ECLI:NL:RBNNE:2022:3928

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
18/950025-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergelijkend DNA-onderzoek bij een eeneiige tweeling in verkrachtingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die is veroordeeld voor verkrachting en mishandeling. De verdachte, geboren in 1993, is een eeneiige tweelingbroer en werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een vrouw, aangeduid als slachtoffer 1, op 6 juli 2019 in het natuurgebied De Strubben-Kniphorstbosch. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van voor het eerst in Nederland uitgevoerd vergelijkend DNA-onderzoek, waarbij onderscheid is gemaakt tussen het DNA van de verdachte en dat van zijn eeneiige tweelingbroer. Dit onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat het DNA dat op de kleding van het slachtoffer is aangetroffen, met meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker afkomstig is van de verdachte dan van zijn tweelingbroer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de verkrachting in de nabijheid van de plaats delict was, zoals blijkt uit de locatiegegevens van zijn telefoon. De verdachte heeft ontkend en een alibi gepresenteerd, maar de rechtbank heeft dit alibi verworpen op basis van de verzamelde bewijsstukken, waaronder getuigenverklaringen en de locatiegegevens van zijn telefoon. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de aangeefster en getuigen in overweging genomen, evenals de forensische bevindingen die de verklaring van het slachtoffer ondersteunen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn verstandelijke beperking en de impact van zijn daden op de slachtoffers. Daarnaast zijn er maatregelen opgelegd ter bescherming van de slachtoffers en ter voorkoming van recidive. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/950025-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/162800-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2022 (inhoudelijke behandeling) en 31 oktober 2022 (sluiting van het onderzoek).
Verdachte is op 10 oktober 2022 verschenen, bijgestaan door mr. A.R.H. Baas, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

18/950025-19
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 juli 2019 in de gemeente Aa en Hunze, althans in het arrondissement NoordNederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , een en ander hierin bestaande, dat verdachte
  • die [slachtoffer 1] , terwijl zij in een bos aan het wandelen/lopen was, over enige afstand lopendheeft achtervolgd en/of
  • dicht achter die [slachtoffer 1] is gaan lopen, waarbij hij zijn (stijve) penis zichtbaar voor die
[slachtoffer 1] buiten zijn broek had en/of
  • zichtbaar voor die [slachtoffer 1] 'met zichzelf bezig was' en/of
  • naast die [slachtoffer 1] is gekomen en tegen haar heeft gezegd: "Heb je zin in iets lekkers", althanswoorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer 1] bij een schouder heeft vastgepakt, althans een hand op een schouder van die
[slachtoffer 1] heeft gelegd, en/of
  • met die [slachtoffer 1] in gevecht/worsteling is gegaan/geraakt en/of
  • heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] tegen de grond te werken en/of
  • aan de kleding van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of
  • terwijl hij achter die [slachtoffer 1] stond, die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of
  • een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en/of gehouden en/of
  • een hand bij de door die [slachtoffer 1] gedragen broek in heeft gedaan en/of
  • een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
  • bezig is geweest de door die [slachtoffer 1] gedragen broek naar beneden te trekken en/of
  • die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft gewerkt en/of - de door hem verrichte handelingen heeftgepleegd ondanks het door die [slachtoffer 1] verbaal en/of lichamelijk geboden verzet en/of - gebruik heeft gemaakt van zijn fysiek en/of psychisch overwicht op die [slachtoffer 1] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te Anloo, in de gemeente Aa en Hunze, althans in het arrondissement Noord Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] :
  • die [slachtoffer 1] , terwijl zij in een bos aan het wandelen/lopen was, over enige afstand lopendheeft achtervolgd en/of
  • dicht achter die [slachtoffer 1] is gaan lopen, waarbij hij zijn (stijve) penis zichtbaar voor die
[slachtoffer 1] buiten zijn broek had en/of
  • zichtbaar voor die [slachtoffer 1] 'met zichzelf bezig was' en/of
  • naast die [slachtoffer 1] is gekomen en tegen haar heeft gezegd: "Heb je zin in iets lekkers", althanswoorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer 1] bij een schouder heeft vastgepakt, althans een hand op een schouder van die
[slachtoffer 1] heeft gelegd, en/of
  • met die [slachtoffer 1] in gevecht/worsteling is gegaan/geraakt en/of
  • heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] tegen de grond te werken en/of
  • aan de kleding van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of
  • terwijl hij achter die [slachtoffer 1] stond, die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of
  • een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en/of gehouden en/of
  • een hand bij de door die [slachtoffer 1] gedragen broek in heeft gedaan en/of
  • zijn hand in de (onder)broek van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of (daarbij) de vaginavan die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
  • bezig is geweest de door die [slachtoffer 1] gedragen broek naar beneden te trekken en/of
  • die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft gewerkt en/of
  • de door hem verrichte handelingen heeft gepleegd ondanks het door die [slachtoffer 1] verbaal en/oflichamelijk geboden verzet en/of
  • gebruik heeft gemaakt van zijn fysiek en/of psychisch overwicht op die [slachtoffer 1] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
18/162800-19
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en 19 juni 2018, in de gemeente Aa en Hunze, en/of elders in Nederland, (telkens) [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
  • de keel/hals van die [slachtoffer 2] dicht te knijpen/drukken en/of
  • die [slachtoffer 2] met kracht bij haar nek vast te pakken en/of
  • die [slachtoffer 2] op/tegen haar arm(en) te slaan en/of- die [slachtoffer 2] te schoppen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 18/950025-19 primair ten laste gelegde en voor het onder 18/162800-19 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 18/950025-19 ten laste gelegde. Voor het onder 18/162800-19 ten laste gelegde kan een veroordeling volgen, aldus de raadvrouw.
