ECLI:NL:RBNNE:2022:407

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
181522
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

DNA-onderzoek ter vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de man verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kind, omdat hij twijfelt over zijn vaderschap. De rechtbank heeft op 10 februari 2022 de zaak behandeld en op 17 februari 2022 een beschikking gegeven. De man heeft de toestemming van de vrouw nodig om de minderjarige te erkennen, maar de vrouw heeft bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft geadviseerd om een DNA-onderzoek te laten uitvoeren om de afstamming vast te stellen. De bijzondere curator heeft ook geadviseerd om dit onderzoek te doen, omdat de man niet zeker is van zijn vaderschap. De rechtbank heeft Verilabs Nederland B.V. benoemd als deskundige voor het DNA-onderzoek en de man moet een voorschot betalen voor de kosten. De beslissing over de erkenning en het gezag wordt aangehouden totdat de resultaten van het DNA-onderzoek bekend zijn. De rechtbank heeft ook een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man en de minderjarige onder begeleiding van Humanitas contact zullen hebben, mits de man de verwekker blijkt te zijn. De rechtbank benadrukt het belang van een veilige omgang en de ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/181522 / FA RK 21-1289
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 17 februari 2022
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. F.P. van Dalen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.L. van Onna, kantoorhoudende te Franeker.
Belanghebbende:
de minderjarige
[minderjarige]
geboren op [geboortedag] 2021 in de gemeente [geboorteplaats 1] ,
hierna ook te noemen de minderjarige of [minderjarige] ,
vertegenwoordigd door mr. S.C. Bosch, kantoorhoudende te Dokkum,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over deze minderjarige.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift heeft de man de rechtbank verzocht - verkort weergegeven - om:
I. de toestemming van de vrouw te vervangen door die van de rechtbank ten behoeve van erkenning van de minderjarige door de man;
II. in goede justitie een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarige;
III. hem te belasten met het gezamenlijk gezag over de minderjarige;
IV. zo nodig, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) de opdracht te geven om onderzoek te doen naar de meest wenselijke omgangsregeling;
V. in goede justitie kinderalimentatie vast te stellen.
1.2.
De vrouw heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 december 2021 is mr. S.C. Bosch, advocaat te Dokkum, benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige.
1.4.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een brief, ontvangen op 13 januari 2022, met het standpunt van de bijzondere curator namens de minderjarige ten aanzien van de erkenning.
1.5.
Ter zitting van 27 januari 2022 is de zaak behandeld in aanwezigheid van partijen en hun advocaten en de bijzondere curator. Voorts is verschenen mevrouw M. de Graaf, namens de RvdK.
1.6.
De man heeft ter zitting zijn verzoek in het incident ingetrokken.
1.7.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de brief, ontvangen op 11 februari 2022, van de zijde van de vrouw.

2.Motivering

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit hun relatie is de minderjarige
[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 in de gemeente [geboorteplaats 1] . Partijen hebben nooit samengewoond. De relatie tussen partijen is tijdens de zwangerschap verbroken.
Erkenning
2.2.
In artikel 1:204 lid 3 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank kan worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon de verwekker van het kind is.
2.3.
De bijzondere curator heeft de rechtbank geadviseerd om een DNA-onderzoek te laten verrichten alvorens vervangende toestemming voor erkenning te verlenen. Zij adviseert DNA-onderzoek, omdat de man niet 100% zeker is van zijn vaderschap door uitspraken van de vrouw. Als de man de verwekker is dan is er aanleiding voor erkenning volgens de bijzondere curator. De vrouw heeft weliswaar emotionele weerstand tegen de erkenning van [minderjarige] door de man, maar dat heeft vooral betrekking op het contact tussen de man en [minderjarige] . Er is geen sprake is van een uitzonderingssituatie zoals genoemd in artikel 1:204 lid 3 aanhef en onder a BW, te weten de situatie dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind worden geschaad of dat een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Erkenning is volgens de bijzondere curator in het belang van de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . Door erkenning wordt alleen de naam op de geboorteakte van [minderjarige] vermeld, zodat de man officieel haar vader is.
2.4.
De RvdK heeft ook geadviseerd eerst DNA-onderzoek te doen alvorens vervangende toestemming tot erkenning te verlenen.
2.5.
De vrouw heeft ter zitting gesteld dat zij zeker weet dat de man de verwekker is van [minderjarige] . Haar bezwaar tegen erkenning van [minderjarige] door de man is dat de man van meet af aan geen vader wilde worden en hij zich ook niet heeft gedragen als een betrokken vader.
