ECLI:NL:RBNNE:2022:410

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
18/930007-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gekwalificeerde diefstallen en winkeldiefstal met gevangenisstraf en taakstraf

Op 11 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder gekwalificeerde diefstallen van benzine en een winkeldiefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor twee gekwalificeerde diefstallen en een winkeldiefstal. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 4 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 20 januari 2020 in Tynaarlo benzine had gestolen door een gat in de benzinetank van een auto te boren, en op 22 januari 2020 in Groningen een watermelder, rookmelder en kierstandhouder had gestolen uit een winkel. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig en baseerde haar oordeel op de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en forensisch bewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet bewezen was.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen parketnummer
18/930007-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Eefting, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Tynaarlo een hoeveelheid benzine/brandstof, in elk gevalenig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen benzine/brandstof, althans dat/die goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
verdachte op of omstreeks 22 januari 2020 te Haren Gn, (althans) in de gemeente Groningen, eenhoeveelheid benzine/brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen benzine/brandstof, althans die/dat goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
verdachte op of omstreeks 9 januari 2020 te Haren Gn, (althans) in de gemeente Groningen, eenhoeveelheid benzine/brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen benzine/brandstof, althans die/dat goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
verdachte op of omstreeks 14 januari 2020 te Annen, (althans) in de gemeente Aa en Hunze, eenhoeveelheid benzine/brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen bezine/brandstof, althans die/dat goed(eren), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.verdachte op of omstreeks 15 januari 2020 te Paterswolde, (althans) in de gemeente Tynaarlo, een hoeveelheid benzine/brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of een hoeveelheid benzine/brandstof, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 6] , (telens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen benzine/brandstof, althans die/dat goed(eren), (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6. verdachte op of omstreeks 22 januari 2020, te Groningen, (althans) in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een watermelder en/of een rookmelder en/of een kierstandhouder, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen [benadeelde partij 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat blijkens de gevorderde historische telefoongegevens de telefoon van verdachte binnen de tijdbestekken van de vier diefstallen, telkens een in de nabijheid van de vier plaatsen delict gelegen mast heeft aangestraald, hetgeen maakt dat verdachte op de plaatsen delict te plaatsen is. Voorts komt ook de modus operandi van deze diefstallen overeen met de onder 1 en 2 ten laste gelegde diefstallen, nu de diefstallen van benzine telkens gepleegd zijn door een gat in de benzinetank te boren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu er zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat verdachte iedere betrokkenheid bij de ten laste gelegde diefstallen ontkent en dat verdachte zelf aan twee auto’s slachtoffer is geworden van benzinediefstal. Verdachte heeft verder plausibele verklaringen afgelegd over de in zijn auto en bij de container van zijn huis aangetroffen doeken met benzinelucht. De raadsman heeft verder naar voren gebracht dat er in het dorp waar verdachte woont sprake is van roddelpraat, waardoor bijna iedere getuige in het dossier geruchten heeft gehoord over verdachte. Om voorgaande reden zijn de getuigenverklaringen niet onbevangen en daarom kunnen zij niet bijdragen aan de overtuiging dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstallen. De raadsman heeft ten aanzien van de beschikbare camerabeelden aangevoerd dat hier geen bewijswaarde aan ontleend kan worden, nu niet duidelijk waar te nemen is dat de auto die te zien is een [automerk en type] betreft, zoals wel door de verbalisanten is gerelateerd. Voorts is het omschreven signalement van de persoon op de beelden te algemeen om overtuigend te kunnen stellen dat het om verdachte gaat.