Ten aanzien van de onder 18/950025-19 ten laste gelegde verkrachting of poging tot verkrachting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een alibi heeft voor de tijdspanne waarin de (poging tot) verkrachting heeft plaatsgevonden, te weten tussen 16:00 uur en 16:30 uur. Verdachte was namelijk bij zijn vriend [naam 1] , hetgeen bevestigd wordt door whatsappgesprekken in zijn telefoon en door de verklaring van getuige [naam 2] , getuige [naam 3] en getuige [naam 4] . Dat de telefoon van verdachte desondanks zendmasten heeft aangestraald bij de plaats delict komt -zo stelt de raadsvrouw- volgens verdachte doordat iemand anders zijn auto heeft gebruikt, waar zijn telefoon in lag. De raadsvrouw merkt daarnaast op dat aangeefster heeft verklaard dat de dader een bepaald loopje zou hebben. De bevindingen van verschillende verbalisanten in het dossier -die allen beschrijven dat verdachte een afwijkend loopje heeft- kunnen volgens de raadsvrouw niet voor het bewijs worden gebezigd nu de betreffende beweging (het loopje) niet door een (forensisch) deskundige is geanalyseerd. Tegenover de bevindingen van de verbalisanten staan bovendien de door de rechter-commissaris gemaakte beelden van de loopjes van beide tweelingbroers waarop te zien is dat het loopje van tweelingbroer [naam tweelingbroer] juist wat asymmetrisch is. Daarnaast is het alibi van [naam tweelingbroer] , gelet op zijn wisselende verklaringen over dat alibi, niet sluitend en daarmee onbetrouwbaar. Tot slot mag -zo stelt de raadsvrouw- de uitkomst van het DNAonderzoek naar het onderscheid in DNA tussen verdachte en zijn tweelingbroer [naam tweelingbroer] niet voor het bewijs worden gebezigd. Een dergelijk onderzoek is niet eerder in Nederland uitgevoerd en ook de betrokken onderzoekers hebben niet eerder een onderzoek uitgevoerd zoals het onderhavige. Bij gebrek aan een testgroep en gebrek aan contra-expertise is niet uit te sluiten dat er fouten zijn gemaakt. De conclusie dat het in de paardrijbroek en onderbroek van het slachtoffer aangetroffen DNA te herleiden is naar het DNA van verdachte kan op een gemaakte fout in het onderzoek berusten. Feitelijk gezien is het een experimenteel onderzoek zodat er geen waarde aan kan worden gehecht met betrekking tot de beantwoording van de vraag of verdachte dader is van de (poging tot) verkrachting. Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken.
Subsidiair, indien het DNA-onderzoek wel als bewijs gebruikt kan worden, zijn de handelingen die verdachte volgens de tenlastelegging verricht zou hebben, enkel en alleen gebaseerd op de inhoud van de aangifte. Het aantreffen van DNA levert immers geen bewijs op voor seksueel binnendringen. Nu het binnendringen ook geen steun vindt in enig ander concreet bewijs, dient verdachte te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting. Nu ook het voornemen op binnendringen niet expliciet bewezen kan worden met het voorhanden bewijs, dient verdachte ook te worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde poging tot verkrachting, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van de rechtbank
18/950025-19
Het betrouwbaarheidsverweer met betrekking tot het vergelijkende DNA-onderzoek
In onderhavige zaak is voor het eerst in Nederland op basis van verdergaand DNA-onderzoek dan tot nog toe gebruikelijk, onderscheid gemaakt tussen het DNA van eeneiige tweelingbroers. De uitvoering van het onderzoek is een samenwerking tussen GenomeScan B.V., de afdeling Humane Genetica van het LUMC en het NFI. Omdat het een nieuw onderzoek betreft dat niet eerder in Nederland is uitgevoerd, heeft de raadsvrouw de betrouwbaarheid van het onderzoek betwist.
Vooropgesteld zij dat de drie betrokken instituten alle beschikken over accreditatie en dat de betrokken onderzoekers deskundig zijn op het deelgebied ten aanzien waarvan zij in het kader van het onderhavige onderzoek, deelonderzoek hebben uitgevoerd. Allen hebben specifieke kennis over en ervaring op het gebied van het door hen uitgevoerde onderzoek. Over de eindverantwoordelijke deskundigen, ing. V. van Marion en prof. dr. K. Slooten, is voorts bekend dat zij beiden reeds jarenlang werkzaam zijn bij het NFI en ruime ervaring hebben op het gebied van DNA.
De betrokken onderzoekers worden dan ook bekwaam en betrouwbaar geacht, hetgeen overigens niet door de raadsvrouw is betwist. Voorts is het NFI-rapport van 4 juli 2022, inhoudende de uitkomst van het DNA-onderzoek, overeenkomstig de gedragscode van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen naar waarheid, volledig en naar beste inzicht opgesteld. Daarmee zijn de empirische componenten van het onderzoek gewaarborgd, zoals het correct uitvoeren en weergeven van verschillende metingen. Daarnaast past het door de deskundigen uitgevoerde onderzoek binnen de (kwaliteits)normen van hun beroepsgroep en is het naar de regelen der kunst uitgevoerd.
