ECLI:NL:RBNNE:2022:4134

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
18.056117.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de zaak van de Tindermoord, waarbij een man is veroordeeld voor moord, poging tot doodslag, brandstichting en vernieling

Op 11 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland vonnis gewezen in de zaak die bekend is geworden als de Tindermoord. De verdachte, een 27-jarige man, is veroordeeld voor de moord op de 21-jarige Amerikaanse studente [slachtoffer 1], poging tot doodslag op haar Nederlandse vriend [slachtoffer 2], brandstichting en vernieling. De feiten vonden plaats op 6 maart 2022 in Leeuwarden. De verdachte had via Tinder contact met [slachtoffer 1] en raakte geobsedeerd door haar, terwijl zij geen relatie met hem wilde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, gezien zijn voorbereidingen en de wijze waarop hij de feiten heeft gepleegd. Hij heeft [slachtoffer 1] met een mes meermalen gestoken, wat leidde tot haar overlijden. Ook stak hij [slachtoffer 2] in de borst, die dit overleefde dankzij snel medisch ingrijpen. De verdachte heeft brand gesticht door een molotovcocktail tegen de woning van [slachtoffer 1] te gooien, wat gemeen gevaar voor de aanwezige personen veroorzaakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18.056117.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
11 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
11 oktober 2022 en 11 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk, met voorbedachten rade, van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp voorwerp, meermalen in de borst en/of de longen en/of de hals(slagader) en/of (linker)arm (slagader), althans in het lichaam te steken;
2.
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk, met voorbedachten rade, van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] , meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in het hart en/of de borst, althans in het lichaam gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk, met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheur in de rechter hartkamer, een fractuur van de rechter rib, (diepe) steekwonden in de longen en/of borst heeft toegebracht door meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in het hart en/of de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk, met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] , meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp in het hart en/of de borst, althans in het lichaam gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers hebbende verdachte die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp voorwerp, in de knie, althans in het been gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp voorwerp in de knie, althans het been te steken en/of te snijden;
4.
Hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine ,althans met een brandbare stof, immers heeft verdachte een zgn.
molotovcocktail, althans een brandend voorwerp tegen de woning [straatnaam] aangegooid, ten gevolge waarvan de kozijnen en/of de muur en/of het kozijn(van de keuken) aan de binnenzijde en/of de gevel van de woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de inventaris van die woning [straatnaam] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor de in de woning [straatnaam] aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning [straatnaam] aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
5.
hij op of omstreeks 6 maart 2022 te Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk het raam van de balkondeur van de woning
[straatnaam] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2]
, [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door deze raam met een hamer kapot te slaan.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1. impliciet primair ten laste gelegde moord, de onder 2. impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord, het onder 3. subsidiair, onder 4. en onder 5. ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 3. primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1. impliciet primair ten laste gelegde moord en de onder 2. impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de bedoeling had [slachtoffer 1] te dwingen om met hem te praten en van haar de waarheid te horen. Uit het enkele feit dat iemand een wapen bij zich heeft, kan de voorgedachte raad niet worden afgeleid. Verdachte heeft verklaard dat hij de benzine en de aansteker heeft gekocht en op internet heeft gezocht op "Molotov cocktail" omdat hij met de gedachte speelde om zichzelf van het leven te beroven. Gelet op de gedachtewereld en persoonlijkheid van verdachte zijn zijn handelingen te plaatsen en is er geen sprake van aanwijzingen voor een vooropgezet plan om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Daarnaast zijn er wel een aantal contra-indicaties die erop wijzen dat er geen sprake is geweest van een vooropgezet plan om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, aldus de raadsman.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het overige onder 1. en 2. ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman geeft ten aanzien van feit 3. aan dat er geen bewijs is voor 'vol' opzet gericht op het verwonden van [slachtoffer 3] , maar dat er eventueel sprake zou kunnen zijn van voorwaardelijk opzet. De raadsman heeft geen opmerkingen ten aanzien van de onder 4. en 5. ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
het onder 3. ten laste gelegde feit
Op basis van de stukken staat het vast dat [slachtoffer 3] tussen het moment waarop verdachte binnendringt in de woning en het moment dat verdachte de woning verlaat, gewond is geraakt aan zijn knie. [slachtoffer 3] kan zich niet herinneren op welke wijze of op welk exact moment hij gewond is geraakt. Hij heeft verklaard dat het gaat om een snee in zijn knie van 3 tot 3,5 centimeter waarin 3 hechtingen zijn aangebracht en dat de wond niet heel diep was maar dat hij wel veel bloed heeft verloren. In de letselverklaring wordt vermeld dat er een snijverwonding was met een lengte van 3 centimeter.
Verdachte verklaart niet te weten hoe [slachtoffer 3] aan zijn verwonding is gekomen.
Uit de stukken komt verder naar voren dat verdachte van buitenaf het glas in de terrasdeur kapot heeft geslagen en dat de vloer bezaaid was met glasscherven. Zowel verdachte als [slachtoffer 3] hebben verklaard dat [slachtoffer 3] geprobeerd heeft verdachte tegen te houden door aan hem te gaan hangen op het moment dat verdachte via het eerder ingeslagen raam van de terrasdeur de woning weer wilde verlaten. [slachtoffer 3] heeft nog verklaard dat hij en verdachte op de grond terecht zijn gekomen.
De rechtbank ziet in de hiervoor beschreven gang van zaken de reële mogelijkheid dat het letsel aan de knie van [slachtoffer 3] veroorzaakt is door de glasscherven die op de vloer in de woning lagen in de buurt van de terrasdeur. Zowel het gegeven dat de wond op de knie zat, als het gegeven dat het een snijverwonding was van ongeveer 3 centimeter, past (ook) bij een verwonding die opgelopen is door het (met de knie) vallen op glasscherven die op de grond liggen. Dit kan heel goed zijn gebeurd op het moment dat [slachtoffer 3] verdachte tegen wilde houden toen hij de woning weer wilde verlaten.
In de tenlastelegging staat primair omschreven dat verdachte [slachtoffer 3] heeft gestoken en/of gesneden en subsidiair dat hij [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem te steken en/of te snijden.
De rechtbank ziet op basis van het vorenstaande onvoldoende bewijs voor deze ten laste gelegde handelingen. De rechtbank acht het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
1die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
de plaats van het misdrijf
Op 6 maart 2022 om 03:36 uur kreeg verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] het verzoek te gaan naar de [straatnaam] in Leeuwarden in verband met een woningbrand.
2Ter plaatse zagen zij vanaf de woning aan de [straatnaam] twee personen naar hun toe komen lopen. Een van deze personen bleek later getuige [slachtoffer 3] te zijn. De personen zeiden dat er bovenaan aan de trap een persoon zou liggen die doodgestoken zou zijn. Verbalisant [verbalisant 2] rook een brandlucht. Hij keek langs de woning en zag dat er op de eerste verdieping een raam aanwezig was. Hij zag dat hier een paar kleine vlammen brandden. Hij zag dat er vlammen naar beneden drupten alsof er een brandende vloeistof naar beneden lekte.