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman, onder verwijzing naar hetgeen hij ten aanzien van het onder 1 ten laste reeds heeft aangevoerd, aangevoerd dat er geen bewijswaarde aan de onder verdachte in beslag genomen bak dient te worden toegekend. Voorts heeft verdachte een plausibele verklaring afgelegd over de vraag waarom hij op 22 januari 2020 in Haren was. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte rondom de ten laste gelegde periode in zijn huis heeft geklust. Verdachte heeft daarbij, om stekkerdozen te bevestigen, in kunststof geboord, hetgeen de door het NFI op de boor van verdachte aangetroffen kunstofdeeltjes kan verklaren.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een aannemelijke verklaring heeft afgelegd, namelijk dat verdachte de rookmelder die onder hem is aangetroffen vanuit huis heeft meegenomen. Het is onduidelijk hoe de onder verdachte aangetroffen watermelder en kierstandhouder zijn aangetroffen en waar hij deze verborgen gehouden zou hebben. De raadsman heef tot slot aangevoerd dat de beschikbare camerabeelden geen duidelijkheid kunnen verschaffen over hetgeen is gebeurd, nu er verschillende cruciale beelden ontbreken, waaronder die van het moment dat verdachte de [benadeelde partij 7] binnenkomt en die van het moment betrekking hebbend op de tijd tussen 15:02 uur en 15:43 uur. Gelet op het voorgaande bestaat er teveel twijfel en dient verdachte vrijgesproken te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een afschrift van aangifte d.d. 22 januari 2020, opgenomenop pagina 63 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020036825 d.d. 9 april 2020, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Auto (Seat Ibiza) stond geparkeerd op de parkeerplaats aan de [straatnaam] in Tynaarlo van op 20 januari 2020 19:30 uur tot 20:30 uur. Bij terugkomst auto sterke geur van benzine. Tank leeg. Bij dichtstbijzijnde tankstation getankt, maar liep er aan de onderkant gelijk weer uit.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2020,opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 20 januari 2020 omstreeks 19:00 uur kwam ik, verbalisant [verbalisant 1] , in mijn vrije tijd aan bij
[bedrijf 1] . Dit [bedrijf 1] is gelegen aan de [straatnaam] te Tynaarlo. Ik liep naar de ingang van het [bedrijf 1]. Ik zag dat er een man aan het begin van het parkeerterrein stond. Ik zat dat de man een telefoon aan zijn oor hield.
De man had het volgende signalement:
  • Kort donker haar
  • Mollig postuur
  • Donkere spijkerbroek
  • Donkerblauw vest met een rits
  • Ongeveer 1,80 lang
Omstreeks 19:05 uur liep ik terug naar de auto van mijn vader. Op datzelfde moment zag ik een man tussen twee auto omhoog komen. Deze auto's stonden rechts van mijn vaders auto geparkeerd. Ik zag dat er een kleine donkere auto naast de auto van mijn vader stond. Rechts van de kleine donkere auto stond een witte Seat geparkeerd. Ik zag dat de man van het bovengenoemde signalement tussen de auto’s liep. Op het moment dat ik bij de auto weg liep, hoorde ik de man zeggen: ik ben dus niet de enige die dingen vergeet.
Op 21 januari 2020 was ik weer in [bedrijf 1] om te sporten. Ik werd aangesproken door [getuige] . [getuige] is de eigenaar van [bedrijf 1] . [getuige] vertelde mij dat hij slachtoffer was geworden van diefstal van brandstof. Hij vertelde mij dat het allemaal op camera stond. [getuige] liet mij een
Facebook pagina zien van de persoon die het vermoedelijk had gedaan. Ik zag dat de naam ‘ [verdachte] ’ bovenaan de pagina stond. Ik keek naar de profielfoto van deze pagina. Ik herkende de man van deze Facebook pagina als de man die ik op 20 januari 2020, omstreeks 19:00 uur, op de parkeerplaats zag telefoneren. Ook herkende ik hem als dezelfde persoon die mij aansprak toen ik mijn schoenen uit de auto pakte.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart
2020, opgenomen op pagina 259 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
V: Wat zijn je accountnamen?