Gelet op vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank vooraf in algemene zin de kwaliteit van het onderzoek gewaarborgd en mag erop worden vertrouwd en van worden uitgegaan dat met de uiterste precisie, zorgvuldigheid en integriteit is gewerkt door de deskundigen, ook wanneer zij nieuw, niet eerder in Nederland uitgevoerd onderzoek doen. Dat ook daadwerkelijk op die manier te werk is gegaan, blijkt uit het NFI-rapport van 4 juli 2022 zelf en uit het aanvullende NFI-rapport van 23 september 2022 waarin vragen van de raadsvrouw over de betrouwbaarheid van het onderzoek en de bekwaamheid van de onderzoekers worden beantwoord. In de rapporten wordt gedetailleerd verslag gedaan over de gebruikte methodes, de verschillende stappen in het onderzoeksproces, het doel van de verschillende onderzoekshandelingen en de betekenis van verkregen resultaten. Dat maakt het onderzoek inzichtelijk, transparant en navolgbaar. De ter terechtzitting door de genoemde deskundigen gegeven toelichting en beantwoorde vragen zijn geheel in lijn met het vorenstaande.
Voorts blijkt de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is verricht uit het feit dat het gehele
onderzoek meerdere controle- en verificatiestappen bevat. Deze zijn zowel bedoeld om verkregen resultaten te valideren als om te toetsen of een nieuw ontwikkelde methode doet wat het beoogd is te doen, oftewel om te testen of de methode betrouwbare resultaten oplevert. Zo zijn de gevonden mutaties in het DNA op twee verschillende manieren geverifieerd en bevestigd en is de speciaal voor dit onderzoek door de afdeling Biologische Sporen van het NFI ontwikkelde statistische methode voor de interpretatie van de resultaten en het berekenen van de bewijskracht, uitvoerig gecontroleerd door de afdeling Forensische Statistiek. Dat de gebruikte methodes en de verkregen resultaten in de verschillende stappen van het onderzoeksproces meerdere keren zijn gecontroleerd en geverifieerd, duidt erop dat het onderzoek nauwkeurig en consciëntieus is uitgevoerd.
Daarnaast blijkt uit de rapporten dat, hoewel het onderzoek als geheel nieuw is, het grotendeels is gebaseerd op bestaande, veelvuldig gebruikte en gevalideerde methodes, waarvan sommige geaccrediteerd.
De eindverantwoordelijke deskundigen, Van Marion en Slooten, voornoemd, hebben voorts geoordeeld dat de wetenschappelijke basis, de geborgde kwaliteit en de deskundigheid van de betrokken onderzoekers tezamen zorgen voor een betrouwbare opzet en uitvoering van het onderzoek en daarmee een betrouwbaar resultaat. De rechtbank hecht veel waarde aan dit oordeel nu juist deze deskundigen, gelet op hun ervaring en expertise, bij uitstek in staat worden geacht een oordeel te geven over de waarde en betrouwbaarheid van het onderzoek.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek naar het onderscheiden van eeneiige tweelingbroers met DNA-onderzoek is verricht door deskundige, betrouwbare onderzoekers, het onderzoek uiterst zorgvuldig is uitgevoerd, de resultaten meerdere malen zijn gecontroleerd ter validatie, het onderzoek deels gebaseerd is op bestaande veelgebruikte methodes en de deskundigen de resultaten van het onderzoek zelf betrouwbaar achten. Er is voor de rechtbank dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en geldigheid van het verrichte onderzoek en de daarin getrokken conclusies, niettegenstaande het feit dat het onderzoek als geheel niet eerder in Nederland is uitgevoerd.
De omstandigheid dat, zoals gesteld door de raadsvrouw, geen testgroep is gebruikt doet daar niet aan af nu het feit dát er verschillen kunnen bestaan in het DNA van een eeneiige tweeling wetenschappelijk is onderbouwd en de gebruikte methodes om die verschillen in onderhavig onderzoek vast te stellen niet nieuw zijn maar reeds in andere onderzoeken worden gebruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan (het resultaat van) het onderzoek dan ook worden gebruikt voor de bewijsvoering.
Het bewijs
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van Politie Noord-Nederland d.d. 7 juli 2019, opgenomen op pagina 192 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2019175565, onderzoek COBRA d.d. 29 augustus 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :

Aangeefster is op 6 juli 2019 naar Anloo gereden om te gaan wandelen in het gebied De StrubbenKniphorstbosch. Toen ze haar auto stopte en uit wilde stappen, kwam er nog een auto aanrijden, een beige auto van het type ‘Berlingo’. Aangeefster dacht dat er een vrouw in deze auto zat. Aangeefster stapte uit, pakte haar nordic walking stokken en liep het pad in. Het is dan ongeveer 16:00 uur.
Aangeefster kijkt als ze begint te wandelen, na 100 meter, achterom. Ze ziet iemand achter zich lopen op grote afstand en denkt dat dit de vrouw moet zijn die ze in de andere auto zag zitten. Aangeefster loopt door tot het pad een bocht maakt. Aangeefster kijkt dan weer achterom en ziet dat er geen vrouw achter haar loopt maar een man. Aangeefster komt dan uit op de plek waar de beesten in de vrije natuur lopen. Hier kijkt ze weer achterom en ziet dat de man heel dicht achter haar loopt. Aangeefster ziet dat de man zijn pik uit zijn broek heeft. Hij heeft een grote stijve pik. Aangeefster ziet dat de man met zichzelf bezig is. De man komt aan de linkerkant van aangeefster en zegt: "Heb je zin in iets lekkers?". Hierbij doet hij zijn hand op de rechterschouder van aangeefster. Aangeefster zegt: "Nee! Schiet op." De man trekt dan aan de kleding en jas van aangeefster. Hij probeert aangeefster naar de grond te werken. Aangeefster probeert zich te verweren met haar nordic walking stokken. De man duwt en trekt aan de kleding van aangeefster. De man staat achter aangeefster en heeft haar van achteren vast. Hij probeert zijn ene hand op haar mond te leggen en haar vast te houden. Met zijn andere hand blijft hij aan de kleding van aangeefster trekken. De man probeert met zijn ene hand van achteren in de broek van aangeefster te komen. Hij gaat met zijn hand in de broek van aangeefster. De man steekt dan meerdere vingers in de vagina van aangeefster. Aangeefster voelt pijn alsof de man met scherpe nagels of een scherp voorwerp in haar vagina zit. De man heeft zijn hand nog steeds om haar mond. Aangeefster probeert te schreeuwen. De man trekt daarna aan haar broek om die naar beneden te krijgen.