3
Verbalisant [verbalisant 1] is de woning ingelopen en zag bovenaan de trap een jonge vrouw op haar buik liggen. Hij zag dat haar gelaatskleur grauw was en haar gezichtsuitdrukking verstard. Hieraan zag hij, in combinatie met de grote hoeveelheid bloed, dat zij was overleden. Hij zag dat achter haar in de gang een hamer lag. Uit de gang kwam een man met een brandblusser die zei dat hij de brand had geblust en dat er nog een bewoner in de keuken lag. Verbalisant [verbalisant 1] is de woonkamer ingelopen en rook een duidelijke rooklucht. Hij zag overal bloedsporen en liep naar de keuken. Daar zag hij een jonge man op de grond liggen. Hij zag dat de man een grauwe huidskleur had en buiten bewustzijn was. Hij zag dat de man bloed op zijn borstkas had. Schuin onder een stoel in de keuken zag verbalisant een groot keukenmes liggen, zilverkleurig, ongeveer 25 centimeter lang, en voorzien van bloed.
4In de broekzak van de man werd een portemonnee aangetroffen met daarin een rijbewijs en een ID kaart op naam van [slachtoffer 2] . Verbalisant zag dat het raam, dat toegang geeft tot het dak, ingeslagen was. Hij zag dat er enkel nog glas aan de buitenkant van het kozijn zat.
5Verbalisant [verbalisant 2] zag dat een ambulancemedewerker de pols voelde van de vrouw die op de grond lag. Hij hoorde dat ze zei dat deze persoon overleden was.
6
Op 6 maart 2022 omstreeks 03:38 uur kwam verbalisant [verbalisant 3] aan bij de [straatnaam] in Leeuwarden. Hij rook een sterke geur van een brandstof. Hij zag dat het raam naast het keukenblok zwart geblakerd was en hij rook daar een sterke brandlucht. Aan de buitenzijde van het pand zag verbalisant een tas met daarnaast flessen. Hij zag dat ter hoogte van het raam van de eerste verdieping een kapotte fles op de grond lag.
7
de aangifte van feit 5
[naam 1] doet namens de eigenaren van het pand aan de [straatnaam] in Leeuwarden, [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , aangifte van vernieling c.q. brandstichting.
8[benadeelde partij 1] zag dat het raam in de ruimte tegenover de keuken, kapot was.
9
de verklaringen van de ooggetuigen
[slachtoffer 3] is door de politie gehoord als getuige. Hij heeft verklaard dat hij thuis was, samen met [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
10[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gingen naar bed. De getuige was nog beneden toen hij een geluid, een gekraak, hoorde en toen kwam er vuur. Binnen één minuut was er een groot geluid. [slachtoffer 4] heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geïnformeerd en zij kwamen naar beneden.
11De getuige hoorde een hard geluid en draaide zich om. Hij gelooft dat hij zag dat [verdachte] de deur kapot maakte en naar binnen stormde. [verdachte] rende heel snel naar binnen. De getuige hoorde kabaal/geschreeuw op de overloop. Daarna zag hij dat [slachtoffer 1] op de bank in de woonkamer stond en hij zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] meerdere keren stak.
12[verdachte] zat heel dicht op haar; hij was heel agressief. [slachtoffer 1] probeerde bij hem vandaan te komen. De getuige zag dat [verdachte] herhaaldelijk steekbewegingen maakte. Hij zag dat [slachtoffer 1] zich probeerde te beschermen. [verdachte] stak [slachtoffer 1] op borsthoogte. De getuige probeerde [verdachte] te grijpen. De getuige zag [verdachte] wegrennen via de deur die toegang geeft tot het dakterras.
13De getuige zag daarna [slachtoffer 1] niet meer maar hij zag wel [slachtoffer 2] die in de keuken lag op de vloer. Hij zag [slachtoffer 1] op de grond liggen op de overloop.
14
De voordeur zit op de begane grond en zat op slot. Er is een sleutel nodig om in of uit het pand te komen.
15
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hem verteld is dat hij twee klaplongen had en dat hij gestoken is in de rechterzijde van zijn hart.
16Hij was die avond in het huis van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
17Hij was voor de anderen naar bed gegaan. Hij werd wakker in het ziekenhuis.
18
[slachtoffer 4] is als getuige gehoord door de politie. Hij heeft verklaard dat hij op de [straatnaam] in Leeuwarden woont op een kamer op de eerste verdieping. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] hebben kamers op de tweede verdieping. [slachtoffer 1] had verkering met [slachtoffer 2]
19; hij was ook bij hen thuis. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn naar bed gegaan. De getuige wilde ook naar bed gaan toen hij een fel oranje licht zag. Hij zag dat het vuur was en dat het houten raamkozijn van het keukenraam vlam vatte. De brand was buiten. De getuige is naar boven gegaan en heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wakker gemaakt. Toen hij weer beneden kwam zag hij dat [slachtoffer 3] de vlammen probeerde te doven en hij zag dat er een extra persoon in huis was.
20De getuige hoorde [slachtoffer 3] de naam [verdachte] schreeuwen. De getuige wilde het huis verlaten omdat er brand was en realiseerde zich toen dat hij geen huissleutel had. Hij ging terug naar boven om de sleutel te halen. Toen hij de deur van zijn kamer open had, draaide hij zich om en zag hij [slachtoffer 1] op de trap. [verdachte] stond voor [slachtoffer 1] en [verdachte] had een mes en er was overal bloed.
21
het overleden slachtoffer [slachtoffer 1]
Het stoffelijk overschot is door de forensische opsporing geïdentificeerd als: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] , adres: [straatnaam] , Leeuwarden.
22
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek gedaan naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer 1] . Bij het forensisch pathologisch onderzoek aan het lichaam is gebleken dat er 15 steekletsels waren en 7 snijletsels. De steekletsels waarbij vitale structuren waren geraakt zaten hoog aan de borst rechts met klieving van de rechterhalsader en perforatie van de rechterborstholte en rechterlong. Aan de borst links waren twee steekletsels met perforatie van de linkerborstholte en de linkerlong. Aan de linkerbovenarm was een steekletsel met klieving van de linker armslagader en de linker koningsader. Er waren nog 11 steekletsels zonder beschadiging van vitale structuren aan de nek en hals rechts, de borst rechts, de rechterschouder, de rechterbovenarm, de linkerschouder, de linkerbovenarm en de rug rechts. Aan de rechterhand, de linkerbovenarm, de linkerpols en de linkerhand waren 7 snijletsels zonder beschadiging van vitale structuren.
23
Het overlijden van [slachtoffer 1] wordt zonder meer verklaard door de gevolgen van drie steekletsels in de borst en één steekletsel in de linkerarm. De overige elf steekletsels kunnen via bloedverlies hebben bijgedragen aan (de snelheid van) het overlijden.
24
het slachtoffer [slachtoffer 2]
In het forensisch geneeskundig letselverslag met betrekking tot [slachtoffer 2] staat vermeld dat er voor de operatie 3 bijna parallel verlopende verwondingen in de borstkas aanwezig waren met een lengte van circa 3 centimeter. Het gaat om diepe steekverwoningen met zicht op spierweefsel.
25Er is een vermoeden van inwendig letsel: de rechter hartkamer toont een scheur waardoor er veel bloed uitstroomt; fractuur van rechter rib, de linker- en rechterlong zijn aangeprikt waardoor er verbinding is tussen de long en de buitenwereld.
26
camerabeelden
Aan de buitenzijde van het pand aan de [straatnaam] is een camera bevestigd. De camera neemt zeer vermoedelijk beelden op aan de hand van bewegingsdetectie.
27Verbalisant [verbalisant 4] heeft de beelden laten uitkijken en laten beschrijven in een camerabeeldenverslag.
28In het camerabeeldenverslag is het volgende opgenomen.
