In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die eigenaar waren van een perceel, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden. Dit besluit verplichtte hen om het bewonen van een bijgebouw te staken, afval te verwijderen en een verharding die als inrit was bedoeld te verwijderen of te legaliseren, met een dreiging van een dwangsom van € 6.000,-. Het verzoek om voorlopige voorziening richtte zich specifiek op de bewoning van het bijgebouw en de begunstigingstermijn.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de bewoning van de schuur in strijd was met het bestemmingsplan, aangezien binnen hetzelfde bouwvlak al een andere woning aanwezig was. Hierdoor was het college bevoegd om handhavend op te treden. Echter, de voorzieningenrechter constateerde dat het primaire besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, omdat de opgelegde dwangsom niet voldoende gemotiveerd was. Er was onduidelijkheid over de verhouding van de dwangsom tot de overtredingen en de gevolgen van het niet voldoen aan de lasten.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers zwaarder dan die van verweerder en de derde-partij, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De begunstigingstermijn werd verlengd tot één week na de uitspraak op de beroepen met de bijbehorende zaaknummers. Tevens werd verweerder opgedragen het griffierecht van € 184,- te vergoeden en de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.518,- te betalen.