A: [verdachte] op Facebook.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 januari
2020, opgenomen op pagina 222 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Ik ben eigenaar van [bedrijf 1] , gevestigd aan de [straatnaam] in Tynaarlo. Op 20 januari 2020 was ik aan het werk in het [bedrijf 1] . Mijn vriendin was van 19.30 tot 20.30 hier aan het sporten. Haar witte Seat Ibiza heeft ze op het parkeerterrein achter het [bedrijf 1] geparkeerd. Toen ze klaar was met sporten bleek de tank leeg te zijn. Er bleek een gaatje in de brandstof tank te zitten.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van de hierboven weergeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 20 januari 2020 te Tynaarlo benzine, toebehorende aan aangeefster [benadeelde partij 1] heeft gestolen door een gat in de benzinetank van haar auto te boren. De rechtbank overweegt daartoe nu verbalisant [verbalisant 1] duidelijk heeft omschreven wat hij op de avond van 20 januari 2020 heeft waargenomen, waarna hij, nadat hij een signalement heeft afgegeven, de verdachte heeft herkend van een foto die hem wordt getoond. De rechtbank ziet in de inhoud van het dossier geen redenen om te twijfelen aan de herkenning van verbalisant [verbalisant 1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 januari 2020,opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Op 22 januari 2020 parkeerde ik mijn auto, een Ford Focus kleur rood voorzien van het kenteken [kenteken] , op de P + R parkeerplaats te Haren. Op 22 januari 2020 omstreeks 13.30 uur kwam ik weer bij mijn auto en zag ik dat de brandweer bij mijn auto stond. Het bleek dat de tank van mijn auto benzine had gelekt. Ik zag dat er een gat met een diameter van ongeveer 3 millimeter in de benzinetank van mijn auto zat. Ik zag dit 'boorgat' aan de linkerkant van de tank. Toen ik mijn auto achterliet was de brandstoftank voor iets minder dan de helft gevuld met Euro 95 benzine. Toen ik terugkwam zag ik dat de tank leeg was.
2.
Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina37 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Inbeslagneming
Plaats: [straatnaam] Groningen
Datum en tijd: 23 januari 2020 te 10:25 uur
Omstandigheden: De verdachte is door collega's in Groningen aangehouden ter zake winkeldiefstal. De verdachte was toen in het bezit van het inbeslaggenomen voertuig. De verdachte wordt verdachte voor het stelen van brandstof uit voertuigen. Voor onderzoek in het voertuig heb ik het voertuig in beslag genomen.
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1970
Volgnummer 1
Voertuig: personenauto
Merk/type: [automerk en type] .
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf(Industrieweg 12 Paterswolde) d.d. 1 april 2020, opgenomen op pagina 244 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Bij het autobedrijf [bedrijf 2] stond een rode Ford Focus vvhk [kenteken] op de brug waaruit benzine was weggenomen. Ik heb de tank onder de auto bekeken en zag dat er een niet geheel doorboord gat in de tank zat. De diameter van dit gat ligt tussen de 14 en 16 mm. Dit gat was wel door de tank heen zodat er benzine uit kon lopen. Ik heb dit gat veiliggesteld door ruim rond het gat met een zaag te zagen en het stuk tank mee te nemen. Dit stuk tank heb ik voorzien van SIN: AANO4962NL.
Bij het beslaghuis aan de Sontweg te Groningen stond een [automerk en type]. Deze [automerk en type] was in beslag genomen omdat hier de verdachte van de boven genoemde benzine diefstal in aangehouden was. In dit voertuig op de achterbank lag een accuboormachine waarin een vlinderboor van 16 mm zat. Naast deze accuboor lag een boor van 38 mm en een boor zaag zonder houder.
Ik heb de twee vlinder boren in beslag genomen. Aan de boren is een microscopisch onderzoek gedaan. Op de boor van 16mm zijn materiaal resten aangetroffen die wat kleur overeenkomen mat de kleur van het in beslag genomen tank deel. Deze vezels zijn veiliggesteld en voorzien van SIN: AANA6687NL.
4.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.04.21.103, d.d. 28 augustus 2020, bijgevoegd bij voornoemd dossier, opgemaakt door E.J. Vermeij, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
In dit rapport is de volgende vraag beantwoord:
Zijn de op de folie [AANA6687NL] aanwezige sporen afkomstig van de benzinetank waaruit het deel [AANO4962NL] is veiliggesteld?
Uit deze vraag zijn de volgende hypothesen afgeleid:
• H1: De op de folie [AANA6687NL] aanwezige sporen zijn afkomstig van de vanbenzinetank waaruit het deel [AANO4962NL] is veiliggesteld.
• H2: De op de folie [AANA6687NL] aanwezige sporen zijn afkomstig van een willekeurige anderebron.
Hypothese H1 vloeit direct voort uit de vraagstelling. Als alternatieve hypothese H2 is voor een willekeurig andere bron gekozen, omdat op een boor aanwezige sporen een ongedefinieerd materiaal is dat afkomstig kan zijn van diverse bronnen.