Het lukt de aanvaller om de broek naar beneden te trekken. Dan probeert de aanvaller aangeefster naar de grond te werken wat hem uiteindelijk ook lukt. Dan loopt de man opeens weg. De man loopt richting de plek waar aangeefster haar auto heeft geparkeerd. Als aangeefster de aanvaller ziet weglopen, ziet ze dat de man ten opzichte van zijn looptred een afwijkende beweging met zijn schouder maakt. Zijn schouders werken niet samen met zijn benen. Ze trekt haar broek weer omhoog en loopt zo hard ze kan richting haar auto. Als aangeefster bij haar auto komt ziet ze dat de auto, die achter haar parkeerde bij aankomst, is verdwenen. Dat vindt ze vreemd omdat het misschien maar een half uur heeft geduurd. Aangeefster denkt achteraf gezien dat het haar aanvaller geweest kan zijn die in deze auto reed.
Over het signalement van de aanvaller zegt de aangeefster het volgende:
-man
-blank
-rond/bol gezicht
-rozige/rode gezichtskleur (net of hij teveel bloed in zijn gezicht heeft)
-ongeveer 30 jaar oud
-net zo groot als de aangeefster (zij is 1.60 m)
-goed geschoren
-of plat haar of gewoon kaal (dus geen haarkleur)
-soort spijkerbroek (Donkerblauw/Grijs) -jack (soort spijker jack)

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdenking van Politie NoordNederland d.d. 9 juli 2019, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:

Op zaterdag 6 juli 2019 kwam bij de meldkamer van de politie in Noord Nederland een melding van mevrouw [slachtoffer 1] , verder aangeduid als slachtoffer (SO). SO gaf aan zaterdag 6 juli 2019 omstreeks 16:00 uur in het bos tussen Schipborg en Anloo te zijn verkracht door een voor haar onbekende man.
Op dinsdag 9 juli 2019 kreeg het onderzoeksteam bericht van collega [verbalisant 2] . [verbalisant 2] gaf aan dat hij op basis van het signalement aansloeg op een persoon binnen zijn werkgebied, te weten [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , o.a. naar aanleiding van de volgende punten:
  • blank
  • ca 30 jaar
  • normaal postuur
  • rond/bol hoofd
  • rozig/rode gelaatskleur
  • goed geschoren
  • de lengte: in mijn optiek 'oogt' hij klein, maar hij zal langer zijn dan 1.60 m
  • [verdachte] heeft een apart loopje
  • [verdachte] is in het bezit van een [auto] voorzien van kenteken [kenteken] .
Naar aanleiding van het bovenstaande is het onderzoek zich verder gaan richten op
[verdachte] . Hiervoor werd op grond van artikel 3 Politiewet een observatieteam ingezet. Deze hebben [verdachte] in de middag van 9 juli onder observatie gehad. Hierbij vielen aan hen de volgende zaken op:
  • [verdachte] voldoet aan het signalement dat door het SO geschetst is.
  • [verdachte] is de bestuurder van een [auto] , kleur beige, kenteken [kenteken] .

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdenking van Politie NoordNederland d.d. 11 juli 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:

De telefoon van [verdachte] , een iPhone X, werd door het Team Digitale Opsporing aan een onderzoek onderworpen. Hieruit zijn de volgende bevindingen gekomen:
- De toestelnaam van het toestel is "Toestel van [verdachte] ". De functionaliteit "Belangrijke locaties" was ingeschakeld. Op 6 juli zijn meerdere locaties door de iPhone vastgelegd. Hierbij zijn een aantal punten die op of omstreeks de pleegtijd in de omgeving van de PD zijn. - Op de iPhone is een Whatsapp-chat met ' [naam 5] ' zichtbaar. Opvallend hierbij is dat
[verdachte] in deze chat om 15:39 uur stuurt "Sta je klaar?". Om 16:10 uur wordt door [verdachte] "Ben dr zo" gestuurd.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie NoordNederland d.d. 11 juli 2019, opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:

Op 10 juli 2019 onderzocht ik een iPhone X. De naam van het toestel was iPhone van [verdachte] .
Ik zag dat de functionaliteit "Belangrijke locaties" was ingeschakeld. Voor deze functionaliteit stelt het toestel regelmatig de locatie vast. In de tabel met vastgelegde locaties waren onder andere de volgende locaties opgeslagen:
Tijdstip: 6 juli 2019 15:38:54 Nauwkeurigheid: 165 meter
Coördinaat: 53.0548424, 6.689415
Deze locatie ligt in het Kniphorstbos, op de Schipborgerweg. De afstand tot de plaats delict (1,1 km) is de hemelsbrede afstand.
Tijdstip: 6 juli 2019 15:59:44
Nauwkeurigheid: 16 meter
Coördinaat: 53.060669, 6.697717
Deze locatie ligt in het Kniphorstbos, op ongeveer 400 meter (hemelsbreed) van de plaats delict.
