waarom hij ervan uitgaat dat zijn rechtspositie onvoldoende geborgd zou zijn, dat zijn vrijheid onrechtmatig beperkt zou zijn, dat hij daar (disproportioneel) geweld zou ondervinden ten gevolge van escalerend gedrag van medewerkers en dat hij geen toegang zou hebben tot advocatuur of medische zorg. De gemachtigde van verweerder 1 wijst er ter zitting op dat eiser tijdens zijn eerdere verblijf in de HTL is aangeboden om vrijwillig een behandeling bij Veldzicht te ondergaan. Dit is gebeurd op initiatief van medewerkers van de HTL. Ook nadat eiser vanuit Veldzicht is teruggeplaatst naar de HTL, heeft eiser toegang tot medische zorg. De ambulante zorg vanuit Veldzicht gaat immers door. Dit blijkt uit de mailwisseling inzake de terugplaatsing van eiser vanuit Veldzicht naar de HTL.
3.1.
Verder stelt verweerder 1 zich onder verwijzing naar paragraaf 4.3.7 van het Maatregelenbeleid op het standpunt dat er geen contra-indicaties voor plaatsing in de HTL aanwezig zijn en dat eisers gedrag terecht is aangemerkt als onaanvaardbaar. Uit het gedetailleerde verslag blijkt dat eiser een medebewoner zonder aanleiding heeft aangevallen en een andere medebewoner bij zijn keel heeft gepakt. De stelling dat eiser niet de initiator was volgt verweerder 1 derhalve niet. Gelet op het gedrag van eiser en de impact van het incident is terecht geconcludeerd dat eiser tot de doelgroep behoort aan wie een HTL-maatregel kan worden opgelegd. De gemachtigde van verweerder 1 heeft ter zitting toegelicht dat indien eiser laat zien dat zijn gedrag positief is veranderd, eiser terug zal worden geplaatst op de reguliere opvang.
4. Ten aanzien van eisers beroep op het door de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie) verrichte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de HTL, oordeelt de rechtbank dat niet reeds op basis van de bevindingen van de Inspectie, zoals blijkt uit de brief van de Inspecteur-generaal aan verweerder 2 van 12 oktober 2022, kan worden geconcludeerd dat de leefbaarheid en veiligheid op de HTL Hoogeveen niet zodanig is dat de opvang die daar wordt geboden, in strijd is met de minimale norm voor opvang zoals volgt uit de Opvangrichtlijn. Nu de staatssecretaris bovendien naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie meerdere maatregelen heeft genomen, is de rechtbank van oordeel dat eisers stelling dat plaatsing in de HTL in zijn algemeenheid niet rechtmatigheid is, niet slaagt (zie ook de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:4176).
4.1.
Hoewel plaatsing in de HTL in zijn algemeenheid dus niet onrechtmatig wordt geacht, kan plaatsing in de HTL in het concrete geval wel onrechtmatig zijn. Daarvan is, gelet op hetgeen namens eiser in beroep is aangevoerd, naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake, nu eiser niet heeft onderbouwd dat in zijn concrete geval niet wordt voldaan aan de minimale norm voor opvang zoals volgt uit de Opvangrichtlijn. De enkele stelling dat sprake is van onrechtmatigheid zonder dit met voorbeelden en stukken te onderbouwen, is daartoe naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. In eisers geval blijkt juist dat sprake is van toegang tot medische zorg, nu eisers eerdere verblijf in de HTL is gestaakt, zodat eiser vrijwillig een behandeling kon ondergaan in Veldzicht. Dat in eisers geval onvoldoende rekening zou worden gehouden met zijn medische omstandigheden volgt de rechtbank gelet hierop niet. Verder heeft verweerder 1 aangegeven dat (uit de mailwisseling met het GZA volgt) de ambulante zorg vanuit Veldzicht doorgaat na terugplaatsing van eiser naar de HTL.
