ECLI:NL:RBNNE:2022:431
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om afkoelingsperiode in het kader van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord
In deze zaak hebben verzoeksters, beide besloten vennootschappen, op 31 augustus 2021 en 27 januari 2022 een verklaring ter griffie gedeponeerd in het kader van de Faillissementswet. Zij hebben verzocht om een afkoelingsperiode van vier maanden in het kader van een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. De rechtbank heeft het verzoek op 9 februari 2022 behandeld, waarbij de advocaat van verzoeksters en enkele deskundigen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeksters beiden in Nederland zijn gevestigd en dat zij gekozen hebben voor een besloten akkoordprocedure.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Verzoeksters hebben aangegeven dat de financiële positie van hun onderneming onder druk staat door een afname van de verkoop als gevolg van de Covid-crisis. Ondanks de inspanningen van de bestuurder om de financiële situatie te verbeteren, heeft de rechtbank geoordeeld dat onvoldoende is aangetoond dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is voor de voortzetting van de onderneming. De rechtbank heeft opgemerkt dat de bedrijfsvoering op dat moment niet in gevaar was en dat de schuldenlast niet verder opliep.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om afkondiging van de afkoelingsperiode afgewezen, met de mogelijkheid voor verzoeksters om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen indien de omstandigheden veranderen. De beslissing is genomen door de rechters H.J. Idzenga, F. Damsteegt en M.D.E. Leppens, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.