ECLI:NL:RBNNE:2022:4133

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
185919
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bijzondere curatoren voor minderjarige in zorg- en opvoedingskwestie met belangentegenstellingen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de benoeming van twee bijzondere curatoren voor een minderjarige, geboren in 2005. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een belangentegenstelling bestaat tussen de minderjarige en zijn moeder met betrekking tot de zorgregeling. De moeder heeft aangegeven dat zij geen vertrouwen heeft in de benoeming van mevrouw R. Meinema als bijzondere curator, maar de kinderrechter oordeelt dat haar eerdere betrokkenheid bij de minderjarige een vertrouwensband heeft gecreëerd die in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter benoemt daarom zowel mevrouw R. Meinema als mevrouw mr. M.R. Rauwerda als bijzondere curatoren, waarbij de eerste de rol van mediator op zich neemt en de tweede als advocaat zal optreden. De kinderrechter benadrukt het belang van contactherstel tussen de minderjarige en zijn moeder en geeft de bijzondere curatoren de opdracht om de wensen van de minderjarige te onderzoeken en te adviseren over de zorgregeling. De kinderrechter wijzigt de zorgregeling en belast de gecertificeerde instelling (GI) met de regie over de zorgregeling totdat de bevindingen van de bijzondere curatoren beschikbaar zijn. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling op 10 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/185919 / JE RK 22-741
Datum uitspraak: 28 oktober 2022
Beschikking van de kinderrechter over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en benoeming bijzondere curator
in de zaak van
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[minderjarige], geboren op [datum] 2005 te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam] en [naam],
hierna te noemen: de gezinshuisouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 22 september 2022, ingekomen bij de griffie op 22 september 2022.
1.2.
Op 12 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder;
- namens de GI, [naam] en [naam] .
1.3.
Op uitnodiging van de rechtbank is mevrouw [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming Leeuwarden (hierna te noemen: de RvdK), bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.
1.4.
[minderjarige] en de gezinshuisouders zijn opgeroepen, maar niet verschenen.
1.5.
Gezien de verwevenheid van de verzoeken heeft de kinderrechter aanleiding gezien om onderhavige verzoek gelijktijdig te behandelen met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] (bekend onder zaaknummer [zaaknummer] ). Op dit laatste verzoek is bij afzonderlijke beschikking beslist.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige] verblijft in gezinshuis [naam] .
2.3.
Bij beschikking van 12 oktober 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot [datum] . De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder 24-uurs (gezinshuis) verlengd tot [datum] .
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 2 december 2020 de volgende zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] vastgesteld:
"-in december 2020: [minderjarige] gaat één vrijdagmiddag vanuit de zorgboerderij bij de moeder
thuis eten, waarna de moeder hem terugbrengt naar het gezinshuis;
-in januari 2021: [minderjarige] gaat één vrijdagmiddag vanuit de zorgboerderij bij de moeder thuis
eten, waarna de moeder hem terugbrengt naar het gezinshuis;
-in februari 2021: [minderjarige] gaat eens in de twee weken op vrijdagmiddag vanuit de
zorgboerderij bij de moeder thuis eten, waarna de moeder hem terugbrengt naar het
gezinshuis;
-in maart 2021: [minderjarige] gaat eens in de twee weken op vrijdagmiddag vanuit de zorgboerderij
bij de moeder thuis eten, waarna de moeder hem terugbrengt naar het gezinshuis;
- data en tijdstippen van omgang in bovenstaande maanden komen in overleg tussen moeder, GI en gezinshuisouders tot stand;
-daarna:onder regie van de GI wordt de zorgregeling stapsgewijs opgebouwd met als
uiteindelijk doel de oorspronkelijke zorgregeling, te weten: [minderjarige] verblijft eens in de twee
weken een weekend bij zijn moeder;
- de moeder bespreekt met de gezinshuisouder na afloop van elk omgangsmoment hoe de
omgang is verlopen. De gezinshuisouder koppelt aan de GI terug hoe [minderjarige] reageert op het
omgangsmoment."