2.6.
De man kan instemmen met het advies van de bijzondere curator. Hij denkt wel dat hij de verwekker is, maar heeft lichte twijfel door uitspraken van de vrouw hierover.
2.7.
Nu de afstamming niet ter vrije beschikking van partijen staat, zal de rechtbank bepalen dat er een DNA-onderzoek moet worden verricht, al was het maar om onenigheid en onduidelijkheid tussen partijen in de toekomst te voorkomen en te voorkomen dat er bij [minderjarige] twijfel over haar afkomst kan ontstaan.
2.8.
De rechtbank zal Verilabs Nederland B.V. te Gouda benoemen als deskundige ten aanzien van het verwantschapsonderzoek. Partijen dienen zelf contact op te nemen (tijdens kantooruren) voor het maken van een afspraak (telefoonnummer 085-1051415).
2.9.
Het wettelijk uitgangspunt is dat dit onderzoek op voorhand wordt betaald door de verzoekende partij. De man dient een voorschot op de kosten van het DNA-onderzoek te voldoen van € 685,-. Bij de eindbeschikking zal de rechtbank vermelden hoeveel de kosten van het deskundigenonderzoek daadwerkelijk bedragen. Partijen moeten er voorts rekening mee houden dat zij bij eindbeschikking tot betaling van deze kosten (of een deel daarvan) zullen worden veroordeeld.
2.10.
In afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek zal de rechtbank de beslissing over de erkenning aanhouden en bepalen dat partijen en de bijzondere curator in de gelegenheid zullen worden gesteld hun mening over het deskundigenrapport en de kosten hiervan aan de rechtbank kenbaar te maken.
2.11.
Namens de vrouw is bij brief van 11 februari 2022 ten aanzien van het DNA-onderzoek nog gesteld dat zij, gelet op leeftijd van [minderjarige] , liever niet naar Gouda afreist. Zij heeft gesteld dat het DNA van [minderjarige] via de huisarts kan worden afgenomen. Verder heeft zij gesteld dat zij er ook voor open staat om thuis de test af te nemen en aan partijen over te laten hoe de te test wordt afgenomen. Of en hoe partijen het DNA-onderzoek zelf willen regelen, laat de rechtbank aan partijen. Indien partijen het DNA-onderzoek op een andere manier willen laten verrichten dan door Verilabs, dan dienen zij de rechtbank hiervan op de hoogte te brengen.
Gezag en omgang
2.12.
De man heeft gesteld dat hij graag omgang met [minderjarige] wil hebben. Hij begrijpt dat dat opgebouwd moet worden en dat begeleiding bij de omgang aangewezen kan zijn. Hij staat daar voor open. Ook is hij bereid om urinetests te laten uitvoeren op alcohol- en drugsgebruik en de uitslag daarvan te delen met de vrouw (of haar advocaat). Uiteindelijk zou hij graag een weekend per veertien dagen omgang met [minderjarige] hebben. De voorkeur van de man gaat uit naar begeleide omgang vanuit het KKE, maar hij stemt ook in met iedere andere begeleiding.
2.13.
De vrouw is van mening dat omgang op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is. Zij heeft gesteld geen vertrouwen te hebben in een veilige omgang van de man met [minderjarige] door het drank- en drugsgebruik van de man. Ook begeleide omgang geeft haar onvoldoende garantie voor een veilige omgang. Bij brief, ontvangen door de rechtbank op 11 februari 2022, heeft de vrouw meegedeeld dat als de rechtbank omgang in het belang van [minderjarige] acht, zij de omgang graag begeleid zou zien door Humanitas en bij voorkeur nadat bij de man een drugstest is afgenomen.
2.14.
De RvdK heeft ter zitting gesteld dat partijen in afwachting van de uitslag van het DNA-onderzoek moeten nadenken over vervolgstappen, indien de man de verwekker is van [minderjarige] . De RvdK ziet nog geen aanleiding voor een Raadsonderzoek. De RvdK acht het in het belang van [minderjarige] dat zij omgang heeft met de man als hij de verwekker blijkt te zijn. Van belang is dat de vrouw vertrouwen kan krijgen in de man. Hiervoor is begeleiding door hulpverlening nodig.
2.15.
