ECLI:NL:RBNNE:2022:4183

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
18/126040-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens oplichting en valsheid in geschrift door een zonnepanelenverkoper

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte, die zich voordeed als een bonafide zonnepanelenverkoper, heeft in de periode van 1 juli 2018 tot 1 mei 2019 meerdere mensen opgelicht door hen te bewegen tot het aangaan van leningen voor de aanschaf van zonnepanelen die nooit zijn geleverd. De totale schade die de slachtoffers hebben geleden bedraagt ongeveer € 100.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van valse hoedanigheden en onrechtmatig gebruikte logo's en certificaten van andere bedrijven om zijn bedrijf groter en professioneler voor te stellen dan het in werkelijkheid was. De verdachte heeft de klanten misleid door te beloven dat de zonnepanelen geleverd zouden worden, terwijl hij nooit de intentie had om de overeenkomsten na te komen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en heeft schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet in staat is om de schade te vergoeden, gezien zijn financiële situatie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/126040-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 oktober 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot 1 mei 2019 te Groningen en/of Vries en/of Niezijl en/of Drachten en/of Bolsward en/of Muntendam en/of Ulrum en/of Beers en/of Damwoude en/of Veendam en/of Eelde en/of Harkema en/of Blokzijl en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels een of meer persoon/personen, te weten
  • [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot afgifte van 8.569 euro (aangifte dossierpagina 18), en/of
  • [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot afgifte van 3433 euro (aangifte dossierpagina 22), en/of
  • [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot afgifte van 12.780 euro (aangifte dossierpagina 40), en/of
  • [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot afgifte van 5900 euro (aangifte dossierpagina 68), en/of
  • [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot afgifte van 8100 euro (aangifte dossierpagina 100), en/of
  • [benadeelde partij 6] heeft bewogen tot afgifte van 4404 euro (aangifte dossierpagina 131), en/of
  • [benadeelde partij 7] heeft bewogen tot afgifte van 15.000 euro (aangifte dossierpagina 158), en/of- [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot afgifte van 7400 euro (aangifte dossierpagina 187), en/of
  • [benadeelde partij 9] heeft bewogen tot afgifte van 11.000 euro (aangifte dossierpagina 213), en/of
  • [benadeelde partij 10] heeft bewogen tot afgifte van 5502 euro (aangifte dossierpagina 262), en/of
  • [benadeelde partij 14] heeft bewogen tot afgifte van 9475 euro (aangifte dossierpagina 276), en/of- [benadeelde partij 12] heeft bewogen tot afgifte van 7900 euro (aangifte dossierpagina 298), en/of , en/of (tevens)
[benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 14] en/of [benadeelde partij 12] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een leenovereenkomst met [bedrijf 1] , althans een of meer persoon/personen (telkens) heeft bewogen tot afgifte van enig geldbedrag en/of het aangaan van een schuld,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - zijn bedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] opgericht en/of laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel, en/of
  • zonnepanelen, raamkozijnen en/of dakkapellen aangeboden middels een professioneel uitziendewebsite www. [bedrijf 2] , en/of
  • op die website een of meer logo’s en/of tekst(en) vermeld, te weten ‘2013-2018’ en/of ‘5 jaar’waardoor (ten onrechte) de indruk werd gewekt of kon worden gewekt dat verdachtes bedrijf al enige jaren bestond, en/of ook niet bestaande (neven)vestigingen in Drachten en/of Zwolle vermeld, en/of - met een of meer voornoemde persoon/personen een adviesgesprek heeft gevoerd, teneinde hem/hen te bewegen via verdachtes bedrijf een of meer zonnepanelen aan te schaffen, en/of daartoe ook mailverkeer en/of correspondentie onderhouden, en/of
  • een of meer voornoemde persoon/personen een offerte heeft doen/laten toekomen voorzien vaneen of meer valse dan wel onrechtmatig/onterecht gebruikte logo(’s) en/of certifica(a)t(en), te weten van het/de bedrijf/bedrijven [bedrijf 4] , en/of [bedrijf 5] , en/of [bedrijf 6] en/of van de tekst ‘lid van [bedrijf 6] ’, en/of waarin (tevens) werd vermeld dat [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] beschikte over eigen monteurs, geschoold personeel en/of erkend elektrotechnische installateurs, en/of daarin (tevens) niet bestaande (neven)vestigingen in Drachten en/of Zwolle vermeld, en/of op (een) factu(u)r(en) en/of offerte(s) (ten onrechte) de/het vestigings- en/of kantooradres(sen) [straatnaam] en/of
[straatnaam] en/of [straatnaam] te Groningen vermeld, en/of
  • aangegeven dat dat bij betaling van het volledige aankoopbedrag er korting zou worden gegevenen/of dat de levering sneller zou plaatsvinden, en/of
  • door de houding en/of wijze van optreden van verdachte jegens die persoon/personen bij dievoornoemde persoon/personen de indruk gewekt dat de via verdachte en/of verdachtes bedrijf bestelde zonnepanelen ook zouden worden geleverd en/of dat verdachte en/of verdachtes bedrijf de afspraken kon en wilde nakomen, en/of
  • (aldus) zich heeft voorgedaan als bonafide verkoper/tussenpersoon, althans handelaar, vanzonnepanelen, en/of
(vervolgens ten aanzien van de leenovereenkomst)
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 11] en/of [benadeeldepartij 12] , ten behoeve van de financiering van die aan te schaffen zonnepanelen heeft geadviseerd tot het aangaan van een lening bij het bedrijf [bedrijf 1] , daarbij gebruikmakend van verdachtes valse hoedanigheid van bonafide verkoper/tussenpersoon/handelaar en/of zich voordoend als bonafide financieel adviseur,
waardoor die persoon/personen werd(en) bewogen tot voornoemde afgifte(n) en/of het aangaan van voornoemde schuld(en);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 9 juli 2019 te Groningen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk na te noemen geldbedrag(en), te weten
  • 8569 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , en/of
  • 3433 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , en/of
  • 12.780 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] , en/of
  • 5900 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] , en/of
  • 8100 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] , en/of
  • 4404 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6] , en/of
  • 15.000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 7] , en/of- 7400 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 8] , en/of
  • 11.000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 9] , en/of
  • 5502 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 10] , en/of
  • 9375 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 14] , en/of
  • 7900 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 12] ,In elk geval aan een ander dan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welke geldbedrag(en) verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als (aan)betaling voor het leveren en/of plaatsen van zonnepanelen onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot 1 mei 2019 te Groningen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) een geschrift, te weten een offerte van het bedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of doen/laten opmaken of vervalst of doen/laten vervalsen,
door in en/of op die offerte te vermelden:
  • een of meer valse en/of onrechtmatig/onterecht gebruikte logo(’s) en/of certifica(a)t(en), te wetenvan het/de bedrijf/bedrijven [bedrijf 4] , en/of [bedrijf 5] , en/of [bedrijf 6] en/of de tekst ‘lid van [bedrijf 6] ’, en/of
  • dat het bedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] beschikte over eigen monteurs, geschoold personeel en/oferkend elektrotechnische installateurs en/of over (neven)vestigingen in Drachten en/of Zwolle,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot 1 mei 2019 te
Groningen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een offerte van het bedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat die offerte(s) was/waren voorzien van - een of meer valse en/of onrechtmatig/onterecht gebruikte logo(’s) en/of certifica(a)t(en), te weten van het/de bedrijf/bedrijven [bedrijf 4] , en/of [bedrijf 5] , en/of [bedrijf 6] en/of de tekst ‘lid van [bedrijf 6] ’, en/of
- de tekst dat het bedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] ) beschikte over eigen monteurs, geschoold personeel en/of erkend elektrotechnische installateurs en/of over (neven)vestigingen in Drachten en/of Zwolle, en
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, die offerte(s) heeft doen toekomen (in verband met een overeenkomst inzake de levering en plaatsing van zonnepanelen) aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij
6] en/of [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] en/of [benadeelde partij 9] en/of
[benadeelde partij 10] en/of [benadeelde partij 14] en/of [benadeelde partij 12] , althans een of meer
(mogelijke) klanten van het bedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] ),
dan wel opzettelijk zodanig geschrift heeft afgeleverd of voorhanden gehad terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geschrift bestemd was voor zodanig gebruik.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair en 2 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 en 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling kan niet worden bewezen. Verdachte heeft meerdere klanten naar tevredenheid geholpen. Verdachte wilde de zonnepanelen wel degelijk leveren aan deze klanten, maar zijn bedrijf [bedrijf 3] kwam in financieel zwaar weer doordat zijn handelspartner [naam 1] onbetrouwbaar bleek. Verdachte had [naam 1] ongeveer € 68.000,00 betaald voor het leveren van zonnepanelen, maar [naam 1] heeft nooit de bestelde goederen geleverd. Vanaf oktober 2018 ontstonden hierdoor problemen in de bedrijfsvoering van [bedrijf 3] Na de negatieve publiciteit en dreigementen aan het adres van verdachte, heeft verdachte zijn kop in het zand gestoken. De oplichtingsmiddelen die in de tenlastelegging zijn genoemd, zoals het hebben van een website, het voeren van een adviesgesprek en e-mailverkeer en correspondentie, zijn niet als oplichtingsmiddelen, maar als normale bedrijfsvoering aan te merken. Op de genoemde adressen is het bedrijf van verdachte daadwerkelijk gevestigd geweest.
