Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 597 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier van justitie. De raadsman heeft verzocht de bijzondere voorwaarden, indien deze aan verdachte worden opgelegd, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering (d.d. 18 oktober 2022, 20 september 2022 en 2 juni 2022) en het Pro Justitia rapport naar aanleiding van psychologisch onderzoek naar verdachte, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een leegstaand gebouw in het centrum van Uithuizen. Verdachte heeft de brand gesticht door spiritus op een tapijt te gooien, dit aan te steken en spullen bovenop het vuur te gooien. Daarna heeft verdachte, terwijl sprake was van een brand, het pand verlaten. Verdachte verkeerde ten tijde van dit alles onder invloed van alcohol. Door het handelen van verdachte is schade ontstaan aan het pand, onder meer aan het podium, aan de vloer, een kast(deur) en een deel van de inventaris. Bovendien is als gevolg van de brand gevaar ontstaan voor de zich in de nabijheid bevindende panden.
Verdachte heeft met het plegen van dit feit getoond geen respect te hebben voor de eigendom van anderen. Brand is naar zijn aard moeilijk beheersbaar en brengt gevoelens van onveiligheid bij mensen in de betreffende buurt teweeg. Voor zulk een gevaarlijk en ernstig feit is in beginsel alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op het psychologisch Pro Justitiarapport van H.A. de Jonge, psycholoog, opgemaakt op 23 mei 2022. Uit het rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornissen in de vorm van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van middelen. De psycholoog heeft geconcludeerd dat de stoornissen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde en dat de stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. De psycholoog heeft geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over, gelet op de onderbouwing daarvan, maakt die tot de hare en verklaart verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op de adviezen van de reclassering. Uit de rapporten volgt dat de reclassering zich zorgen maakt over de psychiatrische problematiek bij verdachte in combinatie met zijn verslavingsproblematiek, waardoor de reclassering het recidiverisico als hoog beoordeelt.
In het rapport van 2 juni 2022 heeft de reclassering de rechtbank geadviseerd opdracht te geven voor het opstellen van een maatregelenrapport omdat de reclassering van mening is dat terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging of TBS met voorwaarden noodzakelijk is om het risico op recidive voldoende te beperken.
In het rapport van d.d. 20 september 2022 heeft de reclassering aangegeven nog steeds van mening te zijn dat TBS met voorwaarden wenselijk is. Desondanks heeft de reclassering aangegeven wel mogelijkheden te zien voor een klinische behandeling van verdachte. De behandeling moet zich (medicamenteus) richten op het verminderen van de bij verdachte aanwezige stemmen.
De voorlopige hechtenis van verdachte is vervolgens met ingang van 3 oktober 2022 geschorst. Verdachte verblijft sindsdien in de [instelling] .
In het rapport van d.d. 18 oktober 2022 heeft de reclassering gerapporteerd dat verdachte een goede start heeft gemaakt in de [instelling] . Uit het rapport blijkt dat verdachte zich begeleidbaar opstelt, zijn medicatie neemt en zich grotendeels houdt aan het dagprogramma.
Alles overwegend, met name de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het reeds ingezette behandelingstraject, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het reeds ondergane voorarrest, niet passend is. Hierbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte van begin af aan een open houding heeft getoond en meewerkt aan behandeling. De rechtbank acht het van groot belang dat het ingezette behandelingstraject niet wordt doorkruist. De rechtbank acht het – gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde feit – passend en geboden om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 360 dagen. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur, zodat verdachte ervan weerhouden wordt nieuwe strafbare feiten te plegen en zodat verdachte meewerkt aan de bijzondere voorwaarden die de rechtbank aan de voorwaardelijke straf zal koppelen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank kan bevelen dat de op te leggen voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde
wederomeen misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank stelt in dit verband vast dat zij niet bewezen heeft verklaard dat door de onderhavige brandstichting levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Desalniettemin acht zij de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden noodzakelijk gelet op de, door de reclassering als zorgelijk aangeduide, psychische problematiek van verdachte, zijn verslaving, het ontbreken van enig probleembesef en het, als gevolg daarvan, als hoog ingeschatte recidive risico. Dat zich in het onderhavige geval geen levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft voorgedaan is niet aan verdachte te danken, maar aan de afwezigheid van personen in het naastliggende pand. Gelet op het vorenstaande moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De op te leggen bijzondere voorwaarden zullen dan ook dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.