In de periode van 16:00 tot 17:00 zijn er diverse meetpunten geweest, die op onderstaande kaart worden weergegeven. Op basis van deze opgeslagen locaties lijkt het toestel zich te verplaatsen, om 16:02:26 op de Zuidlaarderweg ten noorden van Annen en om 16:04:06 op de Lageweg, Zuidlaren (noordwaarts). Om 16:09:52 is er een opgeslagen locatie op de [straatnaam], Zuidlaren. Hierna lijkt het toestel zich zuidwaarts te verplaatsen tot 16:15:25, waarna het stilstaat op de [straatnaam] ten hoogte van huisnummer [nummer] .
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie NoordNederland d.d. 11 juli 2019, opgenomen op pagina 276 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
In het proces-verbaal veiligstellen en onderzoek iPhone worden locatiegegevens vermeld van deze iPhone van zaterdag 6 juli 2019 van omstreeks 16.00 uur tot 17.00 uur. Uit deze gegevens blijkt dat de iPhone van verdachte op 6 juli 2019 tussen omstreeks 16:06:21 uur en 16:09:07 uur in de directe omgeving van een Shell benzinestation was, gevestigd aan de [straatnaam] te Zuidlaren. Uit verhoor van verdachte is gebleken dat hij Gauloises sigaretten rookt. Ook heeft verdachte verklaard dat hij op deze dag rond dit tijdstip sigaretten heeft gekocht bij een benzinestation in het centrum van Zuidlaren. Om te verifiëren of verdachte de sigaretten rond bovengenoemde tijdstippen heeft gekocht bij dit benzinestation, ben ik naar dit benzinestation gegaan. Ik heb gevraagd of er op 06 juli 2019 tussen 16:06 en 16:09 uur Gauloises sigaretten waren aangeschaft. Hierop heeft de caissière in het systeem gezocht. Om 16:06:55 uur is er een pakje Gauloises 34 blue contant afgerekend voor € 10,-.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 10 juli 2019, opgenomen op pagina 338 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 6] :
Op 6 juli 2019 waren mijn partner en ik aan het wandelen in het bos Kniphorst en Strubben. Tijdens de wandeling zijn wij een oudere mevrouw tegengekomen met nordic walking stokken, die ons tegemoet liep. Een paar minuten later op hetzelfde pad kwamen we een man tegen. Qua afstand denk ik een paar honderd meter. De man liep ons ook tegemoet.
We moeten die man tegengekomen zijn rond 15:30 uur misschien iets eerder. Ik denk dit omdat we rond 16 uur weer in de auto zaten. Ik schat dat het ongeveer een half uur lopen is van de plek waar we deze mensen zagen. De vrouw was ouder dan ik. Ik denk in de 70. Ik denk niet dat ze 1.70 meter haalde. Mijn beeld van de man is een betrekkelijk jonge man. Ik denk rond de dertig jaar. Hij had een normaal postuur. Hij was iets breder en zwaarder dan ik ben. Misschien 75 kilo. Het was een blanke man. Hij had een wat ronder hoofd. Hij had in ieder geval geen langer haar. Hij liep wat met zijn hoofd in zijn schouders.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 11 juli 2019, opgenomen op pagina 347 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 7] :
Op 6 juli 2019 vertrokken wij om ongeveer vier uur naar Schipborg. Wij fietsten naar het fietstunneltje in Assen. Net na de N34 krijg je een soort grasland aan de rechter kant. Daar stond een auto. Wij fietsten nog een stukje door. Toen zag ik dat een man ons tegemoet rende. Je zag dat hij al een tijdje aan het rennen was. Niet joggen of zo. Het was gehaast. Hij keek telkens achterom. Het was een blanke man. Hij had lange mouwen, lange broek. Ik denk blauwig. Normaal postuur. De auto was voor mijn gevoel licht van kleur en ik had het idee dat hij naar de auto toe aan het rennen was. Wij fietsten door. Op een gegeven moment moet je rechtsaf slaan. Het pad in richting Schipborg. Daar kwam rechts uit het bos een wat oudere dame, niet zo'n grote vrouw met grijzig haar. Ze liep een beetje krom en ze had twee van die nordic walking stokken in haar hand. Zij liep ook best wel gehaast.
8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 16 juli 2019, opgenomen op pagina 366 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 8] :
Op zaterdag 6 juli 2019 is [slachtoffer 1] rond 16:30 uur bij mij aan de deur geweest. Dat heeft ze mij verteld. Ze vertelde dat ze rond 16:00 uur uit Schipborg was gereden en om 16:30 uur bij mij was ongeveer.
9.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2019,opgenomen op pagina 394 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
Op woensdag 17 juli 2019 hoorden wij getuige [naam 1] . Het verhoor ging over zijn vriend, verdachte [verdachte] . We spraken met [naam 1] o.a. over de kleding van [verdachte] op zaterdag 6 juli en op zondag 7 juli 2019. [naam 1] liet ons twee foto's zien die hij had gemaakt op zondag 7 juli 2019 bij de autocross in Blijham. Op beide foto's is [verdachte] te zien. [verdachte] draagt op de foto's vermoedelijk een spijkerbroek, een donkerblauwe bodywarmer met daaronder een grijsachtig shirt met lange mouwen. Ook draagt hij een donkergekleurd petje. Volgens [naam 1] droeg [verdachte] die kleding ook op 6 juli 2019.
10.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 10 juli 2019,met nummer PL0100-2019175565-25, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2019 dat als los proces-verbaal is opgenomen bij voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
Op 9 juli 2019 heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , een forensisch onderzoek uitgevoerd bij de verdachte [verdachte] . Ik zag dat van de rand van de nagel van de linker middelvinger een hoekje was afgebroken. Ik voelde dat deze nagel hierdoor enigszins scherp was. Voorts zag en voelde ik dat de nagelranden van o.a. de linker- en rechterwijsvinger niet geheel rond/glad waren.
