ECLI:NL:RBNNE:2022:4173

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
186499
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeborene na vaststelling van cocaïne in het bloed

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 november 2022 een tussenbeschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeboren kind, hierna te noemen [kind]. De kinderrechter heeft eerder op 31 oktober 2022 een spoedmachtiging verleend, omdat er sporen van cocaïne in het bloed van [kind] waren aangetroffen. De ouders, de moeder en de vader, zijn bekend met verslavingsproblematiek en instabiliteit in hun leven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid en gezondheid van [kind] in gevaar zijn door het drugsgebruik van de ouders, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing.

Tijdens de zitting op 7 november 2022 is de zaak met gesloten deuren behandeld. De ouders hebben aangegeven dat zij zich niet kunnen vinden in de spoedmachtiging en verzoeken om [kind] terug te plaatsen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de zorgen over de veiligheid van [kind] nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben weliswaar stappen ondernomen om hun situatie te verbeteren, maar de kinderrechter is van mening dat er eerst een zorgvuldige evaluatie van de situatie moet plaatsvinden voordat [kind] terug kan keren naar de ouders.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, tot uiterlijk 30 april 2023. De ouders moeten in deze periode aantonen dat zij in staat zijn om hun verslavingsproblematiek onder controle te krijgen en dat de veiligheid van [kind] gewaarborgd kan worden. De kinderrechter heeft benadrukt dat de verantwoordelijkheid bij de ouders ligt en dat er intensieve hulpverlening nodig is om het patroon van instabiliteit en verslaving te doorbreken. De zaak zal opnieuw worden beoordeeld in een zitting die voor 16 april 2023 gepland staat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/186499 / JE RK 22-871
Datum uitspraak: 11 november 2022
Tussenbeschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen: de GI (de Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[kind], geboren op [datum] oktober 2022 te [plaats] ,
hierna te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij beschikking van de kinderrechter van 31 oktober 2022, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de zitting van 7 november 2022.
1.2.
Nadien heeft de kinderrechter kennisgenomen van de volgende stukken:
- lab uitslagen van de poli kindergeneeskunde van het [naam] Ziekenhuis te [plaats] , ingediend door de GI en binnengekomen bij de griffie op 4 november 2022;
- een getekende officiële waarschuwing en schriftelijke reactie van [naam] , ingediend door de advocaat van de ouders en binnengekomen bij de griffie op 7 november 2022.
1.3.
Op 7 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader en de moeder, bijgestaan door mr. B.G. Kooi;
- [naam] en [naam] , namens de GI.

2.De verdere feiten

2.1.
[kind] is geboren op [datum] oktober 2022, en verblijft op dit moment op grond van de door de kinderrechter verleende (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van 31 oktober 2022 in een pleeggezin.
2.2.
Uit laboratorium onderzoek is gebleken dat [kind] op 30 oktober 2022 om 10:22 uur sporen van cocaïne in zijn bloed had. Om 16:25 uur is er nogmaals onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van cocaïnesporen in zijn bloed. Dat onderzoek heeft geresulteerd in een negatieve uitslag, waarbij het ziekenhuis de opmerking geplaatst heeft dat dit een ‘heel zwak negatief’ testresultaat betreft. In het bloed van [kind] zijn op 30 oktober 2022 geen sporen van andere drugssoorten aangetroffen.