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator voor [minderjarige] te benoemen om hem, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De GI vraagt om mevrouw R. Meinema te benoemen, omdat zij eerder als bijzondere curator betrokken is geweest bij het systeem. Daarnaast verzoekt de GI om de door de kinderrechter op 2 december 2020 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige] voor de duur van twee maanden stop wordt gezet in afwachting van de onderzoeksresultaten van de bijzondere curator, over wat wenselijk is in het contact tussen [minderjarige] en de moeder.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI aangevoerd dat [minderjarige] op dit moment aangeeft dat hij geen behoefte heeft om naar de moeder te gaan. In eerdere gesprekken heeft hij aangegeven dat hij het liefst de omgang wil afbouwen naar één keer in de drie à vier weken, omdat hij er steeds tegenop ziet om naar de moeder te gaan. Hij verveelt zich bij haar. Dit gaf [minderjarige] aan voordat er een incident plaatsvond op 9 september 2022. Op deze dag was er een gesprek tussen de jeugdzorgwerker, [minderjarige] en de moeder om het, naast het toekomstperspectief van [minderjarige] , ook te hebben over het contact tussen [minderjarige] en de moeder. Tijdens dit gesprek is het niet gelukt om alle gespreksonderwerpen bespreekbaar te maken. Het gesprek is uit de hand gelopen waarna de moeder [minderjarige] een tik tegen zijn achterhoofd heeft gegeven en boos uit het gesprek is weggelopen. Daarna heeft er geen contact meer plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de moeder. Ook lukt het de jeugdzorgwerker niet meer om met de moeder in gesprek te gaan. De GI is van mening dat de moeder op dit moment keuzes maakt die niet in het belang van [minderjarige] zijn. De GI vindt het daarom nu niet wenselijk dat er uitvoering wordt gegeven aan de vastgestelde zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] . Volgens de GI zal eerst het contact tussen de moeder en [minderjarige] hersteld moeten worden en zal onderzocht moeten worden op welke manier het contact tussen [minderjarige] en de moeder het beste vormgegeven kan worden. De GI meent dat er sprake is van tegenstrijdige belangen. [minderjarige] loopt vast in zijn ontwikkeling omdat hij steeds het gevoel heeft dat hij tussen zijn moeder en de gezinshuisouders in staat. De GI merkt dat [minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict bevindt. Hij voelt niet de ruimte om zijn eigen keuzes te maken en om zijn eigen mening te uiten richting de moeder. De GI vindt het daarom belangrijk dat een bijzondere curator wordt benoemd, die samen met [minderjarige] kan uitzoeken hoe het contact tussen hem en de moeder kan verlopen. De GI vindt het niet wenselijk dat de jeugdzorgwerker deze rol op zich neemt, vanwege de verstoorde samenwerking met de moeder en het feit dat de moeder het idee heeft dat de jeugdzorgwerker aan de kant van [minderjarige] en de gezinshuisouders staat. Zolang de bijzondere curator onderzoek doet, moet de omgang stop gezet worden. De GI denkt dat dit maximaal twee maanden duurt en vraagt daarom de omgang voor deze periode stop te zetten.

4.De standpunten

Het standpunt van de moeder
4.1.
De moeder staat niet achter het verzoek van de GI om een bijzondere curator te benoemen. Met de aanstelling van mevrouw R. Meinema als bijzondere curator in een eerdere procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de moeder haar vertrouwen in de inzet van een bijzondere curator verloren. Mevrouw R. Meinema hield zich volgens de moeder niet aan de afspraken. De moeder heeft ook geen vertrouwen in een andere bijzondere curator. Het is de moeder tijdens het gesprek op 9 september 2022 te veel geworden en zij is uit haar slof geschoten. Daar heeft de moeder spijt van. Zij heeft dingen tegen [minderjarige] gezegd die zij graag met hem zou willen uitspreken, maar dit is nog niet mogelijk geweest omdat zij geen contact meer met hem heeft gehad. Als het in het belang van [minderjarige] nodig wordt geacht dat de moeder en [minderjarige] tijdelijk geen omgang met elkaar hebben, dan kan de moeder zich daarin vinden. Zij wil bovendien graag dat [minderjarige] de vrije keuze krijgt of hij wel of niet naar de moeder gaat. Dit hoeft wat de moeder betreft niet te worden vastgelegd in een zorgregeling. De moeder begrijpt dat [minderjarige] niet eens in de twee weken een weekend bij haar wil zijn. Hij heeft zijn (sociale) leven opgebouwd in de buurt van het gezinshuis en wil dit niet kwijtraken. De moeder heeft verder een andere toekomst voor [minderjarige] voor ogen dan de GI. Zij wil minder hulpverlenende instanties in zijn leven. Doordat [minderjarige] zo goed zijn best doet en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, vindt de moeder de door de GI voorgestelde hulpverlening niet nodig, zoals bijvoorbeeld begeleid wonen en bewindvoering.