11.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerievan Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.07.09.192 (aanvraag 007), d.d. 4 juli 2022, opgenomen als los document bij voornoemd dossier, opgemaakt door ing. V. van Marion, op de door hem afgelegde belofte het rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, ingeschreven als gerechtelijk deskundige in het NRGD, en door prof. dr. K. Slooten, op de door hem afgelegde belofte het rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige forensisch DNA-verwantschapsonderzoek, voor zover inhoudende als hun verklaring:
Op 9 juli 2019 is het NFI verzocht om broek AALH6623NL en onderbroek AALH6624NL te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Beide kledingstukken zijn afkomstig van slachtoffer [slachtoffer 1] . Op grond van de toentertijd bekende contextinformatie zijn de broek en onderbroek onderzocht en zijn meerdere locaties bemonsterd en onderworpen aan een DNA-onderzoek. In meerdere van de bemonsteringen van beide kledingstukken werd DNA aangetroffen van het slachtoffer zelf, maar ook van minimaal één man. Na vergelijkend DNA-onderzoek met DNA-profielen van personen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken werd destijds een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel RAAL4547NL van getuige [naam tweelingbroer] . Na vergelijking van dit DNA-profiel met de verkregen DNA-profielen van bemonsteringen van de kleding van het slachtoffer werd geconcludeerd dat vijf bemonsteringen van de broek en één bemonstering van de onderbroek DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van getuige [naam tweelingbroer] .
Kort daarop werd een referentiemonster wangslijmvlies WAAJ9576NL van verdachte
[verdachte] (de eeneiige tweelingbroer van [naam tweelingbroer] ) bij het NFI aangeleverd. Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] bleek zoals verwacht volledig overeen te komen met het DNA-profiel van getuige [naam tweelingbroer] . Op grond hiervan is toen geconcludeerd dat de bemonsteringen van de broek en de onderbroek DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van getuige [naam tweelingbroer] of van verdachte [verdachte] , maar dat op basis van het standaard DNA-onderzoek niet kan worden onderscheiden van wie van de twee broers.
In dit onderzoek is de volgorde van alle DNA-bouwstenen van het volledige DNA (circa drie miljard bouwstenen) bepaald van de referentiemonsters bloed AAOD1576NL en
AALG8503NL van beide broers. Vervolgens is onderzocht op welke plaatsen het DNA tussen beide broers verschilt van elkaar. Na vergelijkend DNA-onderzoek bleken vijf mutaties te kunnen worden gereproduceerd. De zogenoemde allelfrequentie van de betreffende DNA-bouwsteen op iedere mutatielocatie verschilt tussen beide broers. Deze allelfrequenties zijn reproduceerbaar vastgesteld aan de hand van meerdere analyses van de referentiemonsters bloed en wangslijmvlies van de beide broers. De betreffende DNA-bouwstenen zijn op de vijf mutatielocaties in het DNA van het slachtoffer niet aanwezig.
Daarna is onderzocht welke DNA-bouwsteen en in welke mate aanwezig is op vijf mutatielocaties in het DNA in bemonsteringen AALH6623NL#03 en #04. Daarbij is AALH6623NL#03 de binnenzijde van de voorzijde ter hoogte van de tailleband van de paardrijbroek van het slachtoffer en AAHLH6623#04 is de binnenzijde van de achterzijde ter hoogte van de tailleband van die paardrijbroek. De allelfrequenties van de DNA-bouwstenen op de vijf mutatielocaties zijn vergeleken met de verwachte allelfrequenties in het DNA van de beide broers. Indien de gemeten allelfrequenties in het DNA van beide bemonsteringen overeenkomen met wat verwacht wordt indien de bemonsteringen DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] , dan wel van getuige [naam tweelingbroer] , dan is dat een aanwijzing dat beide bemonsteringen DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van die betreffende broer.
Figuur 1 geeft weer welke allelfrequenties zijn vastgesteld in het DNA van bemonstering AALH6623NL#03 en figuur 2 geeft dit weer van bemonstering AALH6623NL#04.
De gemeten allelfrequenties op de vijf mutatielocaties in het DNA van bemonstering
AALH6623NL#03 en #04 zijn in Figuur 1, respectievelijk Figuur 2, weergegeven met een (groen) vierkantje. Deze allelfrequenties liggen voor bijna alle metingen veel dichter bij de verwachte allelfrequenties indien de bemonstering DNA bevat dat afkomstig is van verdachte [verdachte] (weergegeven met een blauw rondje) dan bij de verwachte allelfrequenties indien de bemonstering DNA bevat dat afkomstig is van getuige [naam tweelingbroer] (weergegeven met rood rondje).
Interpretatie en conclusie
De verkregen resultaten zijn onderworpen aan een statistische analyse. Hieruit blijkt dat de spreiding van de meetresultaten rondom de verwachte waarden inderdaad vallen binnen wat gebruikelijk is indien de bemonsteringen DNA van verdachte [verdachte] bevatten. Dit is niet het geval indien [naam tweelingbroer] DNA zou hebben bijgedragen.
Ten slotte is, voor verschillende PCR-modellen, de bewijskracht van de in Figuren 1 en 2 weergegeven meetresultaten berekend.
Geconcludeerd kan worden dat de resultaten van het opgestelde statistische model betrouwbaar gebruikt kunnen worden om een conclusie aan te verbinden. Deze luidt als volgt.
De resultaten van de uitgevoerde analyses aan het DNA in bemonsteringen AALH6623NL#03 en #04 van de broek van slachtoffer [slachtoffer 1] zijn
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer elk van deze bemonsteringen DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en verdachte [verdachte] , dan wanneer elk van deze bemonsteringen DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en getuige [naam tweelingbroer] .