3.Het verdere verzoek

3.1.
De RvdK handhaaft het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening van pleegzorg te verlenen voor de resterende verzochte duur, te weten tot 21 oktober 2023.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI aangevoerd dat [kind] op 21 oktober 2022 als ongeboren kind door de kinderrechter onder toezicht is gesteld vanwege forse zorgen. De ouders zijn vanuit het verleden bekend met verslavingsproblematiek en veel instabiliteit waarbij zij van crisissituatie naar crisissituatie gaan. Vanwege deze forse zorgen zijn er ten tijde van het raadsonderzoek door de RvdK voorwaarden gesteld waaraan de ouders zich dienen te houden. Na de geboorte van [kind] is vanuit een urinecontrole gebleken dat [kind] zijn urine positief is getest op cocaïne. Hoewel dit in eerste instantie door de ouders werd ontkend, zijn er labuitslagen van het ziekenhuis die de stelling van de ouders niet onderbouwen. Hierdoor hebben de ouders zich niet gehouden aan de gestelde voorwaarden en is de acute veiligheid van [kind] in gevaar geweest. Dit maakt dat de GI zich genoodzaakt voelde om een spoedverzoek tot machtiging uithuisplaatsing in te dienen. De GI handhaaft dit verzoek omdat zij op dit moment geen mogelijkheden zien om [kind] op een veilige manier bij de ouders te laten verblijven. Hiervoor is een grote gedragsverandering bij de ouders nodig. Vanuit het verleden is gebleken dat er een patroon is van fors drugsgebruik en huiselijk geweld dat bovenliggend is aan alle problematiek en instabiliteit van de ouders. Doordat de ouders in beslag worden genomen door de verslavingsproblematiek is het hen in het verleden niet gelukt aan te sluiten bij de kinderen. Dit heeft ertoe geleidt dat de twee oudere kinderen van de ouders al enkele jaren uit huis zijn geplaatst. Pas als de ouders hun verslavingsproblematiek onder controle hebben kan de GI verder onderzoeken wat dit betekent voor de opvoedingsvaardigheden, zorg en het perspectief van [kind] . Het is de komende tijd aan de ouders om zich te bewijzen en te laten zien dat zij in staat zijn met hun problematiek aan de slag te gaan en hun verslavingsproblematiek onder controle te krijgen.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
Door en namens de ouders is aangegeven dat zij zich niet kunnen vinden in het spoedverzoek van de GI. Zij zijn van mening dat de spoedmachtiging ten onrechte is verleend en verzoeken dan ook het resterende deel van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen en [kind] terug te plaatsen bij de ouders. Hiertoe is kort samengevat door en namens de ouders het volgende aangevoerd.
4.2.
De ouders hebben het gevoel dat zij worden afgerekend op hun verleden en continu op achterstand staan. Op dit moment is er bij zowel de vader als de moeder geen sprake van actueel harddrugs gebruik. Wel gebruiken zij dagelijks softdrugs door in de avond een joint te roken om rustig te worden en dingen te verwerken. Ook tijdens de zwangerschap was hiervan sprake. Hierover zijn zij vanaf het begin eerlijk geweest en dit willen zij graag afbouwen. Dat er sporen van cocaïne in de urine van [kind] is aangetroffen is voor de ouders enorm pijnlijk en moeilijk te verklaren omdat de moeder aangeeft geen cocaïne te hebben gebruikt gedurende de zwangerschap. Ook ten tijde van de zitting zitten de ouders nog met vraagtekens hoe de cocaïne in de urine van [kind] terecht is gekomen. De enige verklaring die de ouders kunnen bedenken is dat er wellicht cocaïne in een joint zat die de moeder enkele dagen voor de bevalling van een vreemde heeft aangenomen. Helaas is de GI hierover niet in overleg geweest met de ouders, waardoor zij te snel hebben aangenomen dat er sprake is van harddrugsproblematiek bij de ouders en zij daarmee de voorwaarden hebben geschonden, terwijl dit niet het geval is. Dit maakt ook dat er volgens de ouders te snel is gehandeld en de spoedmachtiging ten onrechte is verleend.
4.3.
Voor wat betreft het vervolg zijn de ouders van mening dat [kind] terug bij hen geplaatst kan worden omdat er nooit een gevaar voor [kind] is geweest en het op dit moment nog steeds veilig is voor [kind] . Hiertoe is door en namens de ouders aangevoerd dat zij op dit moment bij stichting [naam] verblijven en daar 24-uurs begeleiding ontvangen middels een specifieke vorm van begeleid wonen waarbij een strak regime heerst. Een voorbeeld hiervan is de officiële waarschuwing met duidelijke afspraken die de ouders afgelopen weekend hebben getekend. Zo mogen de ouders absoluut geen harddrugs gebruiken en moet het cannabisgebruik worden afgebouwd. De ouders kunnen zich vinden in deze afspraken en zijn bereid deze na te komen. Om dit vol te houden en te bewijzen hebben de ouders zich aangemeld bij VNN en gaan zij twee keer per week urinecontroles uitvoeren. Daarnaast heeft de moeder zich aangemeld bij de GGZ en ontvangt de vader al hulpverlening vanuit de GGZ. Dit maakt dat de veiligheid van [kind] voldoende gewaarborgd is.

