ECLI:NL:RBNNE:2022:404

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
171374
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en omgangsregeling in een ouderschapsconflict met ouderverstoting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 februari 2022 een beschikking gegeven inzake de voorlopige zorgregeling voor de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de man om gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] en een verzoek van de vrouw om eenhoofdig gezag over [minderjarige 1]. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) had eerder geadviseerd om de beslissing over de zorgregeling voor acht maanden aan te houden, maar de rechtbank heeft besloten dat er op korte termijn omgang tussen de vader en de kinderen moet plaatsvinden. De rechtbank overweegt dat er mogelijk sprake is van ouderverstoting door de moeder, wat de noodzaak van een contactregeling onderstreept. De rechtbank heeft bepaald dat de kinderen minimaal eenmaal per week onder professionele begeleiding contact moeten hebben met hun vader, waarbij de vrouw niet aanwezig mag zijn. De rechtbank heeft het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] aan de man toegewezen en het verzoek van de vrouw afgewezen. De zaak wordt op 29 juni 2022 opnieuw behandeld voor een pro forma zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/171374 / FA RK 20-168
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 17 februari 2022
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. M.R. Holthinrichs, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. W.R. Kamminga, kantoorhoudende te Oosterwolde.
Belanghebbende:
Jeugdbescherming Noord,
gevestigd te Groningen
hierna ook te noemen de gecertificeerde instelling of GI.

1.Procesverloop

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 april 2021, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, is de zaak naar een nadere zitting verwezen in afwachting van het onderzoek door en advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) naar de omgang/zorgregeling en het gezag.
1.2.
Ter zitting van 27 januari 2022 is de zaak behandeld in aanwezigheid van de man en zijn advocaat, de advocaat van de vrouw, mevrouw M. de Graaf namens de RvdK en mevrouw Meijer namens de GI.
1.3.
Na de beschikking van 28 april 2021 heeft de rechtbank kennis genomen van:
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming 25 oktober 2021, vergezeld van een advies;
- een brief, ontvangen op 10 november 2021, van de zijde van de vrouw;
- een journaalbericht, ontvangen op 15 november 2021, van de zijde van de man;
- een pleitnota, overgelegd ter zitting, door mr. Holthinrichs;
- een pleitnota, overgelegd ter zitting, door mr. Kamminga.
1.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 december 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Noord voor de duur van 12 maanden.