Hoewel verdachte in de offertes de bedoelde logo’s en sommige mededelingen beter niet had kunnen gebruiken, is geen sprake van een vals opgemaakt geschrift.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudend:
Ik ben in 2018 begonnen met mijn bedrijf [bedrijf 3] . In de ten laste gelegde periode heb ik via mijn handelsonderneming [bedrijf 3] consumenten zonnepanelen aangeboden en hen daarvoor laten betalen. Mijn eenmanszaak was kort daarvoor omgezet in een B.V. Onder andere [naam 2] was bij de B.V. in dienst. Mijn bedrijf had een website. Daar stond op dat het bedrijf al tussen 2013 en 2018 bestond. Er stond ook op dat het bedrijf nevenvestigingen had in Zwolle en Drachten. Op die locaties waren externe installateurs die door ons voor de uitvoering van werkzaamheden ingeschakeld werden, gevestigd. Wij voerden adviesgesprekken met klanten en maakten offertes en facturen. Op de offertes stonden logo’s en certificaten van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] . [bedrijf 3] was hier zelf niet bij aangesloten, dat waren alleen de installateurs. In de offertes stond ook dat [bedrijf 3] zelf installateurs in dienst had. Dat klopt niet, ik besteedde de klussen uit aan externe installateurs. Klanten kregen € 100 korting als ze het aankoopbedrag vooruit betaalden. Anders moest een percentage van het bedrag worden aanbetaald. Dit was standaard. Tijdens adviesgesprekken hebben wij [bedrijf 1] geadviseerd als bedrijf waar klanten een lening konden afsluiten.
Het klopt dat mijn belofte aan [benadeelde partij 4] in maart 2019 dat de zonnepanelen snel tussendoor geleverd en gemonteerd zouden kunnen worden, verre van reëel was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 mei 2019, opgenomenop pagina 18 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019127214 van 11 mei 2020 (onderzoek Perth), inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik doe aangifte van oplichting tegen de heer [verdachte] . In de maand oktober 2018 had ik een afspraak met de heer [verdachte] , van bedrijf [bedrijf 2] voor het leggen van 12 zonnepanelen op het dak van mijn huis in Vries. Ik heb de heer [verdachte] thuis ontvangen samen met [naam 2] . In het gesprek dat ik had met de heer [verdachte] hoorde ik hem zeggen dat ik zonnepanelen kon kopen volgens een leenconstructie/huurkoop. Hij vertelde de voordelen van zonnepanelen. [verdachte] heeft
[bedrijf 1] bij ons aanbevolen. Ik zou een lening krijgen van [bedrijf 1] . Dat is een handelsnaam van [bedrijf 1] . Ik heb daar een lening afgesloten voor een bedrag van € 8.569. Voor dat geld zou ik zonnepanelen kopen bij de heer [verdachte] . Ik heb met [verdachte] afgesproken dat ik twaalf zonnepanelen zou ontvangen. De installatie zou door een bedrijf worden gedaan dat door [verdachte] ingehuurd zou worden. [verdachte] heeft vervolgens de aanvraag opgesteld, en deze naar [bedrijf 1] gestuurd. Van [bedrijf 1] kreeg ik een overeenkomst en deze heb ik ondertekend en teruggestuurd. Het leenbedrag van [bedrijf 1] is gestort op mijn bankrekening. Ik heb vervolgens dit hele bedrag betaald aan [verdachte] , op 3 oktober en op 4 oktober.
Ik zou in november de zonnepanelen gelegd krijgen. Op 7 november 2018 kwam er geen installateur opdagen. Ik heb vervolgens met [verdachte] gebeld. Ik hoorde hem zeggen dat de leggers in de week ervoor een auto-ongeluk hebben gehad. Ik hoorde hem zeggen: een van de leggers ligt in het ziekenhuis. Ik maakte een tweede afspraak op 28 november 2018. Op die dag kwam er weer geen installateur. Ik heb vervolgens opnieuw met [verdachte] gebeld. Ik hoorde dat hij heel verbaasd reageerde dat het bedrijf niet was geweest. Ik hoorde hem zeggen: “Ik ben er van uit gegaan dat ze zouden komen, ik heb die afspraak met hen gemaakt.” Ik heb vervolgens gebeld met het installatiebureau. Ik hoorde hen zeggen: “Er is met ons hierover geen afspraak gemaakt.” Ik hoorde de medewerker ook zeggen: “Er wordt door ons niet eerder gelegd dan dat er betaald is door [verdachte] .” Ik heb vervolgens een nieuwe afspraak gemaakt met [verdachte] voor 6 februari 2019.
In de tussentijd is er mailcontact geweest met [verdachte] via info@ [bedrijf 2] . Ik heb met [verdachte] afgesproken dat ik € 250 zou terugkrijgen voor de twee gemiste werkdagen, € 125 per dag, € 100 voor de directe betaling en € 100 voor de misgelopen stroom en de al betaalde aflossing aan [bedrijf 1] . Dat geld heb ik gekregen in de maand februari.
Ik heb het installatiebedrijf bedrijf gebeld. Ik hoorde de medewerker zeggen: “Wij willen eerst geld zien [verdachte] voordat we komen leggen.” Ik heb vervolgens weer met [verdachte] gebeld en de afspraak van 6 februari 2019 is verplaatst naar 6 maart 2019. Een dag van tevoren belde de installateur. Ik hoorde de medewerker zeggen: “De opdrachtgever heeft mij niet betaald dus ik kom niet.” [verdachte] had elke keer een smoes waarom de installatie niet zou doorgaan. Mijn vrouw heeft ook een keer gebeld, toen zei hij dat hij op een begrafenis was. Een derde keer zei hij: “Ik ga verhuizen en kan daarom niet komen.” Tot op heden heb ik geen contact meer gehad met [verdachte]
.
Ik heb verschillende keren geprobeerd om [verdachte] op te zoeken. De eerste keer was aan de [straatnaam] in januari/februari. [verdachte] was daar niet meer gevestigd. Vervolgens heb ik gehoord dat hij naar industrieterrein [naam 3] in Groningen zou zijn verhuisd. Ik heb ook daar rondgekeken, twee weken gelden, maar nergens heb ik daar een bedrijf in zonnepanelen gezien op zijn naam.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 20 mei 2019, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 22 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Ik doe aangifte van oplichting. In oktober of november 2018 heb ik mij ingeschreven bij Stichting Garantiefonds ZonneEnergie omdat ik geïnteresseerd was in het plaatsen van zonnepanelen op mijn woning in Niezijl. Na mijn inschrijving werd ik telefonisch benaderd door [bedrijf 3] Er kwamen op 11 december 2018 twee mensen van [bedrijf 3] bij mij thuis. Dit waren de heer [verdachte] en een man waarvan ik de naam niet weet. Ik heb met de heren een gesprek gehad en naar aanleiding daarvan hebben zij een offerte voor mij gemaakt die ik dezelfde avond per mail heb ontvangen. Ik ben akkoord gegaan met de offerte en kreeg op 18 december 2018 per mail een factuur. Op 20 december 2018 heb ik € 3433,20, het factuurbedrag van € 3533,20 minus betalingskorting van € 100, overgemaakt naar het op de factuur vermelde rekeningnummer [rekeningnummer] . De betalingskorting staat beschreven in de offerte.
De zonnepanelen zouden op 21 december 2018 geplaatst worden. Dit was afgesproken tijdens het gesprek op 11 december 2018. In de maand december 2018 heb ik niets meer vernomen van de heer [verdachte] .
Op de offerte van [bedrijf 3] staat vestigingsadres [straatnaam] te Groningen. Op de factuur van [bedrijf 3] staat vestigingsadres [straatnaam] te Groningen. In december 2018 ben ik naar beide adressen gereden en zag dat er andere organisaties gevestigd waren.
In januari 2019 heb ik telefonisch contact opgenomen met de heer [verdachte] . De heer [verdachte] vertelde mij tijdens meerdere telefoongesprekken dat het plaatsen van de panelen niet ging lukken om meerdere redenen, waaronder het slechte weer op dat moment, het overlijden van zijn moeder en omdat hij op vakantie was in Spanje. Tot eind maart 2019 heb ik meerdere malen telefonisch contact gehad met de heer [verdachte] , waarna hij mij terug zou bellen om een nieuwe afspraak voor het plaatsen van de panelen te maken. Dit gebeurde echter niet.
Medio maart 2019 kreeg ik van [bedrijf 3] een e-mail waarin stond dat de panelen geplaatst zouden worden op een datum in maart 2019. Voor de plaatsingsdatum werd ik gebeld door de firma die de panelen zou plaatsen. Op de geplande datum kwam er echter niemand de panelen plaatsen. Dezelfde dag, in de avond, heb ik gebeld met de heer [verdachte] die mij vertelde dat er een andere datum was afgesproken. Op deze datum kon ik zelf niet aanwezig zijn en daarom werd de plaatsing van de panelen uitgesteld. In april 2019 heb ik weer telefonisch contact gehad met de heer [verdachte] . Tijdens dit gesprek hebben we afgesproken dat de panelen in week 21 van 2019 geplaatst zouden worden. In week 20 van 2019 zou ik gebeld worden om een definitieve datum af te spreken. Dit is echter niet gebeurd. Op 17 mei 2019, de laatste werkdag van week 20, heb ik gebeld met de heer [verdachte] . Ik kreeg een buitengebruiktoon te horen. Ik heb geen contact meer kunnen krijgen met [bedrijf 3] en de heer [verdachte] .