Het advies van de RvdK
4.2.
De RvdK is van mening dat het niet in het belang van [minderjarige] is om de komende twee maanden helemaal geen contact te hebben met zijn moeder. De RvdK begrijpt dat [minderjarige] (naar aanleiding van het incident) voor nu even geen omgang met de moeder wil, maar het is niet wenselijk dat het contact voor een langere tijd niet wordt hervat, omdat het incident hierdoor groter wordt. De RvdK vindt het belangrijk dat [minderjarige] en de moeder op korte termijn met elkaar in gesprek gaan om te bespreken hoe het contact tussen hen hersteld kan worden. Dit dient te gebeuren onder begeleiding van een neutraal persoon en door iemand anders dan de jeugdzorgwerker. Een bijzondere curator kan daarin eventueel een rol spelen. Gelet op de belangrijke beslissingen die met het oog op de naderende meerderjarigheid van [minderjarige] genomen moeten worden, en omdat er op dit gebied een visieverschil is tussen de GI en de moeder, is de RvdK van mening dat het helpend kan zijn om een bijzondere curator te benoemen.

5.De beoordeling

Bijzondere curator
5.1.
Op grond van artikel 1:250 BW kan de kinderrechter een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De kinderrechter kan dit doen als -in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige- de belangen van (één van) de met gezag belaste ouders(s) of voogd(en) in strijd zijn met de belangen van de minderjarige. De kinderrechter moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW. Er is namelijk sprake van een belangentegenstelling tussen [minderjarige] en de moeder bij de uitvoering van de zorgregeling, waarbij [minderjarige] zijn wensen niet met de moeder durft te bespreken. De kinderrechter overweegt dat er sinds het geëscaleerde gesprek tussen de moeder, de jeugdzorgwerker en [minderjarige] op 9 september 2022 geen contact meer tussen de moeder en [minderjarige] is geweest. [minderjarige] geeft via de jeugdzorgwerker aan dat hij voor nu geen behoefte heeft aan contact met de moeder. De jeugdzorgwerker geeft aan dat [minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en dat hij het daarbij moeilijk vindt om zijn mening te uiten tegenover de moeder, omdat hij de moeder niet wil kwetsen en bang voor haar reactie is. Hierdoor is het de vraag wat [minderjarige] 's wensen in het contact met de moeder zijn en welke vorm van contact in zijn belang is. Dit is voor de kinderrechter onduidelijk. Daar komt bij dat de jeugdzorgwerker gelet op de verstoorde relatie met de moeder niet bij machte is om dit zelfstandig te onderzoeken en daar onderling afspraken over te maken.
De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat een bijzondere curator wordt benoemd om de stem van [minderjarige] naar voren te brengen, zijn belangen te behartigen en om tot (gezamenlijke) afspraken over de zorgregeling te komen.
5.3.
De kinderrechter overweegt dat de rechter in beginsel terughoudend is met het benoemen van een bijzondere curator die reeds bij het gezin betrokken is geweest. In dit geval ziet de kinderrechter toch aanleiding om mevrouw R. Meinema - die in een eerdere procedure bij [minderjarige] betrokken is geweest als bijzondere curator - te benoemen als bijzondere curator gezien zij al bekend is met [minderjarige] . De moeder heeft ter zitting weliswaar duidelijk gemaakt dat zij moeite heeft met de (her)benoeming van mevrouw R. Meinema, maar de kinderrechter begrijpt dat de weerstand van de moeder voornamelijk ziet op de benoeming van een bijzondere curator in algemene zin. Gelet op de kwetsbaarheid van [minderjarige] is de benoeming van mevrouw R. Meinema als bijzondere curator minder belastend voor hem, nu hij in het verleden al een vertrouwensband met haar heeft opgebouwd. Dit gegeven weegt voor de kinderrechter zwaarder dan het feit dat de moeder moeite heeft met de benoeming van mevrouw R. Meinema.
5.4.
Mevrouw R. Meinema, ingeschreven bij Mediatorsfederatie Nederland (MfN) , kantoorhoudend te Leeuwarden is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator van [minderjarige] op te treden. Zij zal daartoe door de kinderrechter worden benoemd.
