Het rapport van de reclassering
Het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland van 12 september 2022 houdt in dat veroordeelde onvoldoende heeft kunnen profiteren van het eerdere klinische behandelaanbod omdat veroordeelde tot tweemaal toe de klinische behandeling vroegtijdig heeft beëindigd. De reclassering ziet een hoog risico op recidive, met een hoog risico op letselschade. De reclassering stelt dat veroordeelde nog steeds zou kunnen profiteren van een opname binnen een behandelsetting met een hoog beveiligingsniveau en een strak kader in een gestructureerde setting met stapsgewijs uitbreiding van vrijheden. Aansluitend op klinische behandeling zou er aandacht moeten zijn voor opleiding, dagbesteding/werk, ambulante behandeling en beschermd wonen.
De deskundigeheeft ter terechtzitting het reclasseringsadvies toegelicht. Veroordeelde heeft tot nu toe onvoldoende kunnen profiteren van de klinische behandelingen die hij heeft gevolgd. De reclassering adviseert daarom een nieuwe klinische opname en wel bij [instelling], locatie [instelling]. Veroordeelde staat daar hoog op de wachtlijst, aldus de deskundige.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie stelt dat aan alle formele vereisten is voldaan. Desgevraagd heeft de officier van justitie aangegeven dat de voor verdachte afgegeven indicatiestelling voor opname bij een zorginstelling aangemerkt kan worden als de voor toewijzing van zijn vordering vereiste medische verklaring.
De officier van justitie geeft aan dat alle mogelijkheden in het kader van een voorwaardelijke straftoedeling zijn uitgeput en dat dit niet voldoende resultaat heeft gehad. Het risico op recidive en letselschade is hoog en er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat veroordeelde opnieuw een delict zal plegen waarvoor een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd.
De officier van justitie vordert dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel wordt gelast, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, en met oplegging van een vervangende hechtenis van maximaal zes maanden.
Het standpunt van de veroordeelde
Bij veroordeelde bestaat de vrees dat hij in [instelling] weer bij nul moet beginnen met een behandeling waardoor het verblijf in de kliniek langere tijd zal duren. Hij heeft de klinische behandeling in de [instelling] op twee weken na afgerond waarna hij naar een open setting in Apeldoorn zou gaan. Veroordeelde heeft wel degelijk geprofiteerd van de behandelingen en van de gestelde voorwaarden en heeft veel geleerd. Hij heeft zich goed ingezet en daarnaast nog de tien maanden voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf uitgezeten. Om nu nogmaals te starten met een nieuw klinisch traject, gericht op andere problematiek en bij een geheel andere instelling, staat niet in verhouding met het onderliggende feit. Voorts staat het ontbreken van een medische verklaring toewijzing van de vordering in de weg. De afgegeven indicatiestelling is daarvoor onvoldoende, temeer nu die niet bij de stukken is gevoegd, aldus de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet in deze zaak toetsen of er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd.
Verslavingszorg Noord Nederland heeft in haar advies van 12 september 2022 aangegeven dat zij het risico op recidive inschatten als hoog. Ook het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog. De rechtbank ziet dit ook terug in eerder opgemaakte adviezen van 5 april 2022, 31 mei 2021 en 17 september 2020. Bij onderliggend vonnis is veroordeelde veroordeeld wegens onder andere poging tot doodslag, gepleegd in mei 2019. Uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister ten slotte komt naar voren dat veroordeelde in december 2017 is veroordeeld wegens een poging tot zware mishandeling.
De rechtbank komt op basis hiervan tot het oordeel dat er ten aanzien van veroordeelde ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel kan worden opgelegd. De rechtbank ziet dan ook voldoende grond om te komen tot de beslissing dat de in het vonnis van 6 oktober 2020 opgelegde maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, tenuitvoergelegd moet worden en wel voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bevelen dat de vervangende hechtenis wordt bepaald op zes maanden wanneer de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet.
De reclassering heeft een aantal voorwaarden aangegeven waaronder de tenuitvoerlegging van de maatregel vorm kan worden gegeven. Bij de behandeling ter terechtzitting kwam naar voren dat het openbaar ministerie en de verdediging verschilden van mening over