Toen ik op 17 mei 2019 op de site van de Kamer van Koophandel keek, zag ik dat het vestigingsadres van [bedrijf 3] een ander adres was dan op de offerte en de factuur staat, namelijk [straatnaam] te Groningen. Die avond 17 mei 2019 ben ik naar dit adres gereden. Het betrof een woning waar ik heb aangebeld. Een vrouw opende de deur en ik vroeg haar naar [bedrijf 3] Volgens deze vrouw was [bedrijf 3] haar niet bekend.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
  • Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 11 december 2018, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin het logo van [bedrijf 4] is gebruikt (pagina 27 en verder)
  • Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 18 december 2018, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 36)
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 juni 2019, opgenomen op pagina 40 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 3] :
Ik doe aangifte van oplichting. In oktober 2018 oriënteerde ik mij op de aanschaf van zonnepanelen. Via een adviessite van Solvari kwam ik in contact met [bedrijf 2] , die op de site van Solvari in de reviews een 9 kreeg. De eerste contacten met eigenaar [verdachte] van [bedrijf 2] waren positief en na een persoonlijk gesprek bij mij thuis volgde een offerte voor de levering van 35 zonnepanelen. Hiermee was een totaal bedrag van € 12.880,00 gemoeid. Ik ging akkoord met de offerte en betaalde de € 12.880,00. Ik stortte het bedrag naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] . We spraken daarbij af dat de zonnepanelen tussen 23 en 25 november 2018 zouden worden geplaatst.
De door [verdachte] ingehuurde ZZP’ers/installateurs kwamen echter niet opdagen op de afgesproken dag. Na elk contact was er een nieuw excuus, maar daarna toch ook weer nieuwe afspraken. De vervolgafspraken werden echter ook steeds weer verzet en het werk werd steeds uitgesteld. [verdachte] beloofde mij op enig moment 3 extra zonnepanelen te plaatsen in verband met bovenstaande problemen en uitgestelde levering.
Ik kreeg na enig onderzoek contact met de betrokken installateur, die mij vertelde geen werk meer te doen voor [verdachte] i.v.m. het uitblijven van betalingen. Ik mailde in de betrokkende maanden veelvuldig met [verdachte] , [bedrijf 2] , [bedrijf 6] en Solvari om te zoeken naar een oplossing. Tot op heden ontving ik het bedrag nog niet terug.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
  • Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 10 oktober 2018, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] teGroningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 43 en verder)
  • Een factuur van [bedrijf 2] d.d. 1 november 2018, waarin het adres [straatnaam] te Groningen isvermeld (pagina 67)
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 mei 2019, opgenomen op pagina 68 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 4] :
Omstreeks 23 februari 2019 was ik op zoek naar zonnepanelen voor mijn woning in Bolsward. Ik kwam een website tegen waar je een offerte kon laten maken. Op 26 februari 2019 werd ik telefonisch benaderd door [verdachte] . [verdachte] vertelde dat hij van [bedrijf 3] was. Begin maart 2019 kwam er een adviseur bij mij thuis. Ik heb de offerte per mail ontvangen. Ik ben akkoord gegaan. Het bedrag was in eerste instantie
€ 6.000. [verdachte] vertelde mij dat als ik het bedrag in een keer kon betalen, er € 100 korting vanaf ging. [verdachte] vertelde mij dat als ik snel zou betalen ik nog snel tussendoor kon omdat ik niet zoveel zonnepanelen had besteld. Op 25 maart 2019 heb ik een bedrag van
€ 5.900 overgemaakt naar [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 3]
Op 26 maart 2019 heb ik gebeld om te vertellen dat het bedrag is overgemaakt. [verdachte] vertelde mij dat ik een mail zou krijgen met de plaatsingsdata. Op 29 maart 2019, heb ik een mail gestuurd naar [bedrijf 3] Hierin vertelde ik dat ik graag informatie wilde omdat het inmiddels al een week geleden is dat ik het bedrag had betaald. Op 2 april 2019 heb ik weer gebeld omdat ik nog niks had gehoord van [bedrijf 3] En op 3 en 4 april 2019 heb ik weer contact gehad. In deze gesprekken vertelde [verdachte] meestal dat hij er druk mee bezig was en dat hij met leveranciers zat. Op 15 april 2019 heb ik een mail gestuurd naar [bedrijf 3] Ik vroeg opnieuw naar informatie over de plaatsing en de link voor het terugvragen van de btw. Hier heb ik dezelfde dag reactie op ontvangen. [bedrijf 3] vertelde mij dat ik dit dezelfde dag nog zou krijgen. Dit is niet gebeurd. Op 19 april 2019 heb ik een mail gestuurd met de opmerking dat ik nog een mail zou ontvangen. Op 24 april 2019 heb ik mail gestuurd met de opmerking dat zij wederom niet bereikbaar zijn en dat ik snel opheldering wil en anders mijn geld terug wil. Op 30 april 2019 heb ik mail gestuurd met de opmerking dat zij wederom niet bereikbaar zijn en dat ik vandaag duidelijkheid wil of ik wil mijn geld terug. Op 1 mei 2019 heb ik een mail gestuurd. In een periode van 25 april 2019 tot en met 8 mei 2019 heb ik ook contact gehad via Whatsapp. Hierin komt eigenlijk hetzelfde naar voren.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
  • Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 19 februari 2019, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 74 en verder)
  • Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 14 maart 2019, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 71)
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 mei 2019, opgenomen op pagina 100 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij 5] :
Ik doe aangifte van oplichting. Op 8 januari 2019 heb ik telefonisch contact gehad met [verdachte] van het bedrijf [bedrijf 3] uit Groningen. Ik was voornemens zonnepanelen voor mijn woning in
Muntendam aan te schaffen. De offerte die ik van [bedrijf 3] kreeg zat qua prijs niet veel boven of onder de andere aanbieders. Het was een normale prijs. Ik heb de beoordelingen van het bedrijf bekeken op hun Facebookpagina. Deze waren overwegend positief.
Op 11 januari 2019 is de adviseur bij ons thuis geweest. De adviseur stelde zich voor als [naam 2] . Het gesprek verliep goed, dhr. [naam 2] had een laptop mee en hij liet mij zien dat hij al het een en ander had uitgewerkt. Er was al een plan gemaakt waar en hoe de panelen geplaatst zouden worden. Het klonk allemaal betrouwbaar. Op 15 januari 2019 ontving ik een offerte van info@ [bedrijf 2] . De kosten voor het leveren en installeren van 17 zonnepanelen bedroeg € 8.100 inclusief btw. Ik vond de offerte er professioneel uitzien en heb besloten in te gaan op de offerte.
De plaatsing van de zonnepanelen zou plaatsvinden op 14 maart 2019. Er was mij eerder al verteld dat ze wat achter liepen in verband met storm. De 14e maart kwam mij zelf niet goed uit dus ik heb telefonisch en per mail gevraagd de afspraak te verzetten. Ik hoorde enige tijd niets van [bedrijf 3] en heb hen op 25 februari 2019 per mail gevraagd naar een nieuwe plaatsingsdatum. Op 26 februari 2019 ontving ik een antwoord. In de mail stond dat de installateur er op 20 maart 2019 zou zijn. Op 4 maart 2019 ontving ik de factuur van [bedrijf 3] . Op 7 maart 2019 ontving ik een sms-bericht. In het bericht stond dat de panelen besteld waren. Ik heb de factuur voldaan op 7 maart 2019. Ik heb € 8.100 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [bedrijf 3] . Op 20 maart 2019 is er geen installateur geweest. We hebben geen afzegging ontvangen. De installateur vertelde dat hij helemaal niet kon op de afgesproken datum maar dat hij toch gewoon opdrachten doorkreeg van [verdachte] . Hij vertelde ook dat hij soms te laat, deels of niet betaald werd door [verdachte] . Op 25 maart 2019 is [verdachte] bij ons thuis geweest. Hij heeft ons uitleg gegeven over het terugvragen van de btw en heeft ons een informatielink doorgestuurd via e-mail. [verdachte] vertelde dat het erg druk was en dat hij ons "ertussen" probeerde te plannen. Op 8 april 2019 heb ik een e-mail gestuurd naar [bedrijf 3] en gevraagd om een definitieve datum voor het plaatsen van de zonnepanelen. Op 8
april 2019 ontving ik antwoord van " [bedrijf 3] " dat ik op 9 april 2019 gebeld zou worden. Op 9 april 2019 ben ik niet gebeld door " [bedrijf 3] ". Op 11 april 2019 kreeg ik wel antwoord via Whatsapp maar nog steeds kreeg ik geen plaatsingsdatum door. Op 13 april 2019 kreeg ik een bericht van [naam
5] via Whatsapp. In het bericht schreef hij dat " [verdachte] " ermee bezig zou gaan. Ik heb geantwoord dat ik een plaatsingsdatum wilde en dat als ik niets zou horen ik de opdracht in zou trekken. Ik kreeg vervolgens een sms-bericht . Hierin stond dat de installateur op 9 mei 2019 om 10.00 uur zou komen. Ik heb daarom op 6 mei 2019 telefonisch contact gezocht met [verdachte] . Ik heb gemeld dat ik een afspraak bij de politie heb gemaakt voor het doen van aangifte. Ik hoorde een mannenstem zeggen: "Ik vraag of [verdachte] terug belt". Ik herkende deze stem als de stem van [verdachte] . [verdachte] is 3 keer bij ons thuis geweest en ik herkende zijn stem duidelijk. Op 9 mei 2019 zijn de zonnepanelen niet geleverd, is er geen installateur geweest en heb ik ook geen afzegging ontvangen.