De rechtbank is van oordeel dat, als blijkt dat de man de verwekker is van [minderjarige] , er contact moet komen tussen de man en [minderjarige] , omdat dat in het belang van [minderjarige] is. Een en ander alleen als dit veilig is voor [minderjarige] . Voor de ontwikkeling van [minderjarige] is van belang dat zij zich een eigen beeld van de man kan vormen. Partijen twisten over de vraag of de man een drugsprobleem heeft. De vrouw stelt van wel, de man stelt van niet. Wat daar ook van zij, de hulpverlening die de omgang begeleidt, zal erop toezien dat omgang niet plaatsvindt als de man onder invloed van middelen is. De man is bereid om de zorgen bij de vrouw proactief weg te nemen door het laten verrichten van urinecontroles voordat omgang plaatsvindt en de man heeft toegezegd dat hij de uitslag daarvan zal delen met de vrouw (of via de advocaten). De begeleider bij de omgang kan voorts beoordelen of de man over voldoende pedagogische vaardigheden beschikt voor een veilige omgang.
2.16.
De rechtbank zal, als komt vast te staan dat de man de verwekker is van [minderjarige] - voorlopige omgangsregeling vastleggen, in die zin dat de man en [minderjarige] onder begeleiding van Humanitas omgang zullen hebben, waarbij de hulpverleningsinstantie in samenspraak met partijen zal bepalen hoe (op welke voorwaarden) en wanneer de omgang zal plaatsvinden. Daartoe zal de rechtbank na ontvangst van het deskundigenbericht van Verilabs bij 'proces-verbaal van doorverwijzing' partijen doorverwijzen naar Humanitas voor begeleiding bij de omgang, waartoe de rechtbank ook verwijst naar het hiervoor overwogene in 2.15.. Partijen zullen in hun schriftelijke reactie, zoals bedoeld in het in het dictum onder 3.8., ten behoeve van deze doorverwijzing hun telefoonnummers aan de rechtbank dienen te verstrekken, zodat Humanitas contact met hen kan opnemen.
2.17.
De rechtbank zal voorts de beslissing over het gezag aanhouden. Tot gezamenlijk gezag kan in ieder geval niet eerder worden beslist dan nadat de man [minderjarige] heeft erkend. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om voorwaardelijk, voor zover komt vast te staan dat de man de verwekker is van [minderjarige] , op het verzoek te beslissen.
2.18.
De rechtbank beslist als volgt.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verwijst de zaak in afwachting van de resultaten van het DNA-onderzoek en de reactie van partijen en de bijzondere curator daarop en ten aanzien van de veroordeling in de kosten van het onderzoek naar de zitting van
17 mei 2022voor een pro forma behandeling;
3.2.
gelast een DNA-onderzoek naar de vraag welke conclusies kunnen worden getrokken uit de samenstelling van het bloed en/of andere daartoe bruikbare (lichaams)stoffen van:
[de man] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1] en de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats 1] , met betrekking tot de mogelijkheid dat genoemde minderjarige door de man is verwekt, alsmede de mate van waarschijnlijkheid dat hij de biologische vader is van deze minderjarige;
3.3.
benoemt tot deskundige Verilabs Nederland B.V., Noothoven van Goorstraat 11D,
2806 RA te Gouda;
3.4.
veroordeelt de man om – na ontvangst van de brief van de griffier met het bedrag van het voorschot – het voorschot voor het DNA-onderzoek te betalen;
3.5.
verklaart deze beschikking ten aanzien van 3.2, 3.3 en 3.4. uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
bepaalt dat de deskundige zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op
3 mei 2022het deskundigenbericht ter griffie van de rechtbank zal deponeren;
3.7.
bepaalt dat de griffier van de rechtbank per ommegaande een afschrift van het schriftelijk rapport van Verilabs Nederland B.V. aan (de advocaten van) partijen en aan de bijzondere curator zal zenden;
3.8.
draagt op aan (de advocaten van) partijen en de bijzondere curator om uiterlijk
17 mei 2022aan de griffier van de rechtbank, de wederpartij en de bijzondere curator een schriftelijke reactie te zenden op het alsdan opgemaakte deskundigenrapport, de kosten van de deskundige en de actuele standpunten ten aanzien van het verzoek, alsmede dat partijen hun telefoonnummers aan de rechtbank dienen te verstrekken;
3.9.
bepaalt dat aan de hand van de op voormelde pro forma datum van 17 mei 2022 voorhanden zijnde gegevens - zo mogelijk - een beslissing zal worden genomen, tenzij partijen dan gemotiveerd hebben aangegeven alsnog een mondelinge behandeling te wensen, althans aanhouding tot een nadere pro forma behandeling;
3.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
17 februari 2022in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 679