[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 37,10 ter vergoeding van materiële schade en € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering benadeelde partij is voldoende onderbouwd en kan geheel worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade deels heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde.
De opgevoerde reiskosten voor het bezoek aan Slachtofferhulp Nederland en aan de Rabobank zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en zijn ook niet toewijsbaar als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Zij worden in die regeling immers niet genoemd. Deze reiskosten worden daarom afgewezen. Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, Rv komen reiskosten van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding alleen voor vergoeding in aanmerking indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon wordt geprocedeerd. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige voegingsprocedure de benadeelde partij met behulp van een gemachtigde heeft geprocedeerd, die ook ter terechtzitting de vordering heeft toegelicht. De gevorderde kosten die verband houden met het bijwonen van de zitting komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering voor dit deel dan ook afwijzen.
De vordering, waarvan de hoogte van de immateriële schade ad € 600,00 en de materiële schade van € 12,45, bestaande uit de telefoonkosten, niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot het bedrag van € 612,45, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 april 2021.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte(n) deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.