Het adres [straatnaam] in Groningen staat op de factuur die ik gekregen heb. Ik heb de beheerder van het pand benaderd en die gaf aan dat [verdachte] al een half jaar geen pand meer huurt op de genoemde locatie. Ik heb op 9 en 10 mei 2019 telefonisch contact gehad met de eigenaar van het pand aan het [straatnaam] in Groningen. De zoon van de eigenaar vertelde mij dat [verdachte] op 1 maart de beëindiging van het huurcontract van het pand aan het [straatnaam] in Groningen heeft ondertekend.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
- Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 15 januari 2018, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] 9a te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s
van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 109 en verder)
- Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 4 maart 2019, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 120)
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 mei 2019, opgenomen op pagina 131 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 6] :
Ik doe aangifte van oplichting. Voor mijn woning in Ulrum was ik op zoek naar zonnepanelen. Ik heb hiervoor in januari 2019 contact gehad met het bedrijf [bedrijf 3] . Ik heb hiervoor op hun website gekeken en de site zag er professioneel uit. Ik heb een offerte aangevraagd en deze kreeg ik. Ik moet voor de zonnepanelen een totaalbedrag betalen van
€ 6.292,00 inclusief btw. Ik moest een aanbetaling doen van 70 procent. Ik heb hiervoor geprotesteerd maar ik hoefde mij geen zorgen te maken want [bedrijf 3] was aangesloten bij het garantiefonds. Ik heb de offerte getekend en heb voor rest van de tijd contact onderhouden met [verdachte] , die werkzaam is bij [bedrijf 3] . Volgens de site zouden er 3 vestigingen zijn van [bedrijf 3] en eigen personeel hebben. Op 17 januari 2019 heb ik 70 procent van de offerte overgemaakt, te weten € 4.404,40.
[verdachte] heeft mij een installatiedatum doorgegeven, dit zou op 22 maart 2019 geïnstalleerd worden. Op 22 maart 2019 is niemand verschenen. In het telefoongesprek wat volgde met
[verdachte] volgden excuses van [verdachte] . [verdachte] gaf aan dat hij personeelsproblemen had.
Hier zijn nog twee datums en tijdstippen uit voortgekomen. Ook op deze data verscheen niemand van [bedrijf 3] . Ik belde meerdere malen naar [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] onder andere zeggen dat hij ook verrast was dat de installateur niet verscheen en dat hij erachteraan zou gaan en soortgelijke smoesjes. Omdat ik [verdachte] flink op de huid zat is [verdachte] persoonlijk zelf bij mij langsgekomen om de kwestie te bespreken. Hij heeft na deze afspraak beloofd nu alles goed en snel in orde te maken. Uiteindelijk volgden er vele telefoongesprekjes met evenveel toezeggingen van [verdachte] als eerder geschreven om het snel te installeren. Ik heb nooit iemand anders van het bedrijf gesproken. Ik heb tot op heden nog niets geïnstalleerd gekregen.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
  • Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 9 januari 2018, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 142 en verder)
  • Een factuur van [bedrijf 2] d.d. 16 januari 2019, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 154)
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 mei 2019, opgenomen op pagina 158 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 7] :
Op 15 maart 2019 kreeg ik een email van [bedrijf 2] . Ik had namelijk belang bij zonnepanelen voor mijn stichting in Bears. Naar aanleiding van de e-mail is op 15 maart 2019 een adviseur langs geweest. De adviseur maakte zich bekend als [verdachte] . Het visitekaartje ziet er professioneel uit met veel gegevens. De adviseur had kennis van zaken. Uiteindelijk zijn we overeengekomen dat er 29 zonnepanelen geïnstalleerd zouden worden. Voor de financiering adviseerde de heer [verdachte] mij door naar [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ). Via dit bedrijf heb ik € 15.700 geleend om de zonnepanelen vooraf te betalen aan [bedrijf 3] . Ik heb op 4 april 2019 € 15.000 overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer] van [bedrijf 3] . De afspraak met [bedrijf 3] was dat ik eerst 80% of meer van het totaalbedrag over zou maken. Ik had een goed gevoel bij het bedrijf en heb daarom bijna het hele bedrag overgemaakt. Ik werd tot aan de betaling goed geholpen. We hebben zelfs nog aanpassingen gemaakt via de mail om extra zonnepanelen te plaatsen. Ik kreeg een professionele factuur. Ik werd door de heer [verdachte] gewezen op het feit dat ik alles het beste alles zo snel mogelijk kon regelen zodat hij mij eerder kon inplannen. De heer [verdachte] vertelde dat hij het erg druk had met andere bestellingen en plaatsingen.
Ik vond het wel vreemd dat ik vaak door de heer [verdachte] gebeld werd met de vraag of alles al klaar was en hoever ik gevorderd was met het regelen van het geld. Ik ben op de volgende momenten door hem gebeld: 15 maart om 16:33, 18 maart om 11:46 uur en 16:56 uur, 20 maart om 08:48 uur, 25 maart om 16:33 uur, 28 maart om 16:45 uur en 19:13 uur, 29 maart om 11:43 uur, 1 april om 14:21 uur en 18:07 uur, 3 april om 19:53 uur en 4 april om 12:57 uur en 18:02 uur. Nadat ik het geld had overgemaakt heb ik geen contact meer met hem gehad en ik werd ook niet meer door hem gebeld. De zonnepanelen zouden binnen 4 weken geplaatst worden, omdat na deze tijd mijn termijn voor de financiering ook zou gaan lopen bij [bedrijf 1] van € 122,47 per maand. Ik heb op 13 mei 2019 te 09.32 uur met de heer [verdachte] proberen te bellen, omdat het lang duurde en omdat het eerste termijnbedrag al betaald moest worden. Ik hoorde dat het telefoonnummer niet meer in gebruik was.
Ik zag ook dat de website van [bedrijf 3] uit de lucht was.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
  • Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 13 maart 2019, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 162 en verder)
  • Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 3 april 2019, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 181)
  • Een overeenkomst persoonlijke lening bij [bedrijf 1] (p. 172 en verder)
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 mei 2019, opgenomen op pagina 187 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 8] :
Ik doe aangifte van oplichting. Op 3 januari 2019 heb ik bij [bedrijf 3] een prijsopgave gevraagd voor zonnepanelen op mijn woning in Damwoude. Op 9 januari 2019 is de adviseur van [bedrijf 3] , de heer [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] ), bij ons thuis geweest. Aan de hand van zijn advies is een bedrag afgesproken van € 7.400 voor 15 zonnepanelen en daar zijn wij mee akkoord gegaan. Vervolgens kreeg ik op 16 januari 2019 de factuur binnen en heb ik het bedrag van € 7.400 gelijk betaald. Daarna is er via de mail steeds contact met elkaar geweest over het tijdstip van het plaatsen. Er is via telefonisch contact en daarna via de mail een datum afgesproken en bevestigd. De afspraak was toen dat de panelen op 13 maart door het bedrijf [bedrijf 3] geplaatst zouden worden. Ik zag dat zij op die dag niet op waren komen dagen (ze waren niet gekomen omdat het stormde op die dag) en ik heb opnieuw contact met de heer [verdachte] opgenomen en hebben we een nieuwe datum afgesproken. Deze nieuwe datum werd gesteld op 28 maart. Wederom is er op die dag niemand op komen dagen. Opnieuw heb ik telefonisch en via de mail contact gehad met de heer [verdachte] en werd er afgesproken dat er een installateur contact met mij op zou nemen om een nieuwe afspraak te maken. Ik heb toen in de mail een ultimatum van 14 dagen gesteld om de problemen op te lossen. Daar is niet op gereageerd. Ik heb het netjes afgewacht. Opnieuw is er telefonisch contact geweest met de heer [verdachte] en de afspraak werd genaakt dat hij op 19 april 2019 persoonlijk langs zou komen met een installateur. Op 19 april is inderdaad de heer [verdachte] met nog iemand bij ons thuis geweest en hebben ze de situatie aanschouwd en zijn er 5 afspraken gemaakt van plaatsing datum. Ik hoorde dat de heer [verdachte] zei dat er compensatie plaats zou vinden voor het geval dat hij te laat was met het plaatsen van de panelen en compensatie voor de vrije dagen die ik inmiddels opgenomen had. Ik hoorde dat hij zei dat het materiaal in ieder geval bij mij thuis gebracht zou worden in week 17. Ook in week 17 is er geen materiaal gebracht en was de heer [verdachte] niet meer bereikbaar.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
  • Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 16 december 2018, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 190 en verder)
  • Een factuur van [bedrijf 2] d.d. 14 januari 2019, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 199)
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 september 2019, opgenomen op pagina 213 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 9] :
Ik doe aangifte van oplichting/fraude. Ik had in november 2018 contact met [verdachte] , directeur van [bedrijf 3] aan de [straatnaam] in Groningen. Hij kwam bij mij in de woning in Veendam. We hebben een contract opgesteld. In dit contract stond dat wij 10 zonnepanelen en kunststofkozijnen zouden krijgen voor € 11.000. Ik moest op voorhand betalen, zodat hij ons kon inplannen voor het plaatsen van de zonnepanelen en de kunststofkozijnen. Op 31 december 2018 heb ik € 11.000 overgemaakt naar [bedrijf 3] . Ik had te horen gekregen van [verdachte] : "Hoe eerder je betaalt, hoe eerder ik je kan inplannen". Ik heb dus op voorhand het totale bedrag betaald. Op 28 januari 2019 heeft mijn partner contact opgenomen via de app. Uiteindelijk gaf [bedrijf 3] aan dat zij op 14 maart 2019 kwamen, ze liepen namelijk achter in verband met het weer. Op 14 maart 2019 was het slecht weer en er is niemand gekomen, ook heeft men niet de afspraak afgezegd. Eind maart, begin april 2019 heb ik ook telefonisch contact met [verdachte] gehad. [verdachte] zou mij de volgende dag mailen, als hij op de zaak was. [verdachte] heeft geen contact opgenomen. Op 24 april heeft mijn partner weer contact met [verdachte] gezocht via de app. Op 10 mei 2019 kreeg mijn partner een appje. Hierin stond: "Moet u [verdachte] bellen. Hij heeft een hartaanval gehad. Als hij thuis is, is hij daarop bereikbaar [telefoonnummer] ".
