Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden, zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat onduidelijk is of verdachte aan bijzondere voorwaarden mee wil werken nu uit het meest recente reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering geen contact met verdachte heeft kunnen krijgen en verdachte (in strijd met de schorsingsvoorwaarden) ervoor heeft gekozen niet ter terechtzitting te verschijnen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf (of eventueel een taakstraf), met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis door de reclassering zijn geadviseerd. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet ter zitting durfde te verschijnen vanwege bedreigingen aan haar adres en dat verdachte wel degelijk bereid is om mee te werken aan bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat, indien aan verdachte een (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd, zij mogelijk haar woning en het gezag over haar kind zal kwijtraken. Meer subsidiair, indien de rechtbank overweegt om het standpunt van de officier van justitie te volgen, heeft de raadsvrouw een verzoek tot aanhouding gedaan en verzocht nadere reclasseringsrapportage over verdachte te laten opmaken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de reclasseringsrapportages d.d. 8 november 2021, 1 december 2021 en 13 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne naar Nederland. Verdachte is met mededader [medeverdachte 1] naar Curaçao afgereisd en heeft daar bolletjes cocaïne geslikt en, in haar vagina, ingebracht. Vervolgens is verdachte samen met hem terug naar Nederland gevlogen. In Nederland heeft verdachte een deel van de ingevoerde cocaïne afgegeven aan haar mededaders en heeft zij een deel zelf verkocht. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Voorts vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong in het gebruik van drugs. Verdachte is hiervoor mede verantwoordelijk en dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op de LOVS-oriëntatiepunten rechtvaardigt het handelen van verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Uit het meest recente reclasseringsrapport van d.d. 13 januari 2022 blijkt dat de reclassering geen contact heeft kunnen krijgen met verdachte en dat het onduidelijk is waar zij verblijft. Om die reden heeft de reclassering geen (recent) advies uit kunnen brengen. Hoewel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf in een zaak als onderhavige, gelet op voornoemde oriëntatiepunten, in beginsel passend wordt geacht, zal de rechtbank daartoe niet overgaan. Verdachte is, zo blijkt uit eerdere rapportages van de reclassering, een kwetsbare vrouw met een zeer belast verleden waardoor zij kampt met forse verslavingsproblematiek en jeugdtrauma’s. Hoewel zij in het verleden daarvoor reeds diverse behandeltrajecten heeft doorlopen -die, zoals gebleken, niet tot het gewenste resultaat hebben geleid- kan uit de rapportages en uit de toelichting van raadsvrouw ter terechtzitting, naar het oordeel van de rechtbank ook worden afgeleid dat het van groot belang is (en blijft) voor verdachte, tevens moeder van een zoontje van zeven, dat zij behandeld wordt voor haar verslavingsproblematiek ten einde recidive, waarvan het risico thans als hoog wordt ingeschat, te voorkomen. Ondanks het feit dat verdachte niet is verschenen ter terechtzitting maakt de rechtbank uit de rapportage van 8 november 2021 en de toelichting van de raadsvrouw ter zitting op dat zij open staat voor behandeling alsmede voor het meewerken aan diagnostiek daartoe. Bovendien is de rechtbank, met de raadsvrouw, van oordeel dat een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf zou kunnen leiden tot een (verdere) destabilisering van verdachte. Zo zal zij onder meer haar huis kwijtraken. De rechtbank zal daarom volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank, gelet op de door de reclassering geconstateerde problemen, als stok achter de deur ter voorkoming van recidive, een forse voorwaardelijke gevangenisstaf aan verdachte opleggen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank, de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het schorsingsrapport d.d. 1 december 2021 opleggen, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan (verdiepings)diagnostiek, middelencontrole, het vinden en behouden van dagbesteding en tot slot ambulante begeleiding door Centrum Jeugd en Gezin ten behoeve van haar zoon.
Inbeslaggenomen goederen
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen telefoon wordt teruggegeven aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht dat de inbeslaggenomen telefoon wordt teruggegeven aan verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen telefoon moet worden teruggegeven aan [verdachte] , nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.