2.Motivering

2.1.
In geschil is het ouderlijk gezag over de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2008 in de gemeente [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2010 in de gemeente [geboorteplaats] . De man heeft verzocht met gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] te worden belast en de vrouw heeft verzocht om met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] te worden belast. Verder moet de rechtbank beoordelen of een zorg- en contactregeling moet worden vastgesteld en zo ja, welke.
2.2.
De RvdK heeft op 25 oktober 2021 gerapporteerd en geadviseerd. De bevindingen van het onderzoek hebben geleid tot de conclusie van de RvdK dat een ondertoezichtstelling van de kinderen nodig is, waartoe door de kinderrechter bij beschikking van 21 december 2021 ook is beslist. Kort gezegd is sprake van een ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen doordat zij langdurig geen contact hebben gehad met hun vader, door de onderlinge strijd tussen de ouders en het gebrek aan communicatie tussen hen. De RvdK is van mening dat bij toewijzing van het verzoek van de man om mede belast te worden in het gezag over [minderjarige 2] , [minderjarige 2] niet verder in haar ontwikkeling zal worden schaden, althans niet verder dan nu al het geval is. Hoewel partijen niet met elkaar communiceren is dit thans geen belemmering voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] . Ten aanzien van [minderjarige 2] is dit ook niet te verwachten. Door het gezamenlijk gezag wordt het ouderschap van de man gelijkwaardig aan dat van de vrouw en heeft de man ten aanzien van [minderjarige 2] dezelfde juridische positie als ten aanzien van [minderjarige 1] . De RvdK heeft geconstateerd dat de kinderen nu al twee jaar geen contact met hun vader hebben gehad, wat het noodzakelijk maakt om een contactregeling zorgvuldig en stapsgewijs op te starten. Er is professionele begeleiding nodig en tegelijk dienen de ouders individuele trajecten (bij Molendrift) te volgen en daarna een gezamenlijk traject. Een gezinsvoogd kan in dit traject een rol spelen. De RvdK adviseert om de definitieve beslissing over de zorg- en contactregeling voor de duur van 8 maanden aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening.
2.3.
De GI heeft op de zitting aangegeven nog maar kort betrokken te zijn bij partijen en de kinderen. De GI heeft op verschillende manieren getracht om in contact te komen met de vrouw, maar dat is tot op heden niet gelukt. In zoverre heeft de GI dus nog niks in gang kunnen zetten. Nu haar advocaat ter zitting heeft verklaard dat de vrouw heeft geprobeerd om contact op te nemen met de GI, heeft mevrouw Meijer gesteld dat de vrouw haar telefoonnummer en email-adres heeft, maar dat zij geen berichten van haar heeft ontvangen. Zij zal de vrouw een brief sturen met de aankondiging van een huisbezoek.
Het gezag
2.4.
De rechtbank overweegt dat in artikel 1:253c lid 1 BW is bepaald dat de tot het gezag bevoegde ouder van het kind die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank (onder meer) kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Lid 2 van dat artikel bepaalt voor het geval het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, dat het verzoek slechts wordt afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.5.
De rechtbank overweegt dat partijen een erg verschillende visie hebben op en beleving hebben van de gebeurtenissen die in het verleden tussen hen hebben plaatsgevonden. Het is echter niet aan de rechtbank om de juistheid van de stellingen hierover in dit geding vast te stellen. Duidelijk is dat er in de relatie tussen partijen het nodige is voorgevallen en dat de vrouw en de kinderen hier nog last van ondervinden. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat zij al geruime tijd niet met elkaar communiceren over de kinderen. Voorts is door de man onbetwist gesteld dat hij beslissingen ten aanzien [minderjarige 1] nooit heeft tegengewerkt.
2.6.
De rechtbank heeft in het kader van deze procedure geconstateerd dat de vrouw niet bij de behandelingen van de zaken ter zitting verschijnt en zich in het kader van de ondertoezichtstelling (nog) niet coöperatief heeft opgesteld, althans zij geeft er geen blijk van haar actieve medewerking te willen verlenen. Met hetgeen namens haar ter zitting is gesteld, lijkt zij geen enkele rol voor de man als vader van de kinderen te zien. Dit acht de rechtbank niet in het belang van en zelfs schadelijk voor de kinderen. Hoewel de rechtbank niet verwacht dat de communicatie tussen partijen en de opstelling van de vrouw binnen afzienbare termijn zullen verbeteren en zij daarom een risico ziet dat de kinderen klem en verloren zouden kunnen raken, kent zij meer gewicht toe aan het risico dat bestaat door het niet toekennen van het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] aan de man, alsmede aan het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] toekennen aan de vrouw, dat de man door de vrouw volledig uit het leven van het kinderen verstoten wordt. Voorts is een meerwaarde van het gezamenlijk gezag over beide kinderen dat hun ouders een gelijkwaardige positie hebben ten aanzien van de kinderen, een en ander ook in het kader van de ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de belasting van de man met gezamenlijk gezag over beide kinderen het belang van de kinderen het minst zal schaden, te meer nu de GI bij hen en partijen is betrokken. De rechtbank zal het verzoek van de man ten aanzien van het gezag daarom toewijzen en het verzoek van de vrouw op dit punt afwijzen.
De zorg- en contactregeling
2.8.
De rechtbank kan het advies van de RvdK, om de beslissing over de zorgregeling acht maanden aan te houden, volgen, maar is van oordeel dat in die periode van acht maanden daadwerkelijk stappen gezet moeten worden in de richting contactherstel gelet op de lange periode dat er al geen contact is geweest. De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat de kinderen, die nog maar 13 en 11 jaar zijn, contact met hun vader zo resoluut afwijzen en hun stiefvader als hun vader beschouwen. Ouderverstoting ligt op de loer. Opmerkelijk is in dit verband dat de kinderen aanleiding hebben gezien om hun mening te uiten over het al dan niet contact met elkaar hebben van hun ouders. De rechtbank vindt dit, hoe wijs de kinderen ook mogen zijn, niet passend bij hun leeftijd. De kinderen moeten hier niet mee belast worden. De kinderen zitten duidelijk in een loyaliteitsconflict, wat schadelijk is voor hun ontwikkeling en waar zij niet uit zullen komen als zij niet de emotionele toestemming van hun moeder krijgen om contact te hebben met hun vader. De kinderen moeten zelf een beeld van hun vader kunnen vormen. Acht maanden afwachten zoals de RvdK thans adviseert is daarom te vrijblijvend. Onder verwijzing naar het rapport van de RvdK overweegt de rechtbank dat bij het contactherstel bijvoorbeeld een pedagogisch mediator van Molendrift ondersteunend kan zijn. De rechtbank zal bepalen dat er gedurende vier maanden, per ingaande van 1 maart 2022, minimaal 1 uur per week onder professionele begeleiding van de GI of een door de GI aan te wijzen derde omgang tussen de man en de kinderen op neutraal terrein dient plaats te vinden. De vrouw mag bij deze contacten niet aanwezig zijn. Deze contactregeling betreft een minimumregeling, waarbij de GI moet streven naar uitbreiding van het gemiddeld aantal uren per maand en uiteindelijk zonder begeleiding. Bij een uitbreiding in het gemiddeld aantal uren behoort het tot de mogelijkheden dat er dan eens per twee weken contact plaatsvindt. De GI heeft hiermee minimale handvatten en voor partijen is duidelijk dat medewerking niet vrijblijvend is. In dit verband overweegt de rechtbank ten overvloede dat in het uiterste geval dwangsommen verbonden kunnen worden aan niet-nakoming van een vastgestelde zorgregeling door een van partijen.
2.9.
De rechtbank beslist als volgt.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat partijen voortaan gezamenlijk zijn belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2010 in de gemeente [geboorteplaats] voorzover hun bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
3.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af de verzoeken van de vrouw;
3.4.
verwijst de zaak ten aanzien van de zorgregeling naar de zitting van 29 juni 2022 voor een pro forma behandeling;
3.5.
bepaalt
voorlopig- dat wil zeggen totdat een nadere rechterlijke beslissing over de zorgregeling van kracht wordt – dat de man en de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2008 in de gemeente [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2010 in de gemeente [geboorteplaats] , minimaal eenmaal per week onder professionele begeleiding op neutraal terrein contact met elkaar hebben, waarbij de GI streeft naar uitbreiding zoals genoemd in rechtsoverweging 2.8;
3.6.
draagt (de advocaten van) partijen en de GI op om tegen voormelde pro forma datum de rechtbank te informeren omtrent de actuele stand van zaken, de actuele standpunten ten aanzien van de zorg- en contactregeling en de wijze waarop partijen verder wensen te procederen;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
17 februari 2022in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 679