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
- Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 28 december 2018, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 232)
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 september 2019, opgenomen op pagina 262 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 10] :
Ik doe aangifte van oplichting. Ik heb zonnepanelen besteld bij het bedrijf [bedrijf 3] . Ik heb acht zonnepanelen besteld en deze zouden geplaatst worden op mijn woning in Eelde. Ik heb contact gehad met de eigenaar van dit bedrijf, dit is [verdachte] . Hij is op 19 november 2018 bij mij thuis langs geweest om alles te onderzoeken. Op 20 november 2018 kreeg ik van hem een offerte met een bedrag van € 5.602. Ik zou € 100 korting krijgen als ik alles direct zou betalen. Dit bedrag heb ik betaald op 19 december 2018. Het ging om een bedrag van € 5.502. Ik heb met [verdachte] afgesproken dat hij de plaatsing van de zonnepanelen uit zou besteden aan een extern bedrijf. Dit zou plaatsvinden binnen vier weken na de betaling. [verdachte] zou dit allemaal regelen omdat hij de eigenaar is van het bedrijf [bedrijf 3] Ik heb na de betaling vier weken gewacht en ik kreeg niets te horen of te zien omtrent de zonnepanelen. Daarna heb ik gebeld met dit bedrijf en zij zouden een mail sturen waarin een afspraak gemaakt zou worden voor de plaatsing van de zonnepanelen. Ik heb mijn e-mailadres nogmaals aan hen doorgegeven. Daarna heb ik nooit meer iets van dit bedrijf of van eigenaar [verdachte] gehoord. Ik heb diverse malen getracht om contact te leggen met hun, zowel telefonisch als via de mail. Echter kreeg ik niemand te pakken. Het telefoonnummer is uitgeschakeld en via de mail wordt niet gereageerd. Begin mei 2019 bleek de website niet meer benaderbaar.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
  • Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 20 november 2018, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 265 en verder)
  • Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 18 december 2018, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 274)
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 oktober 2019, opgenomen op pagina 276 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 14] :
Ik doe aangifte van oplichting. In het voorjaar van 2018 zag mijn vrouw de website van het bedrijf
[bedrijf 3] . Het bedrijf zag er betrouwbaar uit en wij maakten een afspraak met de eigenaar [verdachte] . Eind juli 2018 kwam [verdachte] bij ons thuis op bezoek. Hij adviseerde ons over zonnepanelen voor onze woning in Harkema. Dit zag er naar ons idee goed uit. [verdachte] vertelde dat hij zaken deed met [bedrijf 1] . Wij konden daar een lening aanvragen voor een financiering. [verdachte] vertelde dat hij veel zaken deed met [bedrijf 1] . Hij zei dat hij daar regelmatig op kantoor kwam en dat ze hem daar goed kenden. Dit wekte vertrouwen. [verdachte] stuurde ons een offerte. Hierin stond het bedrag voor de aanschaf van de zonnepanelen, het rendement en de btw-teruggave. Wij besloten om met het bedrijf [bedrijf 3] in zee te gaan. [verdachte] regelde de lening. [bedrijf 1] ging akkoord. In de tussenliggende periode werd mijn vrouw regelmatig gebeld door [verdachte] , met de vraag hoe het stond met de financiering. Hij vond het belangrijk om te weten zodat hij rekening kon houden met zijn planning en het bestellen van de zonnepanelen. In februari 2019 hebben wij een lening van € 9.475 afgesloten bij [bedrijf 1] . Wij hebben dit bedrag op 19 februari en 20 februari, overgemaakt naar het bedrijf [bedrijf 3] met het rekeningnummer [rekeningnummer] .
In het contract staat dat na betaling de plaatsing van de zonnepanelen binnen vier weken zou zijn. [verdachte] zei dat dit niet mogelijk was aangezien het sneeuwde en stormde. Dit was inderdaad ook het geval. [verdachte] beloofde dat hij in maart weer contact met ons zou opnemen. Wij hebben hem echter nooit weer gezien of gesproken. Wij hebben hem meerdere malen gebeld echter, hij nam zijn telefoon niet meer op. Iets wat hij daarvoor wel deed. Ook zijn wij naar het adres aan de [straatnaam] en de [straatnaam] geweest om te zien of hij daar was. Aan de [straatnaam] in Groningen was niemand. Aan de [straatnaam] in Groningen zagen wij een man. Wij vroegen hem of hij [verdachte] en/of het bedrijf [bedrijf 3] kende. De man kende beide niet.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
- Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 10 augustus 2018, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s
van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 280 en verder) - Een overeenkomst persoonlijke lening bij [bedrijf 1] (p. 289)
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 oktober 2019, opgenomen op pagina 22 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 12] , namens [benadeelde partij 13] :
Ik doe aangifte van oplichting. Eind 2018 zag ik op Facebook een advertentie van het bedrijf [bedrijf 3] . Het bedrijf adverteerde met zonnepanelen. Ik reageerde via de mail op de advertentie. Op een zaterdag kwam [verdachte] van het bedrijf [bedrijf 3] bij mij thuis in Blokzijl. [verdachte] kwam vertrouwd over. Hij liet een klein zonnepaneel zien en gaf veel informatie over hoe het in zijn werk ging. Daarna liet hij informatie achter zodat wij er over na konden denken over een eventuele aanschaf van zonnepanelen. Na enige tijd vroegen we een offerte aan bij het bedrijf [bedrijf 3] . Op 30 oktober 2018 ontvingen wij de offerte waarin de kosten voor het leveren en installeren stond. Dit kwam op een totaalbedrag van
€ 8.000 inclusief btw. De berekeningen in de offerte spraken ons zeer aan waardoor wij besloten tot aanschaf. We vroegen een lening van € 8.000 aan bij het bedrijf [bedrijf 1] om de zonnepanelen te financieren. Dit bedrijf werd ons door [verdachte] geadviseerd. We zouden van [verdachte] € 100 korting krijgen. Op 30 november 2018 stond het bedrag van € 8.000 op onze rekening. Dezelfde dag kreeg ik een mail van info@ [bedrijf 2] met de factuur en het verzoek deze voor 2 december 2018 te voldoen. Op 3 december is er € 7.900 overgemaakt van onze rekening naar de rekening van [bedrijf 3] . Op 5 december 2018 heb ik een mail naar info@ [bedrijf 2] gestuurd met de vraag wanneer ze langs zouden komen om de panelen te plaatsten. Op 18 december 2018 ontving ik een email waarin stond dat ze in de week van 14 januari 2019 de installatie zouden plaatsen. Op 16 januari 2019 ontving ik een afspraakbevestiging dat de zonnestroominstallatie op 13 februari 2019 om 10:00 uur geplaatst zou worden. Op genoemde datum kwam er echter niemand. Vervolgens heeft [bedrijf 3] aangegeven de installatie op 19 maart 2019 te plaatsen. Ook op die datum is [bedrijf 3] niet verschenen. [bedrijf 3] zou later die week op 22 maart 2019 alsnog komen. Ook dit heeft niet plaatsgevonden. Daarna heb ik niets meer vernomen over de levering en plaatsing van de installatie. Ik heb geprobeerd telefonisch contact te krijgen maar het eerder gebruikte telefoonnummer is niet meer bereikbaar.