5 Resultaten
Benzinetanks
Het deel van de benzinetank [AANO4962NLJ bestaat uit kunststof. De kunststof be staat uit tenminste 4 lagen (zie figuur 1), namelijk:
  • Laag 1, zwart polyethyleen (PE);
  • Laag 2, enigszins transparant zwart polyethyleen (PE);
  • Laag 3, kleurloos polyethyleenvinylalcohol (PVOH);- Laag 4, transparant kleurloos polyethyleen (PE).
Boren
De op de folie [AANA6687NL] aanwezige sporen zijn afkomstig van de boor [AAND4963NL]. Van de drie van de folie afkomstige deeltjes bestaat er één uit PE en bestaan er twee uit PVOH. De tien andere van de boor onderzochte deeltje bestaan alle uit PE.
6 Interpretatie
Het deeltje PE en de deeltjes PVOH die zijn aangetroffen op de folie [AANA6687NL] komen overeen met het PE en het PVOH van het deel van de benzinetank [AANO4962NL].
De van de boren afkomstige deeltjes PE komen overeen met het PE van de delen van de benzinetanks [AANO3346NL], [AANO3347NLJ, [AANW3050NL] en [AANO4962NL].
Polyethyleen (PE) komt in diverse varianten voor. De meest bekende varianten zijn lage-dichtheidspolyethyleen (LDPE) en hoge-dichtheids-polyethyleen (HDPE). PE wordt veel toegepast, vooral in verpakkingsmaterialen maar ook in bijvoorbeeld snijplanken. In toepassingen in het rond het huis (doe-het-zelf toepassingen) wordt het echter relatief weinig toegepast omdat het niet te verlijmen is. PE wordt in en rond het huis alleen toegepast in waterleidingen en afvoerbuizen.
Polyethyleenvinylalcohol (PVOH) wordt ook veel toegepast, onder andere in PETflessen, medicijnen en incontinentieproducten. In combinatie met andere kunststoffen wordt PVOH vooral toegepast als gasdicht laagje of als zogenaamde geurbarrière. Vermoedelijk wordt het in benzinetanks toegepast om te voorkomen dat de buitenzijde van de tank naar benzine gaat ruiken. De toepassing en daarmee het voorkomen van PE in combinatie met PVOH is echter enigszins bijzonder. Voor zover bekend komt deze combinatie ook nog voor in bepaalde verpakkingen van voedingsmiddelen.
Als hypothese H1 waar is, moeten op de folie [AANA6687NL] deeltjes worden aangetroffen die op de onderzochte kenmerken overeenkomen met het PE en PVOH afkomstig van de benzinetank waarvan het deel [AANO4962NL] afkomstig is. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat dit het geval is. Bovendien blijkt uit de resultaten van het onderzoek dat niet elke benzinetank bestaat uit een combinatie van PE met PVOH. Het aantreffen van deeltjes PVOH op de boor die op de onderzochte kenmerken overeenkomen met het PVOH van de benzinetank past dus beter bij hypothese H1 dan bij hypothese H2. Bij een willekeurige andere bron (hypothese H2) kan het namelijk ook gaan om een andere benzinetank.
Als hypothese H2 waar is, moeten de overeenkomsten verklaard worden door toeval. Alhoewel boren niet vaak gebruikt worden voor het doorboren van PE of PVOH is dit voor afzonderlijke deeltjes die zijn aangetroffen op de boor [AANO4963NL] mogelijk, omdat PE en PVOH veel worden toegepast. Echter, de kans er op een boorsporen worden aangetroffen die bestaan uit zowel PE als PVOH is volgens mij uiterst klein.
