ECLI:NL:RBNNE:2022:4031

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
183807
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige na jaren van geen contact tussen vader en kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Koel, heeft verzocht om het ouderlijk gezag van de man, die niet verschenen was, te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 2014 geen contact meer heeft gehad met de minderjarige, wat heeft geleid tot een situatie waarin de vrouw alleen beslissingen neemt over het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting verklaard dat er geen aanwijzingen zijn dat het kind klem of verloren is geraakt tussen de ouders, maar dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de juridische situatie moet overeenkomen met de feitelijke situatie, waarin de man geen rol meer speelt in het leven van het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en bepaald dat zij voortaan alleen belast is met het ouderlijk gezag over de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Zaak-/rekestnummer: C/17/183807 / FA RK 22-601
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 17 juni 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Koel, kantoorhoudende te Hoogeveen,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man.

1.Procesverloop

1.1.
De vrouw heeft een verzoek met bijlagen ingediend, ontvangen door de griffie op 9 mei 2022.
1.2.
Op 30 mei 2022 en 9 juni 2022 heeft de rechtbank kennisgenomen van aanvullende stukken van de vrouw. Tot deze stukken behoort ook een referteverklaring van de man, geautoriseerd door mr. M. Withaar, advocaat te Hoogeveen.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting is minderjarige [minderjarige] gehoord.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juni 2022.
Aanwezig zijn geweest:
- de vrouw, bijgestaan door mr. M. Koel;
- mevrouw W.G. Douma van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK).
1.5.
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit de relatie van partijen is het minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.4.
Na het beëindigen van de relatie tussen partijen lukte het partijen in eerste instantie niet om gezamenlijk tot een omgangsregeling te komen. In de beschikking van de rechtbank Assen van 11 januari 2012 is destijds bepaald dat er begeleide omgang via het Omgangscentrum Drenthe diende plaats te vinden. Dit traject heeft niet tot een reguliere omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] geleid. Vanaf begin 2014 heeft er geen omgang meer plaatsgevonden tussen de man en [minderjarige] .

3.Verzoek

3.1.
De vrouw heeft de rechtbank verzocht om het ouderlijk gezag van de man ten aanzien van [minderjarige] te beëindigen en de vrouw voortaan het eenhoofdig ouderlijk gezag toe te kennen.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek voert de vrouw aan dat er sinds 2014 geen sprake meer is van omgang tussen de man en [minderjarige] . Op initiatief van de vrouw hebben partijen contact via WhatsApp of per mail over de gezondheid en ontwikkeling van [minderjarige] . Volgens de vrouw informeert de man op zijn beurt al 8 jaar lang niet naar [minderjarige] en verneemt [minderjarige] ook niets van de man. Hier heeft [minderjarige] het moeilijk mee gehad. De vrouw heeft de man een jaar geleden voor het laatst geïnformeerd over het welzijn van [minderjarige] . De vrouw stelt dat de man zijn verantwoordelijkheid niet neemt als ouder van [minderjarige] . Om gezamenlijk gezag uit te kunnen oefenen dient er minimale communicatie te zijn, maar die ontbreekt in feite al jaren. [minderjarige] is klem en verloren geraakt tussen beide ouders en het is niet de verwachting dat hier in de nabije toekomst enige verandering in komt.
3.3.
De man heeft geen verweer gevoerd en is het eens met het verzoek van de vrouw, wat blijkt uit zijn op 20 mei 2022 ondertekende referteverklaring.

4.Beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 1:251a BW, beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank bepaalt alsdan dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu de man sinds 2014 nauwelijks invulling heeft gegeven aan zijn ouderlijk gezag. Er is sindsdien geen omgang meer geweest tussen de man en [minderjarige] .
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat een van de ouders met het gezag wordt belast. Voor gezamenlijk gezag is in het algemeen vereist dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt, dan wel dat zij ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Ook is het van belang dat ouders ten minste in staat zijn het kind buiten hun onderlinge problemen te houden. Indien hiervan geen sprake is kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat aan een van de ouders alleen het ouderlijk gezag over het kind toekomt dan wel blijft toekomen.
4.4.
De RvdK heeft ter zitting verklaard dat zij in 2012 contact heeft gehad met de vrouw. Er waren destijds zorgen over [minderjarige] . De vrouw hield de omgang tussen de man en [minderjarige] tegen. De man heeft vervolgens op dat punt actie ondernomen. Het is zorgelijk om nu te moeten horen hoe de omgang destijds is verlopen. Een kind moet contact hebben met beide ouders. Volgens de RvdK zijn er geen aanwijzingen dat [minderjarige] klem en verloren is geraakt tussen beide ouders. Wel kan de vraag worden gesteld wat nu de meerwaarde is van het uitoefenen van gezamenlijk gezag, en of gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] geacht moet worden. De vrouw neemt al geregeld alleen beslissingen over [minderjarige] . Het gezag wordt niet langer daadwerkelijk uitgevoerd door de man. De juridische situatie dient in overeenstemming te komen met de feitelijke situatie. [minderjarige] begrijpt wie zijn echte (biologische) vader is en hij weet wie gevoelsmatig zijn vader is, namelijk zijn stiefvader [naam] . Dat is belangrijk voor een kind. De RvdK verwacht niet dat het uitoefenen van gezamenlijk gezag op termijn zal leiden tot beter en/of veelvuldiger contact tussen de man en [minderjarige] . Het is zorgelijk te noemen dat het zover is gekomen maar gelet op de feitelijke situatie is het uitoefenen van het eenhoofdig gezag door de vrouw wenselijk en in het belang van [minderjarige] .
4.5.
Gelet op wat er tijdens de zitting naar voren is gekomen deelt de rechtbank het standpunt van de RvdK dat er geen sprake is van een situatie waarin [minderjarige] klem of verloren is geraakt dan wel er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen zijn ouders. De vrouw is immers in het verleden er niet tegen aangelopen dat de man weigerachtig is in het geven van noodzakelijke toestemmingen. Daarentegen overweegt de rechtbank dat er wel sprake is van een situatie waarin wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Gaandeweg is de situatie ontstaan dat de man geen enkele rol meer speelt in het leven van [minderjarige] , geen zicht heeft op het leven van [minderjarige] en dat alle beslissingen aangaande [minderjarige] alleen door de vrouw worden genomen. [minderjarige] heeft aangegeven dat ook hij niet de behoefte voelt om contact te hebben met zijn vader. De man heeft hierdoor geen zicht op wat er speelt in het leven van [minderjarige] en kan hij dan ook niet in staat worden geacht om goede beslissingen te nemen die in het belang van [minderjarige] zijn. Zodoende acht de rechtbank het ook wenselijk dat de juridische situatie overeenstemt met de feitelijke situatie. Het zorgt voor duidelijkheid en rust bij [minderjarige] . Blijkens de door de man ondertekende referteverklaring verzet hij zich niet tegen het door de vrouw verzochte en ziet hij af van zijn recht om te worden gehoord. Daarmee is ook voor de afzienbare toekomst een andere opstelling van de man niet te verwachten.
4.6.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de vrouw voortaan alleen is belast met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] . De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw toewijzen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat voortaan alleen de vrouw belast is met het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 902