4.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot (terug)plaatsing van eiser op de HTL. De rechtbank stelt vast dat (de gemachtigde van) eiser geen beroep heeft ingesteld tegen het plaatsingsbesluit van 4 mei 2022, waarin dezelfde incidenten van 3 mei 2022 ten grondslag liggen als aan het onderhavige plaatsingsbesluit, zodat het plaatsingsbesluit van 4 mei 2022 in rechte vast staat. Uit de verslaglegging van het COa volgt dat eiser op 3 mei 2022 meermaals fysiek agressief gedrag heeft vertoond door medebewoner B (zonder aanleiding) aan te vallen, door achter hem te gaan staan en hem meerdere keren in zijn rug te trappen en te bespugen. Ook heeft eiser met zijn vuist uitgehaald naar het achterhoofd van medebewoner B. B heeft de klap kunnen ontwijken door weg te duiken. Vervolgens heeft eiser tijdens een gesprek met het COa en medebewoner C, medebewoner C bij zijn keel gegrepen. Eiser maakte met gebalde vuisten slaande bewegingen naar het gezicht van C, waarop C probeerde weg te duiken. Vervolgens is er buiten een gevecht ontstaan tussen eiser en C, waarbij eiser een wond op zijn neus oploopt en C een snee in zijn voorhoofd. De enkele stelling van eiser dat hij het incident niet heeft geïnitieerd volgt de rechtbank gelet op de voorgaande feiten niet. Verweerder 1 heeft naar het oordeel van de rechtbank deze gedragingen niet ten onrechte aangemerkt als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan bij de medebewoners, het personeel en ook de overige bewoners van het AZC. Verweerder 1 heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit dit incident volgt dat eiser ontoelaatbaar gedrag vertoont. Dat eiser de uitkomst van asielprocedure in vrijheid wil afwachten en zich altijd aan zijn afspraken met DT&V en andere instanties heeft gehouden doet niet af aan de ernst en de impact van het incident.
4.3.
De rechtbank overweegt dat verweerder 1 op goede gronden heeft overwogen dat het effectueren van opvang in eisers geval (thans) enkel mogelijk is door hem te plaatsen in de HTL, gelet op het door hem veroorzaakte incident in de reguliere opvangvoorziening en de aan Veldzicht afgegeven garantie dat eiser na behandeling weer wordt opgenomen in de HTL, zijnde de opvanglocatie van waaruit eiser in Veldzicht is opgenomen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat er geen redenen zijn om hem niet terug te plaatsen omdat hij een behandeling in Veldzicht heeft ondergaan. De gemachtigde van verweerder 1 heeft ter zitting toegelicht dat met het ondergaan van een behandeling in Veldzicht niet aannemelijk is gemaakt dat het gedrag van eiser is verbeterd. Ook stelt de rechtbank vast dat niet door eiser is onderbouwd waarvoor hij in Veldzicht is behandeld, zodat onduidelijk is waarop de behandeling in Veldzicht was gericht. De gemachtigde van verweerder 1 heeft ter zitting toegelicht dat, mocht tijdens het verblijf op de HTL blijken dat eisers gedrag daadwerkelijk (en voldoende) is verbeterd, eiser terug zal worden geplaatst op een reguliere opvanglocatie. De rechtbank acht deze gang van zaken niet onrechtmatig.
4.4.
De rechtbank volgt eisers betoog, dat verweerder 1 onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser behoort tot de doelgroep voor plaatsing in een HTL, niet. Anders dan eiser stelt is een HTL-maatregel niet alleen bedoeld om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, maar ook het beschermen van de veiligheid en het welzijn van andere bewoners en het COa-personeel van de opvanglocatie waar eiser eerst verbleef. Uit de gang van zaken zoals hiervoor weergegeven heeft verweerder 1 kunnen beslissen om eiser (terug) te plaatsen in de HTL.
4.5.
Ten aanzien van de stelling van eiser dat er geen sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast, overweegt de rechtbank dat eiser geen aanknopingspunten naar voren heeft gebracht die maken dat in deze procedure moet worden aangesloten bij de Unierechtelijke uitleg van het openbare orde-criterium.
5. Verder oordeelt de rechtbank dat, nu bestreden besluit 2 voor wat betreft de motivering een verwijzing bevat naar het bestreden besluit 1, dit besluit rechtmatig is geacht en eiser overigens geen gemotiveerde beroepsgronden naar voren heeft gebracht tegen dit besluit, het beroep tegen besluit 2 niet slaagt.
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
Z.P. de Wilde, griffier, op 18 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 1, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op bestreden besluit 2, staat geen rechtsmiddel open.