7 Conclusie
Op de folie [AANA6687NL] zijn deeltjes PE en PVOH aangetroffen die op alle onderzochte kenmerken overeen komen met het PE en PVOH van het deel van de benzinetank [AANO4962NL]. Er zijn geen verschillen geconstateerd. De bevindingen van het onderzoek zijn daarom veel waarschijnlijker wanneer hypothese H1 juist is dan wanneer hypothese H2 juist is.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Aan een onder verdachte aangetroffen vlinderboor is microscopisch onderzoek verricht, waaruit gebleken is dat op de vlinderboor resten aangetroffen zijn die wat kleur overeenkomen met de kleur van het in beslag genomen benzinetankdeel van de Ford Focus van aangeefster [benadeelde partij 2] . Uit een vervolgens uitgevoerd sporenvergelijkend onderzoek van het NFI is gebleken dat er op de vlinderboor kunstofdeeltjes PE en PVOH zijn aangetroffen, die op de onderzochte kenmerken overeenkomen met het PE en PVOH afkomstig van de onderzochte benzinetank van aangeefster. De combinatie van PE en PVOH is een enigszins bijzondere combinatie van kunststoffen, die vooral toegepast wordt als gasdicht laagje of als zogenaamde geurbarrière, waarbij het in benzinetanks vermoedelijk wordt toegepast om te voorkomen dat de buitenzijde van de tank naar benzine gaat ruiken.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de vlinderboor gebruikt zou hebben om een stekkerdoos te bevestigen, in het licht van voornoemde bevindingen van het NFI volstrekt onaannemelijk. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de voornoemde combinatie van kunststoffen, blijkens de rapportage van het NFI, in het rond het huis relatief weinig wordt toegepast.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die op 22 januari 2020 te Haren benzine heeft gestolen, zodat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
1.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 22 januari 2020,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020021192 d.d. 7 februari 2020, inhoudende als verklaring van [naam 1] :
Op 22-01-20 heeft ondertekende gezien dat verdachte zich op onze veilig wonen afdeling begaf. Collega [naam 2] zag dat de man de kassa’s voorbij liep zonder iets ter betaling aan te bieden. Bij de uitgang heeft [naam 2] de man gevraagd mee te lopen naar ons kantoor. Op kantoor haalde de man de rookmelder uit zijn zak, en later stond de man op en viel een Nemef Kierstandhouder uit zijn jaszak op de grond. Even later haalde de man de Smartwares watermelder uit zijn zak.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2020,opgenomen op pagina 11 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 22 januari 2020 te 18:15 uur zag ik, verbalisant, op de beveiligingsbeelden van de [benadeelde partij 7] het volgende:
Op deze beelden zag ik een man die ik herkende als de aangehouden verdachte [verdachte] . Ik zag hoe de man een verpakking uit een schap pakte en deze bekeek, deze verpakking herken ik als de verpakking die [verdachte] bij zich had in het kantoortje van de [benadeelde partij 7] , een rookmelder. Ik zag hoe [verdachte] weer een verpakking uit het schap pakt en die ik herken als de Waterbeveiliger die bij [verdachte] was aangetroffen in het kantoortje van de [benadeelde partij 7] . Hierna loopt [verdachte] naar de andere zijde van het gangpad en haalt hier een verpakking uit het schap die ik herken als de Kierstandhouder. De medewerkers van de [benadeelde partij 7] bevestigden ook dat deze goederen op die plaatsen worden aangeboden in de winkel. Hierna is te zien dat [verdachte] het gangpad uitloopt. Te zien is op de beelden dat [verdachte] de kassa voorbij loopt en niets aanbied, hierna wordt [verdachte] door een medewerker van de [benadeelde partij 7] aangesproken.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 22 januari 2020,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 22 januari 2020 hielde wij op de locatie [straatnaam] Groningen als verdachte aan:
De persoon gaf op te zijn:
Verdachte
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1970
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van de hierboven weergeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 januari 2020 een watermelder, een rookmelder en een kierstandhouder, toebehorende aan winkelketen [benadeelde partij 7] , heeft gestolen. De rechtbank overweegt daartoe nu blijkens de camerabeelden te zien is dat verdachte zich juist op de plekken in de gangpaden begeeft waar de gestolen goederen verkocht worden, terwijl deze later, terwijl de goederen nog in de verpakking zitten, onder verdachte worden aangetroffen. Hetgeen door de raadsman is aangevoerd met betrekking tot het ontbreken van bepaalde delen van de camerabeelden maakt dit oordeel niet anders. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de goederen, terwijl deze nog in de verpakking zaten, vanuit huis heeft meegenomen en om die reden in zijn jaszak had zitten, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande bevindingen volstrekt onaannemelijk.