Als bijlagen zijn onder andere toegevoegd:
  • Een offerte van [bedrijf 2] d.d. 30 oktober 2018, waarin is vermeld dat het adres [straatnaam] te Groningen is, dat [bedrijf 2] over eigen monteurs en geschoold personeel beschikt, en waarin logo’s van [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn gebruikt (pagina 302 en verder)
  • Een factuur van [bedrijf 3] d.d. 30 november 2018, waarin het adres [straatnaam] te Groningen is vermeld (pagina 328)
  • Een overeenkomst persoonlijke lening bij [bedrijf 1] (p. 322 en verder)
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2019 (AH-002), opgenomen op pagina 349 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 mei 2019 werden de bankgegevens van [bedrijf 3] opgevraagd. Dit betrof rekening [rekeningnummer] over de periode van 1 oktober 2018 t/m 22 mei 2019.
Hieronder een overzicht van namen/personen die geld had gestort of ontvangen.
Datum storting
Boeking
Naam
3 oktober 2018
€ 4.569
[benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 16]
4 oktober 2018
€ 4.000
[benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 16]
5 november 2018
€ 12.780
[benadeelde partij 3]
3 december 2018
€ 7.900
[benadeelde partij 12]
19 december 2018
€ 5.502
[benadeelde partij 10]
21 december 2018
€ 3.433
[benadeelde partij 2]
31 december 2018
€ 11.000
[benadeelde partij 9]
16 januari 2019
€ 7.400
[benadeelde partij 15]
17 januari 2019
€ 4.404
[benadeelde partij 6]
19 februari 2019
€ 5.000
[benadeelde partij 14]
20 februari 2019
€ 4.375
[benadeelde partij 14]
7 maart 2019
€ 8.100
[benadeelde partij 5]
25 maart 2019
€ 5.900
[benadeelde partij 4]
5 april 2019
€ 15.000
[benadeelde partij 7]
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2020 (AH040), opgenomen op pagina 535 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 25 september 2019 werd de website van [bedrijf 3] veiliggesteld en beschikbaar gesteld aan het onderzoeksteam.
Op de eerste webpagina zag je onderaan een afbeelding. Hier zie je het bedrijfslogo van [bedrijf 3] met daarbij 5 jaar en 2013-2018. Dit wekt mogelijk het idee dat het bedrijf al vijf jaar zou bestaan. Tevens werd aangegeven dat er drie vestigingen waren: Groningen, Drachten en Zwolle.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2020 (AH008), opgenomen op pagina 384 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb onderzoek gedaan naar de opgegeven vestigingsadressen van het bedrijf [bedrijf 2]
[straatnaam] Groningen
Op diverse offertes staat als adres opgegeven [straatnaam] te Groningen. Op de [straatnaam] te Groningen is een bedrijfsverzamelpand gevestigd. In het verleden was [bedrijf 2] inderdaad gevestigd op genoemd adres. [verdachte] heeft op 15 februari 2018 tijdens een gesprek met collega [naam 6] aangegeven niet meer gevestigd te zijn op dit adres.
[straatnaam] Groningen
Op twee facturen (01-11-2018 en 16-01-2019) van [bedrijf 2] staat het adres [straatnaam] te Groningen vermeld. Het adres [straatnaam] te Groningen betreft een woning. Dit betreft de woning van de (ex-)vriendin van verdachte [verdachte] .
[straatnaam] Groningen
Op meerdere facturen van [bedrijf 2] (08-11-2018 t/m 03-04-2019) staat het adres [straatnaam] te Groningen vermeld. [straatnaam] te Groningen betreft een voormalig schoolpand. Op dit adres zijn meerdere bedrijven gevestigd.
[straatnaam] 9a Groningen
Op twee facturen (15-01-2019 en 19-02-2019) staat dit adres vermeld. De eigenaar van dit pand ([naam 7]) heeft tegenover aangever [benadeelde partij 5] verklaard dat [verdachte] op 1 maart 2019 de beëindiging van het huurcontract heeft ondertekend. Het is niet bekend per wanneer het contract in is gegaan.
De genoemde adressen zijn door meerdere aangevers bezocht. Op geen van de adressen is het bedrijf [bedrijf 2] en/of [verdachte] aangetroffen.
Op de site van [bedrijf 2] staat dat het ook kantoren heeft in Zwolle en Drachten. Uit niets is gebleken dat [bedrijf 2] kantoren in Zwolle en Drachten heeft of heeft gehad.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2019 (AH-017), opgenomen op pagina 435 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Onderaan op de eerste bladzijde van de door [bedrijf 3] verzonden offertes stonden certificaatlogo’s. Door verbalisant werden deze logo’s onderzocht. Door verbalisant werden de bedrijfsgegevens van de bedrijven achterhaald die bij betreffende logo’s hoorden.
Naam: [bedrijf 4]
Naam: [bedrijf 5]
Naam: [bedrijf 6]
Vervolgens heb ik gecontroleerd of het bedrijf [bedrijf 3] rechtmatig de logo’s vermeldde op zijn offertes. Dit was bij geen van de logo’s het geval. De betreffende ondernemingen gaven aan de [bedrijf 3] dan wel [verdachte] nooit een certificaat had gehad.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2020 (AH-035), opgenomen op pagina 487 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De bankgegevens van het bedrijf [bedrijf 3] werden opgevraagd over de periode van 1 oktober 2018 t/m 22 mei 2019. De verstrekte gegevens werden geanalyseerd. Ik zag dat er veel betalingen waren die gerelateerd konden worden aan privébetalingen. Verbalisant heeft vervolgens alle betaling die privé zouden kunnen zijn geselecteerd. Het gaat dan om een totaalbedrag van € 7.862,31.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2020 (AH-036), opgenomen op pagina 503 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 mei 2019 werden bankafschriften van [bedrijf 3] opgevraagd over de periode van 1 oktober 2018 t/m 22 mei 2019. Uit de analyse bleek dat er in die periode voor € 24.620,00 contant werd opgenomen bij betaalautomaten.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 december 2019 (AH-023), opgenomen op pagina 451 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De historische bankgegevens van [verdachte] zijn opgevraagd over de periode 1 oktober 2018 tot en met 14 november 2019. [rekeningnummer] betreft een betaalrekening op naam van [verdachte] .
Tussen 25 maart 2019 en 19 juni 2019 zijn er 36 betalingen van de zakelijke rekening van [bedrijf 3] ( [rekeningnummer] ) naar de privérekening van [verdachte] gedaan met een totaalbedrag van € 16.654,78.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2020 (AH039), opgenomen op pagina 475 en verder van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de periode 7 maart 2019 tot en met 21 mei zag ik de volgende bewegingen op de rekening van [bedrijf 3] :
  • In de onderzochte periode vonden er een aantal betalingen plaats naar leveranciers eninstallatiebedrijven van zonnepanelen. Deze betalingen hadden geen betrekking op de personen die aangifte hadden gedaan tegen het bedrijf [bedrijf 3] . Deze betalingen hadden betrekking op eerdere leveringen.
  • Er vonden verschillende betalingen plaats naar de vriendin van verdachte [verdachte] , ook werdener bedragen door mw. [naam 4] op de rekening van [bedrijf 3] gestort.
  • Opvallend was dat na 10 april 2019 het beschikbare saldo op de rekening van [bedrijf 3] grotendeelswerd overgeboekt naar de privérekening van [verdachte] .
  • Opvallend was dat er na 12 april 2019 structureel incasso’s werden gestorneerd. Hierdoor was ereen toename in het saldo op de rekening. Opvallend was dat dit beschikbare saldo grotendeels werd overgeboekt naar de privérekening van [verdachte] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
ten aanzien van feit 1 primair (oplichting)
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat verdachte aan de in de tenlastelegging genoemde aangevers zonnepanelen heeft verkocht. Zij hebben de zonnepanelen (grotendeels) vooraf betaald terwijl zij de zonnepanelen nimmer geleverd hebben gekregen van verdachte. Verdachte heeft aangevers bewogen met hem in zee te gaan middels de volgende oplichtingsmiddelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met zijn handelsonderneming [bedrijf 3] gebruik heeft gemaakt van meerdere onwaarheden. Zo werd op de website in strijd met de waarheid gesuggereerd dat het bedrijf al bestond vanaf 2013 en dat het bedrijf nevenvestigingen had in Drachten en Zwolle. In de offerte werden logo’s en certificaten genoemd die [bedrijf 3] niet mocht voeren, maar waaruit wel zou kunnen worden afgeleid dat het bedrijf voldeed aan verschillende kwaliteitseisen. Ook werden in facturen en offertes niet-bestaande nevenvestigingen en meerdere vestigings- of kantooradressen genoemd waarop verdachte evenwel niet bereikbaar was en waardoor verhaalsmogelijkheden dus actief werden bemoeilijkt. Verdachte heeft van begin af aan zijn bedrijf dus groter en professioneler voorgesteld dan het in werkelijkheid was en daarmee aan aangevers een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Door deze presentatie zijn aangevers ook (mede) bewogen tot afgifte van de betaalde gelden en/of het aangaan van een schuld bij [bedrijf 1] , zo verklaren zij.
Naar het oordeel van de rechtbank is – gelet op het voorgaande – sprake van een samenweefsel van verdichtsels en heeft verdachte zich bovendien voorgedaan in een valse hoedanigheid van bonafide ondernemer. Dit oordeel hangt samen met het oordeel van de rechtbank dat de rechtbank ook bewezen acht dat verdachte het oogmerk had om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen namelijk af dat verdachte nimmer de intentie heeft gehad om de overeenkomsten zijnerzijds na te komen. Als vertrekpunt heeft daarbij te gelden dat verdachte een onjuiste voorstelling van zaken heeft gecreëerd en mede op basis van onwaarheden aangevers bewogen tot de gedane betalingen.