5.De verdere beoordeling

Ten aanzien van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat de bij beschikking van 31 oktober 2022 verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind] op terechte gronden is verleend en dat deze beschikking in stand moet blijven. Op dat moment stond vast dat de veilig- en gezondheid van de pasgeboren [kind] dusdanig in gevaar was doordat er sporen van cocaïne in zijn urine waren aangetroffen terwijl hij slechts enkele uren oud was. Daarbij vertoonde [kind] zorgelijk gedrag (fladderende handjes) wat mogelijk duidt op ontwenningsverschijnselen. Deze zeer zorgelijke situatie rechtvaardigt de genomen spoedbeslissing.
Ten aanzien van het resterende deel van het verzoek
5.2.
Op grond van artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige verlengen, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.
5.3.
Aan de kinderrechter ligt het verzoek voor om een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] te verlengen. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat de ouders graag zien dat [kind] weer zo snel mogelijk bij hen komt wonen. Echter is het de kinderrechter op grond van de overlegde stukken en behandeling duidelijk geworden dat een terugkeer naar huis op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort. De kinderrechter constateert dat er sprake is geweest van een zeer onveilige en gevaarlijke situatie doordat er sporen van cocaïne in de urine van de pasgeborene [kind] zijn aangetroffen. Bij de verklaring dat die sporen in zijn bloed zijn gekomen doordat de moeder een aangeboden joint (waarin mogelijk cocaïne zat) kunnen vraagtekens gezet worden. Er zijn geen sporen van cannabis in het bloed aangetroffen.
5.4.
Daarnaast is door de ouders erkent dat de moeder ten tijde van de zwangerschap regelmatig, dan wel niet dagelijks, een (halve) joint nam. Ook dat is een vorm van drugsgebruik. De kinderrechter heeft ter zitting de indruk gekregen dat de moeder het roken van joints sterk bagatelliseert en afzet als onschadelijk in vergelijking met cocaïnegebruik. Het roken van sigaretten is al zeer schadelijk tijdens een zwangerschap, laat staan joints. Het is de kinderrechter ook niet gebleken dat de ouders bij aanvang van de zwangerschap, of gedurende de zwangerschap pogingen ondernomen hebben om hun drugsgebruik af te bouwen tot nihil. Ook dat is hun te verwijten.
5.5.
Bovenstaande maakt dat [kind] gedurende de zwangerschap al is blootgesteld aan het gebruik van zowel hard- als softdrugs en daarmee zijn veiligheid en ontwikkeling in gevaar is gebracht. De kinderrechter benadrukt dat dit een situatie is die volstrekt onacceptabel is. Ondanks dat de moeder hiervan enorme spijt heeft is de kinderrechter van oordeel dat er eerst zorgvuldig onderzocht moet worden of [kind] wel veilig bij de ouders kan opgroeien. Des te meer nu er nog steeds sprake is van (verslavings)problematiek bij de ouders en de ouders hiervoor nog geen hulp en/of behandeling hebben ondergaan. Dit maakt dat het risico op herhaling nog onverminderd aanwezig is.
5.6.
Daarnaast is er sprake van instabiliteit, ontbreekt het de ouders aan blijvende huisvesting en is er sprake van financiële problemen. Bovendien is [kind] gelet op zijn zeer jonge leeftijd kwetsbaar en volledig afhankelijk van zijn ouders. Door de ouders is naar voren gebracht dat de eventuele risico's inmiddels zijn ingeperkt door de officiële waarschuwing van Stichting [naam] . De kinderrechter gaat hieraan voorbij omdat de officiële waarschuwing van Stichting [naam] wellicht een stok achter de deur voor de ouders kan zijn om geen drugs te gebruiken, maar de kinderrechter overweegt dat er, gelet op de ernstige en langdurige (verslavings)problematiek en instabiliteit, echt intensieve hulpverleningstraject(en) nodig zijn om het patroon te doorbreken. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de zorgen en de problematiek nu nog veel te ernstig zijn voor een terugkeer van [kind] naar huis en dat er eerst verdere en blijvende stappen in de goede richting gezet moeten worden door de ouders. Het voorgaande maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat het noodzakelijk is om de uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening van pleegzorg te verlengen.
5.7.
De kinderrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld voor welke termijn de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] moet worden verleend. De GI heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat deze voor de resterende verzochte duur (duur van de ondertoezichtstelling), te weten 21 oktober 2023, moet worden verleend. Hoewel de kinderrechter dit verzoek, gelet op de ernstige zorgen, kan begrijpen is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing een zeer zware maatregel is. De kinderrechter overweegt dat het de taak van de kinderrechter is om in dit stadium te blijven toetsen of aan de wettelijke vereisten voor een machtiging tot uithuisplaatsing wordt voldaan. Daarbij dient zorgvuldig onderzocht te worden of [kind] veilig bij de ouders kan opgroeien en dient het perspectief niet nu al vast te staan. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat een terugkeer naar huis op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort. Echter vindt de kinderrechter het, gelet op de zeer jonge leeftijd van [kind] , op dit moment nog te vroeg om de machtiging te verlenen voor de gehele duur van de ondertoezichtstelling. [kind] is nog een zeer jonge baby en zal zich gaan hechten aan de pleegouders, waardoor er op korte termijn duidelijkheid moet komen. Dit brengt met zich mee dat de kinderrechter het verzoek zal toewijzen voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige zal aanhouden.
5.8.
De kinderrechter benadrukt dat de bal en verantwoordelijkheid in de komende zes maanden bij de ouders ligt. De kinderrechter overweegt dat er al jarenlange instabiliteit en problematiek bij de ouders aan de orde is. Om dit patroon te doorbreken volgt de kinderrechter de GI in haar standpunt dat de ouders eerst de verslavingsproblematiek onder controle dienen te hebben alvorens er verder gekeken kan worden naar het perspectief van [kind] . De kinderrechter overweegt dat het op dit moment aan de ouders is om zich hierin te bewijzen en het ontstane patroon vanuit het verleden eindelijk eens te doorbreken. Hoewel het positief is dat de ouders open lijken te staan voor hulp en zich hebben aangemeld bij VNN, benadrukt de kinderrechter dat de ouders nog grote stappen moeten zetten.
5.9.
De moeder heeft nog maar kort geleden laten zien dat zij niet altijd in het belang van [kind] handelt door [kind] gedurende de zwangerschap bloot te stellen aan het gebruik van drugs. De kinderrechter overweegt daarbij dat het jammer is dat de ouders zich afgelopen dagen pas hebben aangemeld bij VNN, terwijl de verslavingsproblematiek ver voor en gedurende de zwangerschap ook al speelde. Des te meer nu de ouders juist voornemens waren om het bij [kind] wel goed te doen en [kind] zagen als tweede kans. Gelet hierop was het passender geweest om alvast hulp te accepteren en aan te gaan voordat het mis ging in plaats van nadat [kind] uit huis is geplaatst en in gevaar is gebracht. Desondanks is het positief dat ouders hun problematiek nu alsnog in zien en bereid zijn hieraan te werken. In dat kader is door zowel de vader als de moeder aangegeven dat zij twee keer per week urinecontroles gaan uitvoeren. Het is aan de ouders om dit na te komen en alle testuitslagen daarvan aan de GI te overhandigen, zodat ook zij zicht hebben op de situatie en het proces van de ouders. Op zijn minst dienen de ouders langdurig volledig negatieve testuitslagen aan de GI te kunnen overhandigen, dat is een eerste stap in de goede richting. Wellicht ten overvloede overweegt de kinderrechter dat het gegeven dat de ouders hun verslavingsproblematiek onder controle hebben niet gelijk betekent dat [kind] op een veilige manier thuis kan wonen. Echter is het wel zo dat op het moment dat de ouders hun verslavingsproblematiek duurzaam onder controle hebben, gekeken kan worden naar een tweede stap in de goede richting, te weten een onderzoek naar de opvoedingsmogelijkheden van de ouders en daarmee het perspectief van [kind] . Daarin ligt een rol voor de GI weggelegd.
5.10.
Aangezien de kinderrechter de machtiging verlengd voor de duur van zes maanden en voor het overige zal aanhouden draagt de kinderrechter de GI en de advocaat van de ouders op om uiterlijk één week voorafgaand aan de nader te bepalen zitting de kinderrechter en elkaar schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken. Op de volgende zitting zal de stand van zaken besproken worden en zal op het aangehouden deel van het verzoek worden beslist.
5.11.
Tot slot merkt de kinderrechter op dat er, gelet op de zeer jonge leeftijd van [kind] , de komende weken aandacht moet zijn voor een passende omgangsregeling tussen [kind] en zijn ouders, waarbij de veiligheid en het belang van [kind] uiteraard voorop dient te staan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden, te weten tot uiterlijk 30 april 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing op het verzoek voor het overige aan tot de zitting met gesloten deuren op een
nog nader te bepalen dag en tijdstip voor 16 april 2023,tegen welke zitting de GI en de ouders dienen te worden opgeroepen;
6.4.
draagt de GI en de advocaat van de ouders op om
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting de kinderrechter en elkaar schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken en hun standpunten ten aanzien van de resterende duur van het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Baken, in tegenwoordigheid van N. Hooghiemster, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
(fn: 656)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.