Bewijsoverweging - daderschap
Vaststaat dat aangeefster [slachtoffer 1] op 6 juli 2019, in het gebied De Strubben-Kniphorstbosch tussen Anloo en Schipborg, is aangevallen door een voor haar onbekende man. De vraag die de rechtbank allereerst dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte degene is die aangeefster heeft aangevallen.
Om die vraag te beantwoorden stelt de rechtbank in de eerste plaats, op basis van de verklaring van aangeefster en de getuigenverklaringen van [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] , vast dat het feit tussen 15:30 uur en 16:00 uur heeft plaatsgevonden.
Verdachte stelt dat hij op dat moment met vrienden aan het autocrossen was in Annen. De telefoon van verdachte heeft om 15:38 uur echter een locatie geregistreerd op 1,1 km (hemelsbreed) van de plaats delict en om 15:59 uur een locatie op 400 meter (hemelsbreed) van de plaats delict. Volgens verdachte lag zijn telefoon aan de lader in zijn auto, die op dat moment bij de woning van zijn vriend [naam 1] stond en heeft iemand anders zijn auto met daarin zijn telefoon meegenomen, want hij liet zijn auto wel vaker onafgesloten bij [naam 1] staan, met de autosleutels in het contactslot.
Verdachte heeft echter ook verklaard dat hij op 6 juli 2019 Gauloises sigaretten heeft gekocht bij een benzinestation in het centrum van Zuidlaren, waar hij met zijn auto naartoe is gereden. Dit wordt bevestigd door de gegevens van het betreffende benzinestation en de door de telefoon van verdachte geregistreerde locaties. Zodoende kan worden vastgesteld dat verdachte om 16:06 uur sigaretten heeft gekocht bij bedoeld benzinestation.
Verdachte stelt dat hij vanaf de woning van [naam 1] , aan de [straatnaam] in Zuidlaren, naar het benzinestation is gereden. De telefoon van verdachte heeft echter tussen 15:59 uur, het moment waarop de telefoon zich op 400 meter afstand van de plaats delict bevond, en 16:06 uur, het moment waarop de sigaretten zijn gekocht, geen locatie geregistreerd op het adres van [naam 1] . Het is gelet op de door de telefoon van verdachte vastgestelde locaties en tijdstippen, zoals weergegeven op de kaart onder bewijsmiddel 4, ook niet mogelijk dat op dat adres is gestopt. Gelet op die gegevens kan het niet anders zijn dan dat de route vanaf de locatie die om 15:59 uur is geregistreerd naar het benzinestation om 16:06 uur, ononderbroken is afgelegd. Dat geldt temeer nu uit de algemeen toegankelijk bron ‘google maps’ volgt dat de route vanaf de om 15:59 uur geregistreerde locatie
1, via de om 16:02, 16:04 en 16:05 uur geregistreerde locaties, naar het benzinestation om 16:06 uur, met de auto, gereden met de toegestane snelheid, 9 minuten in beslag neemt. Nu de telefoon van verdachte, die volgens zijn eigen verklaring in de auto lag, er slechts 7 minuten over heeft gedaan, is er geen ruimte geweest voor een stop waarbij een bestuurderswissel zou hebben plaatsgevonden. Nu vaststaat dat verdachte om 16:06 uur sigaretten heeft gekocht bij het benzinestation in Zuidlaren en de route naar dat benzinestation vanaf de om 15:59 uur registreerde locatie in één beweging moet zijn afgelegd, kan het niet anders dan dat verdachte degene is geweest die zich om 15:59 uur op 400 meter van de plaats delict bevond.
Dat de verklaring van verdachte over waar hij zich die middag bevond vóór de aankoop van sigaretten om 16:06 uur, niet juist is, blijkt ook uit verklaringen van de vrienden met wie hij stelt die middag samen te zijn geweest. Uit deze verklaringen blijkt dat de vrienden tussen 15:30 uur en 16:00 uur niet aan het crossen zijn geweest maar bij [naam 1] thuis waren.
2Voorts verklaren verschillende vrienden dat verdachte die middag even weg is geweest. Zo heeft [naam 9] verdachte rond 15:00 uur zien vertrekken met zijn eigen auto, een witte [auto]
3en heeft [naam 4] verdachte na 16:00 uur aan zien komen rijden in zijn [auto] .
4Ook volgens [naam 1] is verdachte die middag een tijdje weggeweest.
5Voorts bevestigen de whatsappgegevens uit de telefoon van verdachte dat verdachte zelf in het bezit was van zijn telefoon op en omstreeks de pleegtijd van het feit nu om 15:39 uur en 16:10 uur whatsappberichten zijn verstuurd vanaf de telefoon van verdachte naar een vriend van hem, terwijl volgens verdachte niemand anders in zijn telefoon kan omdat daarvoor een toegangscode of gezichtsherkenning nodig is. De inhoud van de berichten past bovendien bij het beeld dat verdachte op dat moment niet in aanwezigheid was van die betreffende vriend, die op dat moment bij [naam 1] thuis was.
Op basis van vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende tussenconclusie: verdachte was op 6 juli 2019 bij [naam 1] thuis en is, terwijl hij zijn telefoon bij zich had, tussen 15:00 uur en 16:00 uur met zijn [auto] in het gebied De Strubben-Kniphorstbosch geweest.