Dat verdachte vervolgens pogingen heeft gedaan om de overeenkomsten met aangevers na te komen, volgt niet uit het dossier. Niet is gebleken dat verdachte een bestelling heeft gedaan of een opdracht heeft geplaatst bij een installateur ten behoeve van de plaatsing van zonnepanelen bij deze aangevers. Uit de betaalstromen van [bedrijf 3] kan dit ook niet worden opgemaakt. De betalingen die wel zijn gedaan aan installateurs betroffen andere klanten dan aangevers. Dat verdachte die betalingen zou hebben gedaan vanaf een bankrekening van de holding ( [bedrijf 7] ) acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu in het politieonderzoek niet is gebleken van een rekening die gekoppeld kan worden aan desbetreffende holding, hoewel dat wel is onderzocht.
Verder blijkt uit de zakelijke rekening [rekeningnummer] dat verdachte in de periode oktober 2018 tot en met mei 2019 voortdurend privéonttrekkingen, contante opnames en overboekingen naar zijn privérekening heeft gedaan, waardoor uiteindelijk de zakelijke rekening leeg is geraakt. Verdachte heeft dat geld niet gebruikt om installateurs te betalen, of bedragen terug te betalen aan aangevers, maar heeft dus zelf van de betalingen van aangevers geprofiteerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in september 2018 een bestelling van ongeveer € 68.000 heeft geplaatst bij [naam 1] , die hij wel heeft betaald maar nooit geleverd heeft gekregen. Hierdoor zou verdachte in financieel zwaar weer zijn gekomen, waardoor hij de overeenkomsten met aangevers uiteindelijk niet meer kon nakomen. Verdachte had naar eigen zeggen altijd de intentie om wel te leveren. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, mede gelet op de voorgaande overweging van de rechtbank. De vermeende ‘bestelling’ bij [naam 1] kent verder geen aanknopingspunten in het dossier en komt de rechtbank ook niet geloofwaardig voor. Zo blijkt uit de bankafschriften niet dat verdachte deze betaling heeft gedaan en is er geen factuur van de bestelling aangetroffen. Verdachte is in de gelegenheid gesteld om dit nader te onderbouwen, maar hij heeft dit nagelaten. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte aangifte heeft gedaan tegen [naam 1] of dat verdachte zelf naar het politiebureau heeft gebracht, zoals verdachte heeft verklaard. Ook wordt door [naam 1] zelf weersproken dat sprake is geweest van een dergelijke bestelling.
De rechtbank acht kortom bewezen dat verdachte zich door middel van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichtingen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd, nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
ten aanzien van feit 2 primair (valsheid in geschrift)
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ook ten aanzien van dit feit acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juli 2018 tot 1 mei 2019 te Groningen en Vries en
Niezijl en Drachten en Bolsward en Muntendam en Ulrum en Beers en Damwoude en Veendam en Eelde en Harkema en Blokzijl, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels personen, te weten
  • [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot afgifte van 8.569 euro, en
  • [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot afgifte van 3.433 euro, en
  • [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot afgifte van 12.780 euro, en
  • [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot afgifte van 5.900 euro, en
  • [benadeelde partij 5] heeft bewogen tot afgifte van 8.100 euro, en
  • [benadeelde partij 6] heeft bewogen tot afgifte van 4.404 euro, en
  • [benadeelde partij 7] heeft bewogen tot afgifte van 15.000 euro, en
  • [benadeelde partij 8] heeft bewogen tot afgifte van 7.400 euro, en
  • [benadeelde partij 9] heeft bewogen tot afgifte van 11.000 euro, en
  • [benadeelde partij 10] heeft bewogen tot afgifte van 5.502 euro, en
  • [benadeelde partij 14] heeft bewogen tot afgifte van 9.375 euro, en
  • [benadeelde partij 12] heeft bewogen tot afgifte van 7.900 euro,
en
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 14] en [benadeelde partij 12] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een leenovereenkomst met [bedrijf 1] ,
immers heeft verdachte bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
  • zonnepanelen aangeboden middels een professioneel uitziende website www. [bedrijf 2] , en
  • op die website logo’s en teksten vermeld, te weten ‘2013-2018’ en ‘5 jaar’ waardoor ten onrechte deindruk werd gewekt of kon worden gewekt dat verdachtes bedrijf al enige jaren bestond, en ook niet bestaande (neven)vestigingen in Drachten en/of Zwolle vermeld, en
  • met voornoemde personen een adviesgesprek gevoerd, teneinde hen te bewegen via verdachtesbedrijf zonnepanelen aan te schaffen, en daartoe ook mailverkeer en/of correspondentie onderhouden, en
  • een of meer voornoemde personen een offerte doen/laten toekomen voorzien van
onrechtmatig/onterecht gebruikte logo’s en certificaten, te weten van de bedrijven [bedrijf 4] , en
[bedrijf 5] , en [bedrijf 6] en van de tekst ‘lid van [bedrijf 6] ’, en waarin tevens werd vermeld dat [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] beschikte over eigen monteurs, geschoold personeel en erkend elektrotechnische installateurs, en op facturen en offertes ten onrechte de vestigings- en/of kantooradressen [straatnaam] en [straatnaam] en [straatnaam] te Groningen vermeld, en
  • aangegeven dat bij betaling van het volledige aankoopbedrag er korting zou worden gegeven en/ofdat de levering sneller zou plaatsvinden, en/of
  • door de houding en/of wijze van optreden van verdachte jegens die personen bij die voornoemdepersonen de indruk gewekt dat de via verdachte en/of verdachtes bedrijf bestelde zonnepanelen ook zouden worden geleverd en dat verdachte en/of verdachtes bedrijf de afspraken kon en wilde nakomen, en
  • aldus zich heeft voorgedaan als bonafide verkoper/tussenpersoon van zonnepanelen, envervolgens ten aanzien van de leenovereenkomst
  • die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 14] en [benadeelde partij12] , ten behoeve van de financiering van die aan te schaffen zonnepanelen heeft geadviseerd tot het aangaan van een lening bij het bedrijf [bedrijf 1] , daarbij gebruikmakend van verdachtes valse hoedanigheid van bonafide verkoper/tussenpersoon, waardoor die personen werden bewogen tot voornoemde afgiften en het aangaan van voornoemde schulden;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juli 2018 tot 1 mei 2019 te Groningen en/of elders in Nederland, meermalen,
telkens een geschrift, te weten een offerte van het bedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of laten opmaken, door in die offerte te vermelden:
  • onrechtmatig/onterecht gebruikte logo’s en certificaten, te weten van de bedrijven [bedrijf 4] en[bedrijf 5] en [bedrijf 6] en de tekst ‘lid van [bedrijf 6] ’, en
  • dat het bedrijf [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] beschikte over eigen monteurs, geschoold personeel enerkend elektrotechnische installateurs zulks met het oogmerk om die geschriften telkens als echt en onvervalst te gebruiken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop. Hoewel de onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelingen in bepaald opzicht een samenhangend feitencomplex opleveren, loopt naar het oordeel van de rechtbank de strekking van enerzijds artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en anderzijds artikel 225 lid 1 Sr te veel uiteen om te kunnen oordelen dat de verdachte hier in wezen één verwijt wordt gemaakt. Bovendien zijn de handelingen niet (steeds) in dezelfde tijd en plaats gepleegd. Van eendaadse samenloop is dan ook geen sprake.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en dat als bijkomende straf openbaarmaking van de uitspraak wordt gelast.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank komt tot een veroordeling - gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, met eventueel een taakstraf. Hij heeft hiertoe verwezen naar de LOVS oriëntatiepunten en naar het feit dat verdachte in de toekomst aangevers terug zal moeten betalen. Daarnaast is verdachte bereid reclasseringstoezicht te aanvaarden. Dit zou een positief effect kunnen hebben op verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft uit hoofde van zijn bedrijf [bedrijf 3] twaalf mensen opgelicht, door zich voor te doen als bonafide zonnepanelenverkoper. Hij had een professionele website, voerde adviesgesprekken en bracht professioneel ogende offertes en facturen uit. In de offertes werden verschillende logo’s en certificaten genoemd die [bedrijf 3] niet mochten voeren en werd in strijd met de waarheid vermeld dat [bedrijf 3] over eigen professionele monteurs beschikte en nevenvestigingen had. Hoewel verdachte data voorstelde en de klanten voorhield dat zij de zonnepanelen geleverd zouden krijgen, hebben de aangevers de zonnepanelen nooit ontvangen. Enkele aangevers hebben op aanraden van verdachte zelfs een lening afgesloten voor het bekostigen van de zonnepanelen, waarop zij nog steeds aflossen en waarvoor zij rente moeten betalen. Verdachte heeft aldus misbruik gemaakt van het door hem gewekte vertrouwen en hij heeft voor flinke financiële schade gezorgd bij de aangevers. De totale schade bedraagt ongeveer € 100.000. Verdachte is ten aanzien van drie aangevers veroordeeld door de civiele rechter, maar het is zeer lastig gebleken verdachte aan te kunnen spreken op zijn terugbetalingsverplichting omdat verdachte geen verhaal biedt.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het LOVS ten aanzien van fraude in aanmerking. Bij een benadelingsbedrag van € 70.000 tot € 125.000 wordt een gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 9 maanden of een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank volstaan deze oriëntatiepunten echter niet en komt vanwege de ernst van de feiten enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als sanctie in aanmerking. Het betreffen geraffineerde oplichtingen die verdachte vanuit de hoedanigheid van een professioneel ogende rechtspersoon heeft gepleegd. Hij heeft steeds opnieuw het wilsbesluit genomen iemand op te lichten, valsheid in geschrifte te plegen en daardoor meerdere slachtoffers te maken. Door geldbedragen aan de bankrekening van de rechtspersoon te onttrekken na de gepleegde oplichtingen, heeft verdachte hier zelf voordeel van genoten. Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van deze straf rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en met de overschrijding van de redelijke termijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank zal niet overgaan tot openbaarmaking van de uitspraak, nu dit in onderhavige situatie niet proportioneel is te achten.

