3.2.De Raad verwijst voor een onderbouwing van zijn verzoek naar het raadsrapport van 23 juni 2022, waarin onder meer het volgende wordt aangevoerd.
[minderjarige] is een zeer kwetsbare jongen, ontstaan door een zeer stressvolle zwangerschap, waarbinnen moeder onder andere middelen gebruikte, geen vaste verblijfplaats had en moeders oudere zoon uit huis werd geplaatst. [minderjarige] is de eerste periode van zijn leven bij moeder blootgesteld aan middelengebruik, agressie en emotieregulatieproblematiek van moeder. Dit heeft bij [minderjarige] voor onvoorspelbaarheid en onveiligheid gezorgd. Er is geen vader betrokken (geweest) in [minderjarige] ’s leven. In het huidige pleeggezin is duidelijk te zien
dat [minderjarige] een achterstand heeft in motoriek en spraak en dat hij zorgelijk gedrag laat zien, passend bij hechtingsproblematiek; zo is hij angstig en zorgelijk en heeft hij behoefte aan de continue nabijheid van pleegmoeder. Binnen het pleeggezin maakt [minderjarige] een voorzichtig positieve ontwikkeling door.
De problematiek van moeder is uiterst zwaar en complex. De zorgen zijn gelegen in moeders verstandelijke beperking, verslaving, psychische en psychiatrische problemen, problemen met emotieregulatie, verbale en fysieke agressie, gebrek aan inzicht in eigen problematiek en problemen binnen haar sociale omgeving. Hierdoor kan moeder onvoldoende tegemoetkomen aan de behoeftes van [minderjarige] en niet blijvend (emotioneel) beschikbaar zijn voor hem. Moeder heeft voortdurend de aanwezigheid van een hulpverlener nodig om overzicht te houden en niet in paniek te raken wanneer zij iets niet begrijpt.
Moeder kan slecht tegen veranderingen of onduidelijkheid. Uit de voorgeschiedenis van moeder blijkt dat zij periodes in haar leven heeft gekend waarin zij de controle over haar leven verloor en aanwezige hulp afhield. Ook op het moment van het raadsonderzoek beoordeelt de Raad het functioneren van moeder als zeer zorgelijk en onvoorspelbaar. Er is onder andere sprake van middelengebruik, agressie tegen hulpverleners en sterke wisselingen in gedrag en emotie.
Sinds de uithuisplaatsing van [minderjarige] heeft er geen omgang plaatsgevonden tussen [minderjarige] en moeder. Hoewel de GI omgang in het belang van [minderjarige] acht en pogingen heeft ondernomen dit onder begeleiding tot stand te brengen, is moeder door haar problematiek/instabiliteit niet in staat gebleken tot (afspraken over en voorbereiding op) een omgangsregeling te komen. Moeder heeft de wens [minderjarige] weer te zien, maar haar verwachtingen zijn daarbij niet realistisch.
Volgens de Raad ligt het perspectief van [minderjarige] niet langer bij moeder, gezien de kwetsbaarheid van [minderjarige] en de ernstige problematiek van moeder.
De Raad acht het niet in het belang van [minderjarige] om een traject voor ouderschapsbeoordeling in te gaan. Dit zal veel onrust en onveiligheid bij [minderjarige] veroorzaken, terwijl de kans op een succesvol traject klein is. Daarbij acht de Raad het niet aannemelijk dat moeder vervolgens blijvend in staat is een stabiel en (fysiek en emotioneel) veilig opvoedklimaat te bieden.
[minderjarige] dient, zeker gezien zijn jonge leeftijd en onrustige, onveilige voorgeschiedenis, op te groeien in een stabiele thuissituatie, met affectieve, sensitieve en responsieve opvoeders die hem stimuleren en beschermen. [minderjarige] , en daarmee ook moeder en pleegouders, dienen duidelijkheid te hebben over [minderjarige] ’s woonperspectief.
De GI zal als voogd de belangen van [minderjarige] vooropstellen in de te nemen beslissingen en
hierbij vanuit zijn professionaliteit rekening houden met [minderjarige] ’s kwetsbaarheid en
problemen op het gebied van trauma en hechting. Het is niet wenselijk pleegouders met de voogdij te belasten, nu dit tegen hun wens is en het niet van hen gevraagd kan worden om, naast de zorg voor [minderjarige] , de samenwerking met moeder vorm te geven en met haar te communiceren en afspraken te maken in het belang van [minderjarige] .
Een plaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin in het vrijwillig kader is niet van toepassing; moeder staat niet achter de plaatsing, is onvoorspelbaar en grillig in haar gedrag en is niet in staat om te komen tot een stabiele samenwerking met instanties.