5.5.
De kinderrechter geeft in dit verband de bijzondere curator de opdracht te onderzoeken wat [minderjarige] 's wensen en mogelijkheden zijn in het contact met de moeder en of zijn wensen in het belang van zijn ontwikkeling zijn. Daarbij dient de bijzondere curator te pogen om tot contactherstel te komen tussen de moeder en [minderjarige] . De kinderrechter verzoekt de bijzondere curator om vanuit het belang van [minderjarige] aan de kinderrechter en de GI te adviseren hoe de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] het beste vormgegeven kan worden.
5.6.
De rechtbank verzoekt de GI zo spoedig mogelijk de contactgegevens van [minderjarige] en de moeder aan mevrouw R. Meinema, de bijzondere curator, beschikbaar te stellen.
5.7.
De kinderrechter overweegt voorts dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de tegengestelde belangen van de moeder en [minderjarige] niet alleen gaan over de zorgregeling, maar dat er ook in de bredere zin tegenstrijdige belangen zijn. De moeder heeft een volstrekt andere visie op waar [minderjarige] moet gaan wonen na zijn achttiende, welke hulp hij nodig heeft en of er beschermingsmaatregelen nodig zijn, zoals bewind of mentorschap, dan de GI heeft. De kinderrechter overweegt dat [minderjarige] klem zit tussen de volwassenen om hem heen (de moeder, de gezinshuisouders en de jeugdzorgwerker) die allen een verschillende visie hebben op wat [minderjarige] nodig heeft voor zijn toekomst. Gelet op de verstoorde relatie tussen [minderjarige] en de moeder en zijn loyaliteitsconflict (tussen de moeder en de gezinshuisouders) kan [minderjarige] deze zaken niet met zijn moeder regelen. Met het oog op de naderende meerderjarigheid moeten er echter op korte termijn belangrijke beslissingen over [minderjarige] worden genomen. De kinderrechter vindt het van belang dat een bijzondere curator daarbij de stem van [minderjarige] kan vertegenwoordigen. Daarom ziet de kinderrechter aanleiding om naast mevrouw R. Meinema een tweede bijzondere curator te benoemen die advocaat is. Deze bijzondere curator kan bekijken welke stappen er gezet moeten worden voor [minderjarige] richting zijn meerderjarigheid. Daarbij kan de bijzondere curator namens [minderjarige] zo nodig zelfstandige verzoeken indienen bij de rechtbank. De kinderrechter vindt dat met een duo-benoeming de belangen van [minderjarige] het beste behartigd kunnen worden.
5.8.
Mevrouw mr. M.R. Rauwerda, advocaat kantoorhoudende te Leeuwarden , is bereid gevonden om als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door de kinderrechter worden benoemd. De bijzondere curator vertegenwoordigt [minderjarige] in en buiten rechte en zal daarom uitsluitend zijn belangen behartigen.
5.9.
De kinderrechter geeft in dit verband de bijzondere curator de opdracht om samen met [minderjarige] en de belanghebbenden te onderzoeken wat een passende plek voor [minderjarige] is om (al dan niet op termijn) te wonen en welke hulp daarvoor nodig is. De kinderrechter ziet voor de bijzondere curator een rol weggelegd om de standpunten van de betrokkenen betreffende het woonperspectief nader te onderzoeken en de belangen van [minderjarige] daartegen af te wegen, met oog voor zijn ontwikkelingsmogelijkheden. In het bijzonder dient de bijzondere curator te onderzoeken of, en zo ja welke, juridische stappen daarbij ondernomen moeten worden voordat [minderjarige] meerderjarig is, te denken valt aan mentorschap, curatele of bewind.
5.10.
De rechtbank verzoekt de GI zo spoedig mogelijk de contactgegevens van [minderjarige] , de moeder en de gezinshuisouders aan mevrouw Rauwerda beschikbaar te stellen.
5.11.
De kinderrechter verzoekt beide bijzondere curatoren om de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen, te raadplegen via www.rechtspraak.nl. De kinderrechter wijst de betrokkenen erop dat zij gevolg dienen te geven aan de door de bijzondere curator te geven instructies.
5.12.