Zondag 6 maart 2022 00:43:06 uur
Uit oostelijke richting, uit de steeg aan de linkerzijde van [straatnaam] , komt NN1 in westelijk richting rechts het beeld binnenlopen. NN1 komt qua uiterlijk sterk overeen met verdachte.
29
Zondag 6 maart 2022 03:23:38 uur
NN1 komt uit oostelijke richting en loopt in westelijke richting door de steeg aan de linkerzijde van [straatnaam] .
30
Zondag 6 maart 2022 03:28:34 uur
In de gele cirkels is vermoedelijk een ontbranding van een onbekend voorwerp te zien. Deze ontbranding gebeurt buiten het camerabeeld, maar is te zien als weerspiegeling in het raam.
Op afbeelding 16a is te zien dat het onbekende, inmiddels brandende voorwerp omhoog gegooid wordt.
31
Zondag 6 maart 2022 03:28:36 uur
Vermoedelijk raakt het onbekende brandende voorwerp de muur, wat vermoedelijk een steekvlam veroorzaakt.
32
Zondag 6 maart 2022 03:28:41 uur
In de gele cirkel is te zien dat een onbekend persoon zeer vermoedelijk via een waterafvoerpijp aan de linkerzijde van het gebouw [straatnaam] naar boven klimt.
33
Zondag 6 maart 2022 03:30:34 uur
In het gele kader is te zien dat een persoon, vermoedelijk NNI, vanuit de steeg aan de linkerzijde van
[straatnaam] in de richting van het voertuig rent. Daarna stapt NN1 vermoedelijk aan de bestuurderszijde van het voertuig in. Op afbeelding 24a is te zien dat de achterlichten van het voertuig worden ontstoken en kort daarna worden gedoofd, waarna het voertuig in noordelijke richting via de [straatnaam] rechts boven uit beeld verdwijnt.
34
onderzoek telefoongegevens
Verbalisant heeft de geluidsopname van de melding bij 112 op 6 maart 2022 om 03.37 uur beluisterd. Een man belt huilend dat hij 2 mensen heeft neergestoken.
Uitwerking van het gesprek:
Beller: Ik heb iemand vermoord, ik heb iemand neergestoken.
Centralist: In welke stad is dit?
Beller: Leeuwarden. Ik heb 2 mensen neergestoken, ze zijn allebei dood.
Centralist: Wat is het adres?
Beller: [straatnaam] .
Beller: Ik moet de politie hebben want ik heb ze neergestoken.
35
De historische telefoongegevens van de telefoon van verdachte zijn verkregen. Verbalisant heeft de route van de telefoon aan de hand van de telefoonmasten die de telefoon van verdachte heeft aangestraald, bekeken.
36Op 6 maart 2022 straalt de telefoon in de periode van 00.22 uur tot en met 02.09 uur de telefoonmast aan op de [straatnaam] in Leeuwarden en van 00.09 uur (de rechtbank leest: 02.09 uur) tot en met 00.21 uur (de rechtbank leest: 02.21 uur) de mast op de [straatnaam] in Leeuwarden.
37Op 6 maart 2022 is de telefoon omstreeks 02.20 uur van Leeuwarden naar [woonplaats] gegaan en omstreeks 02.50 uur is de telefoon van [woonplaats] naar Leeuwarden gegaan. Om 03.37 uur wordt met de telefoon van verdachte 112 gebeld.
38
In een proces-verbaal van bevindingen is opgenomen dat verbalisant [verbalisant 5] meekeek met de whatsapp gesprekken die [naam 2] , zus van verdachte, voerde met verdachte in de nacht van 6 maart 2022. Hij heeft onder andere het volgende gesprek overgenomen in het proces-verbaal:
03:43 uur, [verdachte] : "Je kan niks meer doen ze zijn dood. Ik ga naar Oekraïne".
39
03:56 uur, [naam 2] : "Waarom heb jij dit gedaan? Wat vergooi jij nu allemaal?" 03:59 uur, [verdachte] : "Omdat ze me gebruikte en loog".
03:59 uur, [naam 2] : "Ja, en dan moet je haar dit aandoen? Wat voor gedachten heb je wel niet?"
04:00 uur, [verdachte] : "Als ik mezelf niet kan afmaken dan maar dit ik had gevraagd om hulp. En mij op te opnemen".
40
De mobiele telefoon van verdachte is inbeslaggenomen ter waarheidsvinding.
De data uit deze mobiele telefoon bevat:
41
Chats met [slachtoffer 1] op 6 maart 2022:
[verdachte] 02:12 uur je liegt over dat [slachtoffer 2] er niet is
[verdachte] 02:12 uur en over dat je ziek bent
[verdachte] 02:12 uur hoe ik dat weet, ik heb hem gezien
[slachtoffer 1] 02:43 uur je bent erg brutaal
[verdachte] 02:44 uur nee
[verdachte] 02:44 uur jij liegt
[verdachte] 02:44 uur waarom?
[verdachte] 02:45 uur jij hebt seks met hem
[verdachte] 02:45 uur ik weet het
[verdachte] 02:45 uur je had mij minstens de waarheid kunnen vertellen
[verdachte] 03:23 uur ik ben buiten, kom praten
[verdachte] 03:28 uur uitgaand gesprek
Een vanaf het account van verdachte op 6 maart 2022 omstreeks 03:40 uur via Facebook verstuurd bericht naar het account ' [naam 3] ' met daarin de tekst:
You're sister is death.
You're sister lied to me by cancelling our night to go with [slachtoffer 2] .