Benadeelde partij

De volgende persoon heeft verzocht een schadevergoedingsmaatregel op te leggen:
1. [benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 10.344,60, vermeerderd met wettelijke rente en
€ 564,16 als toerekenbare tekortkoming, zijnde de reeds toegewezen bedragen door de civiele rechter in het vonnis van 21 januari 2020.
Daarnaast hebben de volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
2. [ [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 3.531,98 ter zake van materiële schade, bestaande uitde betaling voor de zonnepanelen (€ 3.433,20), telefoonkosten (€ 30,00) en reiskosten
(€ 68,78), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan; 3. [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 12.880,45 ter vergoeding van materiële schade, bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 5.900,00 ter vergoeding van materiële schade,bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 11.505,79 ter vergoeding van materiële schade,bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen (€ 8.100,00), teruggave van de btw
(€ 1.405,79) en de gederfde stroomopwekking (€ 2.000,00), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [ [benadeelde partij 6] , tot een bedrag van € 4.404,40 ter vergoeding van materiële schade,bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen, en een bedrag van € 200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [ [benadeelde partij 7] , tot een bedrag van € 22.044,60 ter vergoeding van materiële schade,bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen inclusief rente, en een bedrag van € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [ [benadeelde partij 9] , tot een bedrag van € 12.274,00 ter vergoeding van materiële schade,bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen en kozijnen (€ 11.000,00), de rente over de lening
(€ 1.093) en beredderingskosten (€ 181,00), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
9. [ [benadeelde partij 10] , tot een bedrag van € 5.502,00 ter vergoeding van materiële schade,bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
9. [ [benadeelde partij 14] , tot een bedrag van € 10.783,00 ter vergoeding van materiële schade, bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen (€ 9.475,00), de rente over de lening
(€ 1.113,00) en de kosten voor het opstellen van een aangetekende brief (€ 195,00), vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
11. [ [benadeelde partij 12] , tot een bedrag van € 12.441,22 ter vergoeding van materiële schade, bestaande uit de betaling voor de zonnepanelen en de lening (€ 11.133,80) en de wettelijke rente (€ 497,41), zoals toegewezen door de civiele rechter d.d. 2 juli 2019.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de personen onder 1, 2, 3, 4, 5 (deels), 6, 7 (deels), 8, 9, 10 (deels) en 11 kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn standpunt ten aanzien van [benadeelde partij 1]
(nr. 1) de oude vordering in beschouwing genomen, die zag op betaalde rente aan [bedrijf 1] (€ 484,37), beredderingskosten (€ 181,00) en immateriële schade (€ 200,00), alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad € 9.334,37.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 5] (nr. 5) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het betaalde bedrag voor de zonnepanelen kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, dat het onderdeel met betrekking tot de gevorderde BTW moet worden afgewezen en dat niet-ontvankelijkverklaring moet volgen voor de gederfde kostenbesparing.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 7] (nr. 7) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen en dat de gevorderde immateriële schade moet worden geschat op € 200, in lijn met de andere benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle vorderingen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen slechts kunnen toegewezen tot het bedrag dat zij hebben overgemaakt naar [bedrijf 3]
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van de vorderingen onder 2, 3, 4, 9, 10 en 11
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde partij 3] (nr. 3) en [benadeelde partij 14] (nr. 10) merkt de rechtbank op dat de materiële schade € 100,00 lager zal worden vastgesteld dan gevorderd, gelet op de daadwerkelijk betaalde bedragen aan [bedrijf 3] zoals uit de bankafschriften blijkt.
De vorderingen, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.
ten aanzien van de vordering onder 5
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij
[benadeelde partij 5] de gestelde schade met betrekking tot de betaling voor de zonnepanelen
(€ 8.100,00) heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 maart 2019.
De apart gevorderde teruggave van de btw is reeds opgenomen in het door de rechtbank toegewezen bedrag. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering daarom afwijzen.
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij door de gederfde energieopwekking schade heeft geleden, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit onderdeel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
ten aanzien van de vordering onder 6
In het voegingsformulier van [benadeelde partij 6] is een bedrag van > € 4.000,00 genoemd ter vergoeding van materiële schade. Daarnaast is genoemd dat de vordering 70% van € 6.292,00 betreft. De rechtbank leest de vordering zo dat dit laatste bedrag van € 4.404,40 wordt gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 januari 2019.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van onzekerheid of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. Daarnaast acht de rechtbank het niet evident dat door de bewezen verklaarde oplichting benadeelde partij in zijn persoon is aangetast. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
ten aanzien van de vordering onder 7
De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of er voor benadeelde partij nog schade resteert en de eventuele hoogte daarvan te bepalen. Ter terechtzitting is immers gebleken dat benadeelde partij zonnepanelen heeft gekregen van een derde, om niet, nadat het benadeelde partij duidelijk was geworden dat verdachte niet voornemens was om zich aan de overeenkomst te houden en zonnepanelen aan hem te leveren. Verdachte heeft een geldleningsovereenkomst afgesloten ten behoeve van de aanschaf van de (oorspronkelijk door verdachte te leveren) zonnepanelen. Nu benadeelde partij in een situatie verkeert waarin hij zonnepanelen bezit en een geldleningsovereenkomst heeft afgesloten met datzelfde doel, en in zoverre in dezelfde lijkt te verkeren als verdachte zijn overeenkomst zou zijn nagekomen, is onvoldoende duidelijk welke schade thans nog resteert. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering op dit onderdeel daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit onderdeel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van onzekerheid of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. Daarnaast acht de rechtbank het niet evident dat door de bewezen verklaarde oplichting benadeelde partij in zijn persoon is aangetast. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
ten aanzien van de vordering onder 8
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat benadeelde partij [benadeelde partij 9] de gestelde schade met betrekking tot de betaling voor de zonnepanelen (€ 11.000,00) en de rentegelden over de lening (€ 1.093,00) heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 december 2018.
De rechtbank acht de gevorderde beredderingskosten (€ 181,00) onvoldoende onderbouwd en zal dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van onzekerheid of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. Daarnaast acht de rechtbank het niet evident dat door de bewezen verklaarde oplichting benadeelde partij in zijn persoon is aangetast. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
schadevergoedingsmaatregel en proceskostenvergoeding
[benadeelde partij 1] (nr. 1) heeft een verzoek tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ingediend. Op 21 januari 2020 heeft de kantonrechter in deze rechtbank de vordering van [benadeelde partij 1] jegens [bedrijf 3] toegewezen. Dit bedrag bestaat onder andere uit
€ 8.569,00 als ongedaanmakingsverplichting uit de ontbonden overeenkomst. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank tot het hiervoor genoemde bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018, om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Nu tevens de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat ten aanzien van de vorderingen onder 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10 en 11, zal de rechtbank schadevergoedingsmaatregelen opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente, om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10 en 11 tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 60a, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Ten aanzien van feit 1 primair:
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 1]aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.569,00 (zegge: achtduizend vijfhonderdnegenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 37 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 2] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 december 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.531,98 (zegge: drieduizend vijfhonderdeenendertig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 3] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 november 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 3] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 12.780,45 (zegge: twaalfduizend zevenhonderdtachtig euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 48 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 4] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 4] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.900,00 (zegge: vijfduizend negenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 5] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 5] af ten aanzien van de teruggave van de btw, begroot op € 1.405,79.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 5] ten aanzien van de gederfde stroomopwekking, begroot op € 2.000,00, niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 5] aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.100,00 (zegge: achtduizend honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 6] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 6] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 6] aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.404,40 (zegge: vierduizend vierhonderdvier euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Verklaart de vordering van
[benadeelde partij 7]ten aanzien van de gevorderde materiële schade, begroot op € 22.044,60, niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 7] voor het overige af.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 9]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 9] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 9] ten aanzien van de gevorderde beredderingkosten, begroot op € 181,00, niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 9] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 9] aan de Staat te betalen een bedrag van € 12.093,00 (zegge: twaalfduizend drieënnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 46 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 10]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 10] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 10] aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 5.502,00(zegge: vijfduizend vijfhonderdtwee euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 14]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 14] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 14] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 14] aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.683,00 (zegge: tienduizend zeshonderddrieëntachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 43 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 12]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 12] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 12] aan de Staat te betalen een bedrag van € 11.133,80 (zegge: zegge: elfduizend honderddrieëndertig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 44 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2022.
Mr. Sieders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.