De zaak zal opnieuw ter zitting besproken worden met aandacht voor de bevindingen van de bijzondere curatoren. De kinderrechter verzoekt de bijzondere curatoren voorafgaand aan de volgende zitting het verslag aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen. De kinderrechter kan instemmen met een gezamenlijk verslag van de curatoren indien zij dit wenselijk achten. De kinderrechter kan zich voorstellen dat mevrouw Rauwerda wellicht meer tijd nodig heeft om tot een goed advies te komen. Mocht dit het geval zijn dan kan zij dit bij de rechtbank aangeven.
Wijziging zorgregeling
5.13.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het BW op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen, voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De kinderrechter kan op grond van het tweede lid van artikel 1:265g BW de hiervoor genoemde regeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.14.
De kinderrechter stelt vast dat er sinds 9 september 2022 geen uitvoering meer wordt gegeven aan de vastgestelde zorgregeling tussen [minderjarige] en de moeder en dat omstandigheden zijn gewijzigd. De kinderrechter is met de RvdK van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige] is om twee maanden geen contact te hebben met zijn moeder, in het bijzonder gelet op het geëscaleerde gesprek tussen hen. Door het incident een langere tijd onbesproken te laten, bestaat de kans dat de relatie tussen de moeder en [minderjarige] nog meer verslechterd. Het risico bestaat namelijk dat het incident in de gedachten van [minderjarige] en de moeder alleen maar groter wordt en de drempel tot contact daardoor steeds hoger. De kinderrechter vindt het daarom, net als alle betrokkenen ter zitting, van belang dat op korte termijn een herstelgesprek tussen de moeder en [minderjarige] wordt gevoerd (onder begeleiding van de bijzondere curator). Het voorgaande maakt dat de kinderrechter het niet in het belang van [minderjarige] acht om de zorgregeling tussen [minderjarige] en de moeder voor de duur van twee maanden stop te zetten, zonder dat er een mogelijkheid tot contactherstel bestaat. De kinderrechter zal daarom - totdat de bevindingen van de bijzondere curator hieromtrent beschikbaar zijn en er nadere afspraken gemaakt kunnen worden - de GI belasten met de regie over de zorgregeling, zodat het hiervoor genoemde gesprek kan plaatsvinden. Dat er nu eerst geen omgangsweekenden zijn daarover is iedereen het wel eens.
5.15.
In afwachting van de onderzoeksresultaten van de benoemde bijzondere curatoren zal de kinderrechter de beslissing op het verzoek ten aanzien van de wijziging van de zorgregeling voor het overige aanhouden tot de zitting met gesloten deuren van 10 januari 2023 om 9.45 uur.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
benoemt tot bijzondere curatoren over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [datum] 2005:
mevrouw R. Meinema, MfN register mediator,
[gegevens curator]
om in deze procedure de belangen van deze minderjarige te behartigen, dit met inachtneming van hetgeen de rechtbank onder punt 5.5. heeft overwogen en,
mevrouw mr. M.R. Rauwerda, advocaat,
[gegevens curator]
[gegevens curator] ,
om in deze procedure de belangen van deze minderjarige te behartigen, dit met inachtneming van hetgeen de rechtbank onder punt 5.9. Heeft overwogen;
6.2.
wijzigt de zorgregeling met ingang van heden en bepaalt dat de GI voorlopig de regie over de zorgregeling zal voeren, met betrekking tot de duur, frequentie en plaats van de omgang;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
draagt beide bijzondere curatoren op uiterlijk 3 januari 2022, aan de rechtbank schriftelijk verslag te doen, althans vóór deze datum schriftelijk bericht te doen over de voortgang van de werkzaamheden;
6.5.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van de rapporten van de bijzondere curatoren aan de moeder, de GI en de gezinshuisouders zal toezenden;
6.6.
draagt de griffier op een afschrift van deze tussenbeschikking van 28 oktober 2022 en de stukken te doen toekomen aan de bijzondere curatoren;
6.7.
draagt de GI op per omgaande de contactgegevens van de belanghebbenden aan de bijzondere curatoren te verstrekken;
6.8.
houdt de behandeling op het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat het aangehouden verzoek zal worden besproken op de zitting met gesloten deuren van 10 januari 2023 om 9.45 uur;
6.9.
draagt de GI op om uiterlijk 3 januari 2023 de kinderrechter en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken en het standpunt van de GI ten aanzien van de omgang.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E. Massink, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.