42
de verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij eind september/begin oktober via Tinder contact heeft gekregen met [slachtoffer 1] . Zij zagen elkaar elke week in Leeuwarden. Verdachte zag dit als een relatie. [slachtoffer 1] zei dat ze geen relatie met hem wilde. Verdachte wilde dat het wel een relatie was. Verdachte was hierdoor erg gestrest. Na december was de intimiteit tussen hen helemaal over. Ergens halverwege december kwam [slachtoffer 2] in beeld bij [slachtoffer 1] . Verdachte zocht nog wel steeds contact met [slachtoffer 1] ; hij wilde wel stoppen met haar maar raakte geobsedeerd. Verdachte maakte afspraken met [slachtoffer 1] om haar te zien en dan werd de afspraak soms door haar afgezegd. Hij had nog wel hoop maar zo langzamerhand ontstond steeds meer het idee dat [slachtoffer 1] wel iets met [slachtoffer 2] had. Verdachte was nog steeds gefocust op [slachtoffer 1] . In de avond en nacht van 5 op 6 maart 2022 ging verdachte uit in Leeuwarden. Hij had zijn auto geparkeerd voor het appartement van [slachtoffer 1] . Hij had de hoop dat hij die avond [slachtoffer 1] zou ontmoeten. [slachtoffer 1] stuurde hem een berichtje dat zij ziek was en niet naar de bar kwam. Verdachte vertrouwde het niet en is naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan aan de [straatnaam] . Hij zag dat ze daar een feestje in huis hadden. Verdachte heeft zijn telefoon met behulp van een paraplu omhoog gehouden en via een raam filmpjes gemaakt om te kijken of [slachtoffer 1] loog. Hij zag [slachtoffer 1] dansen en hij hoorde een Nederlandse stem. Eigenlijk wist hij wel dat [slachtoffer 2] daar was. [slachtoffer 1] reageerde niet op zijn berichtjes en verdachte raakte steeds gefrustreerder en was boos en doorgedraaid. Verdachte is daarna terug gereden naar zijn woning in [woonplaats] . Op een gegeven moment reageerde [slachtoffer 1] met een berichtje met de inhoud "you are rude". Verdachte verklaarde dat hij dacht dat dit berichtje het breekpunt was. Hij was eerst van plan naar huis en naar bed te gaan maar toen dat berichtje van [slachtoffer 1] kwam voelde hij zich verdrietig en boos en ook jaloers op [slachtoffer 2] maar ook boos op hem. Thuis in de woning in [woonplaats] aangekomen, pakte verdachte een hamer uit de schuur en een mes uit het messenblok in de keuken. Hij pakte uit de schuur de jerrycan met benzine die hij eerder al had gekocht. Hij pakte ook twee flessen die hij leeg gooide en vulde met de benzine en afsloot met de dop. Verdachte heeft verklaard dat hij wel in zijn hoofd had "niet doen, niet doen". Verdachte had eerder al filmpjes bekeken over het maken van een molotovcocktail. Verdachte had eerder ook al een aansteker gekocht en die had hij bij zich. Verdachte heeft de hamer, het mes en de flessen met benzine in de auto gelegd en is daarna teruggereden naar de woning van [slachtoffer 1] in Leeuwarden en parkeerde zijn auto daar vlakbij. Bij zijn auto heeft hij een doek in repen gesneden en die repen in de flessen met benzine gedaan. Verdachte heeft de flessen meegenomen naar de zijkant van de woning van [slachtoffer 1] en heeft daar het doek van een van de flessen aangestoken. Toen dit doek brandde heeft verdachte de fles tegen het raam in de zijmuur van de woning gegooid waardoor er meteen brand ontstond. Verdachte is vervolgens via de regenpijp op het dakterras geklommen. Verdachte had de hamer en het keukenmes al bij zich gestoken. Verdachte had ook nagedacht over de plaats waar hij de molotovcocktail zou gooien. Hij wist dat het bij het bewuste raam tochtte en dat er een brandalarm bij dat raam zat. Verdachte heeft op het dakterras met de hamer het raam van de deur naar de woning ingeslagen. Hij heeft de glasscherven weggeduwd en is door de opening naar binnen gestapt. Binnengekomen zag verdachte [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Toen verdachte [slachtoffer 1] zag, is hij het contact met [slachtoffer 1] aangegaan. Hij kwam bij de trap voor haar te staan en heeft haar toen met het mes gestoken. Hij heeft haar in de voorzijde van het lichaam gestoken. Hij hoorde dat [slachtoffer 1] gilde. Verdachte is daarna via de trap naar de voordeur op de begane grond gerend maar de deur was op slot en hij is weer naar boven naar de eerste verdieping gerend. Op de eerste verdieping kwam verdachte [slachtoffer 2] tegen en zij stonden een paar seconden tegenover elkaar. Verdachte heeft toen [slachtoffer 2] ook gestoken met het mes. [slachtoffer 2] rende weg en verdachte liep naar de keuken. Daar zag hij dat [slachtoffer 2] op de grond lag. Hij zag dat [slachtoffer 1] op de bank in het woongedeelte stond. Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen opnieuw met het mes gestoken. Vervolgens heeft verdachte via het gat in het raam naar het dakterras de woning verlaten en is hij vanaf het dakterras op de grond gesprongen en is in zijn auto gestapt en weggereden. Verdachte heeft in de auto naar 112 gebeld en naar zijn ouders gebeld en beide keren gezegd dat hij [slachtoffer 1] had gedood. Verdachte heeft ook nog berichtjes gestuurd naar zijn zus [naam 2] en naar de zus van [slachtoffer 1] , [naam 3] .
Verdachte had van tevoren al bedacht dat hij [slachtoffer 3] niets zou doen; hij wist dat [slachtoffer 3] hem tegen zou houden als hij hem tegen kwam en dat hij [slachtoffer 3] moest ontwijken.
43
Verdachte heeft bij de politie nog verklaard dat hij al voor de nacht van 5 op 6 maart 2022 benzine in de jerrycan had getankt en dat die bedoeld was om het brandalarm van de woning van [slachtoffer 1] af te laten gaan omdat hij zo boos was. Verdachte had twee flessen gereed gemaakt en meegenomen naar de woning maar heeft één fles niet gebruikt omdat het alarm al was afgegaan. Verdachte wilde de fles niet in de woning gooien omdat hijzelf de woning nog binnenging.
44De bewijsoverweging
het doden van [slachtoffer 1] - doodslag of moord
Op 6 maart 2022 heeft verdachte een einde gemaakt aan het leven van de 21-jarige [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft haar meerdere messteken toegebracht. Op het lichaam van [slachtoffer 1] werden 15 steekletsels en 7 snijletsels aan getroffen. Er waren 4 steekletsels waarbij vitale structuren waren geraakt; deze letsels bevonden zich hoog aan de borst rechts, hoog aan de borst links en aan de linkerbovenarm.
De rechtbank zal eerst het opzet van verdachte op het doden van [slachtoffer 1] beoordelen.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij met [slachtoffer 1] wilde praten; hij wilde de waarheid van haar weten. Verdachte had bedacht dat het brandalarm af zou gaan door het gooien van een molotovcocktail tegen het raam en dat [slachtoffer 1] dan naar buiten zou komen en dat hij haar dan buiten zou kunnen spreken. Het mes had hij alleen bij zich om [slachtoffer 1] te intimideren.
Uit de in dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen - waaronder vooral ook de door verdachte zelf afgelegde verklaringen over zijn handelen - komt naar voren dat wat verdachte feitelijk gedaan heeft, helemaal niet overeenkomt met wat hij gezegd heeft dat hij wilde gaan doen. Verdachte had zowel een groot keukenmes als een hamer bij zich gestoken toen hij vanaf zijn auto met de molotovcocktails naar de woning van [slachtoffer 1] liep. Na het gooien van de molotovcocktail is verdachte niet bij de voordeur van het pand blijven wachten totdat [slachtoffer 1] naar buiten zou komen zodat hij haar aan zou kunnen spreken. Integendeel uit de camerabeelden volgt dat verdachte vrijwel meteen via de regenpijp het platte dak is opgeklommen. Vervolgens heeft hij daar met de meegenomen hamer een ruit ingeslagen en is daarna zo snel de woning binnengedrongen dat [slachtoffer 1] niet eens de kans heeft gehad om naar de voordeur te lopen. Verdachte heeft haar op de overloop van de tweede naar de eerste verdieping onderschept. Verdachte stond tegenover haar met het mes in zijn hand. Verdachte is niet het gesprek met haar aangegaan. Verdachte heeft het mes niet gebruikt om [slachtoffer 1] te intimideren. Hij heeft het mes gebruikt om [slachtoffer 1] vrijwel meteen te steken in de voorzijde van haar lichaam. Meerdere keren. En dat heeft hij daarna nog een keer gedaan op een andere plaats in de woning, ook de tweede keer in de voorzijde van haar lichaam. Verdachte heeft geen woord gezegd en [slachtoffer 1] was niet in de gelegenheid om maar iets te zeggen; verdachte heeft haar aangekeken en heeft haar gegil gehoord en heeft haar vervolgens meermalen gestoken met een groot keukenmes. Vrij kort nadat verdachte uit de woning was gevlucht en in zijn auto was weggereden, heeft hij aan de politie, aan zijn ouders en zus en aan de zus van [slachtoffer 1] laten weten dat hij [slachtoffer 1] dood gemaakt had.