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte volgt dat dit telefoonnummer (en daarmee de telefoon van verdachte) op het moment van de diefstallen van benzine in Haren, Annen en Paterswolde, in de omgeving van voornoemde plaatsen delict bevond. Hoewel dit de nodige vragen oproept, is dit op zichzelf niet voldoende om te komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is geweest die vanuit de auto’s in voornoemde plaatsen delict de benzine heeft gestolen, te meer nu verdachte plausibele verklaringen heeft afgelegd over zijn nabije aanwezigheid aldaar. Bij het voorgaande dient namelijk ook vastgesteld te worden dat de zendmasten ook aangestraald zouden kunnen worden wanneer verdachte zich op een van de doorlopende wegen rondom die plaatsen zou begeven.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat ten aanzien van de diefstallen van benzine waar de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, het telefoonnummer van verdachte niet in de omgeving is aangestraald. Ook is het de rechtbank onduidelijk gebleven om welke redenen de overige 22 aangiftes van benzinediefstallen geseponeerd zijn. De rechtbank acht het goed mogelijk dat de reden voor seponering gelegen is in het feit dat bij deze diefstallen het telefoonnummer van verdachte niet in de nabijheid van de plaats delicten is aangestraald.
Om voorgaande redenen is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er aan de historische verkeersgegevens onvoldoende bewijswaarde kan worden toegekend om tot een bewezenverklaring te komen. Dat verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan twee diefstallen van benzine in de nabije omgeving, waarbij de modus operandi sterke gelijkenissen heeft met die van de onder 3, 4 en 5 gepleegde diefstallen, maakt dit oordeel niet anders.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 januari 2020 te Tynaarlo een hoeveelheid benzine, toebehorende aan [benadeelde partij1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen benzine onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
verdachte op 22 januari 2020 te Haren Gn een hoeveelheid benzine, toebehorende aan[benadeelde partij 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen benzine onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
6. verdachte op 22 januari 2020, te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een watermelder, een rookmelder en een kierstandhouder, toebehorende aan winkelketen [benadeelde partij 7] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
6.
diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 240 uren. Daarnaast dient aan verdachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen opgelegd te worden, met aftrek van de dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit om aan verdachte, in lijn met het advies van de reclassering, een taakstraf op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal gelet op verdachte zijn persoonlijke omstandigheden problematisch zijn, nu dit naast zijn werkzaamheden ook zijn behandeltraject zal doorkruizen. Indien de rechtbank een gevangenisstraf toch aangewezen acht dan dient deze gelijk te zijn aan de duur van het voorarrest verdachte. De raadsman heeft tot slot aangevoerd dat in strafmatige zin rekening gehouden dient te worden met het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich begin 2020 in een periode van drie dagen schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Verdachte heeft uit twee auto’s benzine gestolen door telkens een gat in de benzinetank te boren. Daarnaast heef verdachte meerdere gereedschappen gestolen uit een bouwmarkt in Groningen. Door zijn handelen heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Diefstallen zijn vervelende feiten die schade en hinder veroorzaken voor de slachtoffers. De rechtbank acht het opleggen van een taakstraf hiervoor aangewezen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte meerdere malen onherroepelijk voor vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank dient tevens bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van de reclassering, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen meerwaarde of noodzaak in het aanbieden van interventies zoals reclasseringstoezicht om op die manier het gedrag te veranderen of recidive te verminderen. Verdachte heeft zijn leefsituatie, voor zover de reclassering kan inschatten, op orde.
De rechtbank zal een lagere taakstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde is, omdat de rechtbank minder bewezen verklaart dan de officier van justitie en zij van oordeel is dat de op te leggen straf recht doet aan de aard en ernst van het bewezen verklaarde. Alles afwegende, en rekening houdend met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de berechting, acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren, passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast, gelet op het bepaalde in artikel 22b, derde lid, Sr, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 440,82 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de post "eigen risico" à € 100,- toegewezen kan worden. De raadsman heeft aangevoerd dat de schadepost à € 340,- die reeds door Univé is vergoed, niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu dit geen schade is die door de benadeelde partij is geleden, maar door Univé. Indien de benadeelde partij stelt dat zijn no claim-korting vervallen is door de aanspraak op de verzekering, dan had de benadeelde partij die schade moeten aantonen en de verhoging in de maandelijkse premie inzichtelijk moeten maken. Nu dit niet is gebeurd kan de schade niet vergoed worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3, 4 en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 4:
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2022.