De rechtbank ziet in deze doelgerichte handelingen van verdachte bewijs voor 'vol' opzet gericht op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank schuift de andersluidende verklaring van verdachte over zijn bedoelingen als niet geloofwaardig terzijde.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bij verdachte sprake is geweest van voorbedachte rade. De rechtbank zal deze vraag beantwoorden aan de hand van het volgende beoordelingskader.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte heeft verklaard dat, toen hij in de nacht van 5 op 6 maart 2022 het huisfeestje zag in de woning van [slachtoffer 1] en hij eigenlijk wel wist dat [slachtoffer 2] er was, hij gefrustreerd en boos en doorgedraaid was. Uit de historische gegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat verdachte om 02:12 uur drie chatberichten aan [slachtoffer 1] heeft gestuurd met de inhoud dat hij [slachtoffer 2] gezien heeft en dat hij daarom weet dat zij, [slachtoffer 1] , liegt. Verder blijkt dat verdachte daarna omstreeks 02:20 uur vanuit Leeuwarden richting [woonplaats] is gereden. Om 02:43 uur ontvangt verdachte op zijn telefoon een chatbericht van [slachtoffer 1] met de (vertaalde) tekst dat hij erg brutaal was. Dit bericht maakte hem verdrietig en boos en jaloers op [slachtoffer 2] . Verdachte heeft vervolgens in zijn woning in [woonplaats] doelgericht de spullen gepakt die hij nodig had: twee flessen gevuld met benzine, een keukenmes en een hamer. Verdachte is vervolgens met deze spullen omstreeks 02:50 uur teruggereden naar Leeuwarden. Om 03:23 uur stuurt verdachte een chat naar [slachtoffer 1] dat hij buiten is en of ze komt praten. Om 03:28 uur volgt nog een uitgaand gesprek. Dat was het laatste bericht/gesprek van verdachte voor het plegen van de feiten. Het eerstvolgende bericht vanaf de telefoon van verdachte is het bellen naar 112 om 03:37 uur. Verdachte vertelt dan dat hij twee mensen heeft neergestoken en dat ze dood zijn.
De rechtbank ziet op basis van de door verdachte afgelegde verklaring het tijdstip van het laatste berichtje van [slachtoffer 1] aan verdachte, om 02:43 uur, als het begin van de periode van 'voorbedachte rade'. Uit het in dit vonnis opgenomen bewijs blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] om 3:36 uur het verzoek kreeg te gaan naar de [straatnaam] in verband met een woningbrand. Verdachte heeft zelf om 03:37 uur 112 gebeld. Het einde van de periode van 'voorbedachte rade' kan daarmee worden bepaald op ongeveer 3:34 uur. Dit is een tijdsverloop van 51 minuten. Dit tijdsverloop is zeker voldoende voor reflectie door verdachte op zijn voorgenomen handelen. En dat deze reflectie ook daadwerkelijk plaatsgevonden heeft, komt naar voren uit de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat het "niet doen, niet doen" wel in zijn hoofd zat.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte in deze 51 minuten doelgericht heeft gehandeld. Hij heeft de spullen bij elkaar gezocht die hij nodig had en die spullen heeft hij meegenomen naar de woning van [slachtoffer 1] . Ook bij de woning van [slachtoffer 1] heeft verdachte doelgericht gehandeld door meteen het mes en de hamer bij zich te steken toen hij met de twee molotovcocktails naar het pand liep. Daarna heeft hij binnen een tijdsbestek van ongeveer 8 minuten (tussen 03:28 uur en 03:36 uur) zijn plan uitgevoerd. Verdachte heeft brand gesticht, hij is het pand binnengedrongen door een raam in te slaan, hij heeft [slachtoffer 1] gezocht, gevonden en zonder enige discussie met wie dan ook heeft hij haar met het meegenomen mes op twee momenten gestoken; in ieder geval 15 keer. Verdachte is zich er ook van bewust van wat hij heeft gedaan. Hij belt vrijwel meteen 112 om te vertellen dat hij twee mensen doodgestoken heeft. En hij laat zijn familie en de familie van [slachtoffer 1] weten wat hij heeft gedaan. Uit het appbericht dat hij om 04:00 uur nog naar zijn zus heeft gestuurd blijkt verder dat verdachte een bedoeling had bij het om het leven brengen van [slachtoffer 1] . Hij kon zichzelf niet om het leven brengen en hij kreeg geen hulp zo begrijpt de rechtbank, terwijl hij daar wel om had gevraagd.
Uit al deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte het vooropgezette plan had het slachtoffer [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht ten opzichte van het slachtoffer [slachtoffer 1] moord bewezen.
het neersteken van [slachtoffer 2] - poging tot doodslag of poging tot moord
Op 6 maart 2022 heeft verdachte [slachtoffer 2] drie messteken in de borst toegebracht. Dankzij snel medisch optreden heeft het slachtoffer dit overleefd.
Uit het in dit vonnis opgenomen bewijs komt naar voren dat verdachte wist dat er meerdere mensen in de woning aan de [straatnaam] aanwezig waren. Nadat verdachte de woning was
binnengedrongen zag hij in ieder geval [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft verklaard dat hij, na het neersteken van [slachtoffer 1] , in de richting van de voordeur is gelopen om weg te gaan. Omdat de voordeur op slot zat is verdachte weer naar boven gelopen om via het dakterras de woning te kunnen verlaten. Hierbij kwam hij [slachtoffer 2] tegen en kwam hij recht tegenover [slachtoffer 2] te staan. Verdachte heeft hem toen meerdere keren in zijn borst gestoken met het mes. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, ziet de rechtbank hierin 'vol' opzet gericht op het doden van het slachtoffer [slachtoffer 2] .
De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor de ten laste gelegde voorbedachte raad. Het scenario dat verdachte [slachtoffer 2] op het moment dat hij de woning uit wilde vluchten tegen is gekomen en vervolgens in een plotselinge gemoedsopwelling heeft gestoken, kan niet als hoogst onwaarschijnlijk terzijde worden geschoven. Uit het dossier volgt dat verdachte sterk gefocust was op [slachtoffer 1] en het lijkt erop dat hij pas op het moment dat hij tegenover [slachtoffer 2] komt te staan in de woning, besluit om hem neer te steken. Het feit dat verdachte toen hij terugreed naar [woonplaats] al wist of in ieder geval het sterke vermoeden had dat ook [slachtoffer 2] in de woning was, maakt dit niet anders. De rechtbank kan niet meegaan in de redenering van de officier van justitie dat de voorbereidingshandelingen van verdachte voor het doodsteken van [slachtoffer 1] ook van toepassing zijn bij het neersteken van [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht ten opzichte van het slachtoffer [slachtoffer 2] poging tot doodslag bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1. , 2. primair, 4. en 5. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 maart 2022 te Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk, met voorbedachten rade, van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer 1] met een mes meermalen, in de borst en de longen en de halsslagader en de linkerarm slagader, te steken;
primair
hij op 6 maart 2022 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] , meermalen, met een mes in het hart en de borst gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 6 maart 2022 te Leeuwarden, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, immers heeft verdachte een zgn. molotovcocktail tegen de woning [straatnaam] aangegooid, ten gevolge waarvan het kozijn gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de inventaris van die woning [straatnaam] , en levensgevaar voor de in de woning [straatnaam] aanwezige personen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning [straatnaam] aanwezige personen, voor anderen te duchten was;
5.
hij op 6 maart 2022 te Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk het raam van de balkondeur van de woning [straatnaam] , dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] toebehoorde, heeft vernield door dit raam met een hamer kapot te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Moord.
primair Poging tot doodslag.
4. Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen ontstaat en terwijldaarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, meermalen gepleegd, te duchten is.
5. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1. ten laste gelegde moord, de onder 2. primair ten laste gelegde poging tot moord en het onder 3. subsidiair, 4. en 5. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren alsmede terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf in de richting van acht tot tien jaren, in combinatie met terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege. De raadsman heeft er tevens voor gepleit dat de rechtbank in haar vonnis het advies zal geven dat de terbeschikkingstelling niet later zal aanvangen dan nadat de helft van de opgelegde gevangenisstraf door verdachte is ondergaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de op 19 augustus
2022 door een psycholoog en psychiater opgemaakte rapportage, de rapportage van Reclassering Nederland van 17 september 2022 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
de straf
Verdachte heeft een moord gepleegd; hij heeft opzettelijk en met voorbedachte rade een einde gemaakt aan het leven van de 21-jarige [slachtoffer 1] . Hij heeft bij de woning van [slachtoffer 1] met een molotovcocktail afleiding en chaos gecreëerd en is daarna via het dakterras en een ingeslagen raam van de terrasdeur de woning binnengedrongen. In de woning heeft hij [slachtoffer 1] opgezocht en doodgestoken. Verdachte heeft door het doden van [slachtoffer 1] een enorm en onherstelbaar leed toegebracht aan de ouders en de zus van [slachtoffer 1] . Uit het uitgeoefende spreekrecht blijkt dat zij nog iedere dag ernstig lijden onder het gemis van hun dochter en zus. Verdachte is daar verantwoordelijk voor; het is zijn schuld dat [slachtoffer 1] dood is. Verdachte heeft één van de meest ernstige misdrijven gepleegd die de wet kent. Vergelding is dan ook een belangrijke factor bij het bepalen van de hoogte van de straf. Tegelijk is duidelijk dat geen enkele straf het door de familie van het [slachtoffer 1] geleden verlies goed kan maken.
Verdachte heeft ook [slachtoffer 2] neergestoken door hem meerdere keren met het mes in zijn romp te steken. Beide longen en het hart werden geraakt en het is alleen aan snel en kundig medisch ingrijpen te danken dat [slachtoffer 2] dit heeft overleefd. [slachtoffer 2] zal de rest van zijn leven de littekens met zich mee dragen, zowel lichamelijk als geestelijk. [slachtoffer 1] was zijn vriendin, hij droomde over een toekomst met haar, een toekomst die er niet zal komen omdat [slachtoffer 1] overleden is. Verdachte heeft door zijn handelen veel leed toegebracht aan [slachtoffer 2] en zijn naaste familieleden die moeten leven met het gegeven dat er bijna een eind was gemaakt aan het nog jonge leven van [slachtoffer 2] .
Verdachte heeft daarnaast nog meer levens in gevaar gebracht door het stichten van brand. Vuur is onbeheersbaar en de levens van de andere aanwezige bewoners van het pand, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zijn door de brandstichting in gevaar gekomen.
Ook voor deze feiten is vergelding een belangrijke factor bij de strafoplegging.
de gedragskundige rapportage
Verdachte is onderzocht door een (neuro)psycholoog en een psychiater om een beoordeling te krijgen over zijn toerekeningsvatbaarheid. Uit de forensische beschouwing komt naar voren dat verdachte een aangeboren ontwikkelingsproblematiek heeft in de vorm van autisme en ADHD. Deze stoornissen hebben zijn ontwikkeling op meerdere gebieden ernstig verstoord. Emoties bijvoorbeeld zijn tot op heden primair, weinig genuanceerd en bevinden zich op preverbaal niveau. Verdachte heeft geen adequate copingmechanismen ontwikkeld en gaat met zijn (hoogoplopende) emoties om door deze te vermijden, afleiding te zoeken (gamen, sporten, hard werken) en door deze af te splitsen. Hierdoor is er in de loop der jaren een chronische emotionele en onderhuids aanwezig lading ontstaan van frustraties, machteloosheid, verdriet en woede die verdachte afsplitst, buiten de bewuste beleving houdt en waar hij geen contact mee heeft. Ook zijn persoonlijkheid heeft zich nauwelijks ontwikkeld en kenmerkt zich door een ernstig gebrek aan eigenheid en een fors verhoogde kwetsbaarheid om psychisch te kunnen ontregelen bij oplopende spanningen. Verdachte heeft een duidelijke opvoeding gehad waarin ouders hebben geprobeerd om hem zaken aan te leren. Hij heeft echter zijn kennis over zaken en over wat gangbaar is en wat wel/niet toegestaan is door het autisme niet kunnen integreren, internaliseren of generaliseren, waardoor er geen emotionele doorleving is. Dit maakt verdachte erg onzeker, het is alsof hij moet leven volgens regels die hij niet goed begrijpt en waarvan hij niet precies weet wanneer en/of waarom die van toepassing zijn. Om zijn structuur te handhaven en zijn integratie te bewaren gaat hij symbiotische relaties aan, waarbij het onderscheid tussen hemzelf en de ander vervaagt en hij met de ander vervloeit. Verdachte heeft zijn hele leven sterk verlangd naar vriendschappen en naar verbinding met anderen maar is onvermogend geweest om dit te realiseren. Hij probeert goedkeuring en aanvaarding te verkrijgen door zich volgzaam en meegaand op te stellen in relaties, maar gaat voorbij aan de ambivalente gevoelens die relaties in zijn algemeenheid bij hem oproepen: angst voor afwijzing en liefdesverlies, (onbewuste) boosheid over de afhankelijkheid en snel te mobiliseren gevoelens van onrecht als de ander te weinig teruggeeft, wat al snel het geval zal (kunnen) zijn gezien zijn sterke bevestigingsbehoefte.
De deskundigen hebben overwogen dat het gedrag van verdachte in de periode voorafgaand aan de feiten, de obsessie waarin hij vergleden is, het dwingende karakter van zijn gedrag en de overmatig hoog oplopende emoties/woede alle verklaard kunnen worden door het samenspel tussen de autistische problematiek, de persoonlijkheidsproblematiek, de onrijpe emotionaliteit en het gebrek aan eigenheid, waarbij de wijze waarop de relatie met [slachtoffer 1] zich ontwikkelde dit alles "op scherp heeft gezet". Daarbij wordt ingeschat dat de mate van doorwerking van de psychopathologie in gedrag aanzienlijk is geweest. Doordat verdachte geen openheid van zaken heeft kunnen (of willen) geven over zijn beleving, is het de deskundigen niet duidelijk geworden in hoeverre verdachte gehandeld heeft met behulp van een plan, in hoeverre hij belemmerd is geweest in zijn keuzevrijheid, in hoeverre hij de gevolgen van zijn handelen heeft kunnen overzien en in hoeverre hij gedragsalternatieven heeft kunnen overwegen voorafgaand aan het ten laste gelegde. Hierdoor kan niet gekomen worden tot een goed onderbouwd advies ten aanzien van de mate van toerekening. Het is aannemelijk dat de psychische stoornissen verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed hebben.
De rechtbank komt op basis van het rapport van de gedragsdeskundigen tot het oordeel dat de bewezen verklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De deskundigen stellen in hun rapport dat er voor de risicoprognose een aantal zwaarwegende historische factoren zijn door het autisme en de ADHD omdat verdachte hierdoor levenslang onvermogend zal blijven om goed aansluiting bij anderen te krijgen terwijl hij hier tegelijkertijd naar hunkert en door gefrustreerd raakt. Het autisme en de ADHD zorgen ook voor problemen met de agressieregulatie. Op de klinische factoren is het gebrek aan inzicht een zwaarwegende risicofactor. Verdachte heeft moeite om goed verantwoordelijkheid te nemen voor wat hij doet, hij stelt zich enigszins externaliserend op en heeft geen zicht op risicofactoren voor hernieuwd gewelddadig gedrag. De psychische stoornissen wegen zwaar mee in deze risicotaxatie. De autisme stoornis en de ADHD zijn immers irreversibel. Alles tegen elkaar afwegend wordt de kans op geweldsescalaties in zijn algemeenheid als laag tot matig verhoogd ingeschat. Deze zou echter snel weer op kunnen lopen indien verdachte een nieuwe relatie zou krijgen, wat gezien zijn leeftijd wel in de lijn der verwachtingen ligt.
de op te leggen straf en maatregel
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen. De duur van deze gevangenisstraf wordt, zoals hierboven ook al is aangegeven, vooral bepaald door de factor vergelding. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op vergelijkbare zaken. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van deze duur tevens betrokken dat aan verdachte ook de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd. De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten geen grond het verzoek van de raadsman in te willigen met betrekking tot het geven van een advies voor een (vervroegd) aanvangstijdstip voor de maatregel. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd, onder meer omdat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 2. impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord en het onder 3. ten laste gelegde.
De rechtbank zal verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen. Zoals hiervoor al is genoemd bestond bij verdachte tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De door verdachte gepleegde moord, de poging tot doodslag en de brandstichting zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De kans op recidive wordt door de deskundigen als matig verhoogd ingeschat, maar zou in de toekomst op kunnen lopen wanneer verdachte weer een relatie zou krijgen. Verdachte lijkt niet zozeer kwaadwillend als wel onvermogend te zijn. Zijn psychisch evenwicht is broos; hij is kwetsbaar en zou bij stressvolle omstandigheden en/of gebrek aan structuur en overzicht weer psychisch kunnen decompenseren. Op grond hiervan eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, met verpleging van overheidswege. De duur van deze maatregel is niet gemaximeerd.
Benadeelde partijen
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 17.500,00 ter vergoeding van immateriële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 6] , tot een bedrag van € 17.500,00 ter vergoeding van immateriële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan; 3. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 26.249,00 ter vergoeding van materiële schade en
€ 92.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 385,00 ter zake van materiële schade en
€ 13.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [ [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 1.176,45 ter vergoeding van materiële schade en
€ 12.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede vergoeding van € 193,09 in verband met gemaakte proceskosten.
Oordeel van de rechtbank

1.en 2. [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6]

De vorderingen van [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] , de vader en moeder van het overleden slachtoffer [slachtoffer 1] , zijn voor toewijzing vatbaar. Het is aannemelijk dat deze benadeelde partijen de gestelde immateriële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 maart 2022.

3.[slachtoffer 2]

De vordering van [slachtoffer 2] is op een aantal punten betwist door de raadsman van verdachte. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de betwiste punten. De rechtbank oordeelt over de betwiste punten als volgt:
studievertraging + collegegeld twaalf maanden
De benadeelde stelt dat er sprake is van een jaar studievertraging en claimt daarvoor een bedrag van
€ 22.475,00 als geleden schade en een bedrag van € 2.209,00 aan extra kosten omdat hij een jaar langer collegegeld zal moeten betalen.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de gestelde duur van de studievertraging, een jaar, niet voldoende onderbouwd is omdat ook gebleken is dat de benadeelde sinds september weer enkele vakken oppakt. De studievertraging kan daarom beperkt worden tot drie maanden.
De raadsvrouw van de benadeelde heeft gesteld dat nu al vaststaat dat er in ieder geval een studievertraging van zes maanden zal zijn omdat de benadeelde het in de week na de zitting geplande assessment evident niet zal halen. Daarnaast is het aannemelijk dat de benadeelde een heel jaar achter gaat lopen.
De rechtbank stelt vast dat er, uitgaande van het in september 2022 weer voorzichtig oppakken van de studie, in ieder geval een studievertraging van zes maanden bestaat. De rechtbank zal voor deze zes maanden naar evenredigheid een bedrag aan schade door studievertraging en extra te betalen collegegeld toekennen. Het meergevorderde is onvoldoende onderbouwd en het is niet op voorhand vast te stellen dat een verdere studievertraging een rechtstreeks verband zal hebben met het onder 2. bewezen verklaarde feit. De benadeelde zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
smartengeld
De benadeelde heeft gesteld dat hem een bedrag aan € 50.000,00 toekomt aan smartengeld in verband met het door verdachte aan hem toegebrachte fysieke en psychische letsel.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat dit bedrag vrij hoog is in vergelijking met andere door hem genoemde uitspraken. De raadsman heeft berekend dat het gemiddeld toegewezen bedrag op grond van de door hem genoemde uitspraken € 18.750,00 bedraagt en dat het smartengeld voor de benadeelde op dit bedrag kan worden vastgesteld.
De rechtbank ziet, alles afwegend, voldoende grond om de benadeelde een bedrag van
€ 20.000,00 toe te kennen voor geleden immateriële schade als gevolg van het door hem opgelopen letsel. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van het meerdere niet-ontvankelijk verklaren omdat schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van dat deel van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
affectieschade
De benadeelde vordert een bedrag van € 17.500,00 aan geleden affectieschade op grond van de hardheidsclausule van categorie G van het Besluit affectieschade.
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de relatie tussen de benadeelde en [slachtoffer 1] niet onder de hardheidsclausule van artikel 6:108, vierde lid, onder g, van het Burgerlijk Wetboek valt. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat het contact tussen de benadeelde en [slachtoffer 1] nog maar van korte duur was en dat uit het dossier naar voren lijkt te komen dat er nog geen sprake was van een bestendige relatie tussen de benadeelde en [slachtoffer 1] .
De raadsvrouw van de benadeelde heeft gesteld dat de hardheidsclausule juist is opgenomen omdat er soms ruimte is voor affectieschade voor twee mensen die heel erg graag bij elkaar waren. Omdat het gaat om forfaitaire bedragen kan de rechtbank maatwerk leveren en daarmee erkenning geven aan de benadeelde, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier naar voren komt dat er weliswaar sprake was van een verdergaande vriendschappelijke relatie tussen [slachtoffer 1] en de benadeelde maar dat [slachtoffer 1] vooralsnog geen vaste (liefdes)relatie wilde en dat zij ook nog wel andere vrienden zag. De rechtbank betrekt hierbij de betrekkelijk korte duur dat de benadeelde en [slachtoffer 1] elkaar kenden en bij elkaar over de vloer kwamen. De rechtbank komt tot het oordeel dat niet gebleken is dat de relatie tussen de benadeelde en [slachtoffer 1] dusdanig intens, hecht, langdurig en (naar verwachting) toekomstbestendig was dat deze gelijk te stellen is met de relatie tussen naasten in de zin van de affectieschaderegeling. De rechtbank zal daarom dit onderdeel van de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren omdat schorsing van het onderzoek om de benadeelde de grondslag voor deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
shockschade
De rechtbank leest de vordering van de benadeelde zo dat er ook een bedrag van
€ 25.000,00 aan shockschade wordt gevorderd. Bij dit onderdeel wordt aangegeven dat de benadeelde zich het feit niet kan herinneren en daarmee feitelijk deze schade niet heeft geleden, maar dat dit bij een mogelijke behandeling van deze zaak in hoger beroep anders kan zijn.
De rechtbank stelt vast dat er op dit moment geen grondslag is voor toewijzing van dit onderdeel van de vordering en de rechtbank zal de benadeelde daarom in dit onderdeel van de vordering nietontvankelijk verklaren.
overige overwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade - voor zover de rechtbank daarover hierboven niet anders heeft geoordeeld - heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. bewezen verklaarde misdrijf. Het betreft de volgende toe te wijzen schadeposten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022:
materiële schade
  • € 279,00 ziekenhuisdaggeldvergoeding
  • € 770,00 kosten eigen risico jaren 2022 en 2023
  • € 396,00 kosten fysiotherapie
  • € 11.237,50 schade studievertraging
  • € 1.104,50 schade collegegeld- € 120,00 kosten kleding
  • € 20.000,00 smartengeld.

4.[slachtoffer 3]

De benadeelde vordert een bedrag van € 385,00 aan eigen risico in verband met het vervoer per ambulance naar het ziekenhuis. Dit vervoer was noodzakelijk omdat de benadeelde aan zijn knie gewond was geraakt. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de onder 3. primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 3. subsidiair ten laste gelegde mishandeling van
[slachtoffer 3] . De benadeelde partij zal dan ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde vordert een bedrag van € 13.500,00 aan geleden immateriële schade, niet alleen ten gevolge van de mishandeling maar ook ten gevolge van de brandstichting en op grond van geleden shockschade. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd ten aanzien van het gestelde geestelijk letsel. De raadsman van benadeelde heeft daarop nog de door hem al eerder genoemde onderzoeksrapportage van 15 juni 2022 en de ontslagbrief van 15 augustus 2022 ingediend ter voeging bij de stukken van de vordering.
De rechtbank ziet voldoende grond voor toekenning van een bedrag aan immateriële schade op grond van brandstichting en shockschade. De rechtbank zal, alles afwegend, de hoogte van de vergoeding voor deze geleden schade begroten op € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van de onder 1. en 4. bewezen verklaarde misdrijven. De rechtbank zal dit deel van de vordering ten aanzien van het meerdere niet-ontvankelijk verklaren omdat schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde het gestelde geestelijk letsel alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.

5.[slachtoffer 4]

De benadeelde vordert onder andere reiskosten gemaakt na het feit om bij zijn familie in Italië en
Engeland te kunnen zijn; dit gaat om een bedrag van € 216,09 aan kosten vliegreis Amsterdam en
Rome en een bedrag van € 126,46 aan kosten vliegreis Rome naar Londen en Londen naar
Amsterdam. De grondslag voor een vergoeding van deze kosten is artikel 6:96 lid 2 sub a van het Burgerlijke Wetboek omdat benadeelde hiermee kon voorzien in de behoefte om dichter bij familie te zijn. Daarmee is immateriële schade die mocht worden verwacht na het feit beperkt zo stelt de raadsman van benadeelde. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat dergelijke kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek voornamelijk worden toegewezen wanneer deze reiskosten zijn gemaakt voor psychische/medische behandeling wat ervoor gezorgd heeft dat de immateriële schade is beperkt. Daar is bij de benadeelde geen sprake van. Bovendien woonde en werkte/studeerde benadeelde in Nederland en kon hij in Nederland de noodzakelijke psychologische behandelingen volgen.
De rechtbank constateert dat de benadeelde deze post niet anders onderbouwd heeft dan door de enkele stelling dat door het maken van deze kosten de immateriële schade die mocht worden verwacht na het feit beperkt is gebleven. Nu de raadsman van verdachte deze post gemotiveerd weersproken heeft, ziet de rechtbank in het door de benadeelde gestelde onvoldoende grondslag om dit deel van de vordering toe te kunnen wijzen. De rechtbank betrekt hierbij dat de vader van benadeelde meteen naar Nederland is gekomen zodat de benadeelde meteen steun van zijn familie had. De rechtbank zal de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren omdat schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om de benadeelde deze gestelde schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
De benadeelde vordert tevens een bedrag van € 12.500,00 aan geleden immateriële schade door de brandstichting en door opgelopen shockschade. De raadsman van verdachte heeft gesteld dat er in recente (vergelijkbare) zaken lagere bedragen zijn toegekend wat betreft smartengeld wegens brandstichting.
De rechtbank ziet voldoende grond voor toekenning van een bedrag aan immateriële schade op grond van brandstichting en shockschade. De rechtbank zal, alles afwegend, de hoogte van de vergoeding voor deze geleden schade begroten op € 5.000,00. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van het meerdere niet-ontvankelijk verklaren omdat schorsing van het onderzoek om de benadeelde de hoogte van deze schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade/proceskosten - voor zover de rechtbank daarover hierboven niet anders heeft geoordeeld heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder 1. en 4. bewezen verklaarde misdrijven. Het betreft de volgende toe te wijzen schadeposten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022:
materiële kosten
  • € 17,90 taxikosten
  • € 816,00 behandelkosten psycholoog
  • € 5.000,00 aan smartengeld
  • € 193,09 aan reiskosten in verband met het bijwonen van de terechtzitting op 11 oktober 2022.
Met betrekking tot de gevorderde proceskosten heeft de raadsman van de benadeelde de rechtbank verzocht de vergoeding van deze kosten ten laste van de Staat vast te stellen. De rechtbank kan niet meegaan in dit verzoek omdat daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte voor alle door de rechtbank toe te wijzen bedragen aan schadevergoeding vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 60a, 157, 287, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair en 3. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2. primair, 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van feit 1.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 5] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 5] aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 76 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 1.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 6] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 6] aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 76 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 33.907,00 (zegge: drieëndertigduizend negenhonderd en zeven euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 13.907,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 127 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van de feiten 1. en 4.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 3] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 37 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van de feiten 1. en 4.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 4] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.833,90 (zegge: vijfduizend achthonderd drieëndertig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 833,90 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2022.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met proces-verbaalnummer 2022057146, gesloten op 12 september 2022.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 41.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 41.
pagina 42
proces-verbaal van bevindingen, pagina 66.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 68.
Een niet door verbalisant ondertekend proces-verbaal van aangifte, pagina 482 en 483.
pagina 482
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina 441.
pagina 442
pagina 443
pagina 444
pagina 445
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina 456.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 462.
pagina 463
pagina 464
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , pagina 432B
pagina 433
pagina 434
Proces-verbaal van gerechtelijke sectie, pagina 862.
Forensisch pathologisch onderzoek door het NFI, pagina 846.
pagina 848
Forensisch geneeskundig letselverslag mbt [slachtoffer 2] , pagina 624.
pagina 628
proces-verbaal van bevindingen camerabeeldverslag, pagina 129
pagina 126
pagina 135
pagina 146
pagina 147
pagina 148
pagina 151
pagina 155
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 109.
Proces-verbaal van bevindingen, pagina's 158 en 159.
pagina's 160 en 161
pagina 162
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 83
pagina 84
Proces-verbaal van bevindingen, pagina 386
pagina's 387 en 388
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2022.
Proces-verbaal uitwerking studioverhoor, pagina 1012.