Voorts voldoet verdachte aan het signalement zoals door aangeefster gegeven, zowel qua uiterlijk als wat betreft de kleding. Daarnaast is bij de aanhouding van verdachte geconstateerd dat van de nagel van de linker middelvinger van verdachte een hoekje was afgebroken waardoor de nagel scherp aanvoelde, terwijl de dader volgens aangeefster met scherpe nagels of een scherp voorwerp in haar vagina is geweest. Bovendien had de dader haar met zijn rechterarm vast
6zodat de seksuele handelingen met de linkerhand moeten hebben plaatsgevonden. Bovendien heeft aangeefster verklaard dat zij bij thuiskomst een geringe hoeveelheid bloed in het door haar gebruikte inlegkruisje heeft aangetroffen.
De hierboven genoemde om 15:59 uur registreerde locatie van de telefoon van verdachte ligt voorts niet alleen op 400 meter van de plaats delict, maar ook op de route die aangeefster op de bewuste middag ná het incident zegt te hebben gelopen richting haar auto én (blijkens google maps) op nog geen honderd meter afstand van de plek waar aangeefster heeft verklaard haar auto te hebben geparkeerd en waar naar alle waarschijnlijkheid de dader eveneens zijn auto (naast de auto van aangeefster) had geparkeerd.
7Bovendien stelt aangeefster dat haar aanvaller na het incident in de richting van de auto’s liep en hebben verschillende getuigen, in het tijdvak waarin het feit moet zijn gepleegd, ter hoogte van voornoemde locatie een gehaaste jongeman gezien waar verdachte qua signalement aan voldoet, kort daarna gevolgd door een oudere dame met nordic walking stokken.
Tot slot zijn er DNA-sporen aangetroffen op de paardrijbroek en onderbroek van aangeefster. Waar in eerste instantie een match was gevonden met het DNA van de tweelingbroer van verdachte, blijkt uit DNA-onderzoek waarbij onderscheid is gemaakt tussen het DNA van verdachte en zijn eeneiige tweelingbroer, dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat het aangetroffen DNA afkomstig is van verdachte dan van zijn tweelingbroer. Bij dit onderzoek waren twee van de zes bemonsteringen betrokken waarin DNA van de tweelingbroer was aangetroffen. Deskundige prof. dr. K. Slooten heeft ter terechtzitting van 10 oktober 2022 toegelicht dat de werkelijk berekende bewijskracht ver boven de gerapporteerde ‘1 miljard’ ligt maar dat ‘1 miljard’ de grootste bewijskracht is die het NFI rapporteert waardoor de bewijskracht ver naar beneden is afgerond. Nu ten aanzien van twee van de in totaal zes bemonsteringen is vastgesteld dat het DNA niet van de tweelingbroer van verdachte afkomstig is, maar van verdachte, gaat de rechtbank er vanuit dat dit ook voor de overige vier bemonsteringen geldt. Een en ander betekent dat het DNA van verdachte op vijf plekken op de paardrijbroek en op één plek in de onderbroek van aangeefster is aangetroffen, te weten aan de binnen- en buitenkant van de achterzijde van de tailleband van de paardrijbroek, aan de binnen- en buitenkant van de voorzijde van de tailleband van de paardrijbroek, aan de binnenzijde van de paardrijbroek ter hoogte van het kruis en aan de binnenkant van de achterzijde van de onderbroek ter hoogte van de bilregio tot aan het kruis.
8Gelet op deze locaties waarop het DNA is aangetroffen en de verklaring van aangeefster met betrekking tot de toedracht van het feit, is de rechtbank van oordeel dat al deze aangetroffen sporen dadersporen zijn.
Gelet op vorenstaande gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte rond 15:00 uur met zijn [auto] naar het gebied De Strubben-Kniphorstbosch is gereden, zijn auto naast de auto van aangeefster heeft geparkeerd, haar enige tijd door het gebied heeft gevolgd en haar op enig moment heeft aangevallen waarbij hij de door aangeefster beschreven geweldshandelingen en seksuele handelingen heeft verricht. Het alternatieve scenario van verdachte dat iemand anders zijn auto, met daarin zijn telefoon, tussen 15:30 uur en 16:00 uur heeft meegenomen naar het gebied De Strubben-Kniphorstbosch en dat hij (verdachte) kort daarna bij de woning van [naam 1] in zijn auto is gestapt om sigaretten te halen, kan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet waar zijn. Het scenario wordt immers weerlegd door meerdere bewijsmiddelen, waaronder objectief vast te stellen gegevens. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft aangevallen.
Binnendringen
Vervolgens is de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van verkrachting, zoals primair ten laste gelegd. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster dat sprake is geweest van binnendringen.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van aangeefster, inhoudende dat verdachte met meerdere vingers haar vagina heeft gepenetreerd, voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. In de eerste plaats wordt haar verklaring ondersteund door de constatering -bij forensisch onderzoek op 9 juli 2019, derhalve drie dagen ná het incident- dat een van de nagels van verdachte scherp aanvoelde omdat een hoekje was afgebroken, terwijl aangeefster tijdens het binnendringen iets scherps in haar vagina voelde waarbij zij moest denken aan scherpe nagels. Bovendien moet het binnendringen blijkens de aanvullende verklaring van aangeefster hebben plaatsgevonden met de linkerhand, nu de dader -verdachte- haar vasthield met zijn rechterarm. De afgebroken nagel van verdachte betrof de middelvinger aan de linkerhand. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster met betrekking tot het binnendringen ondersteund door het feit dat zij bij thuiskomst bloed aantreft in haar inlegkruisje
9, hetgeen past bij een penetratie met scherpe nagels.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft verkracht door haar met meerdere vingers te penetreren, zoals primair ten laste gelegd.

18 162800-19

De rechtbank acht het onder 18/162800-19 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 oktober 2022;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2018, opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018154444, inhoudende het verhoor van verdachte;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2018,opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
9 oktober 2018, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 10] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
9 oktober 2018, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 11] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 18/950025-19 primair ten laste gelegde en het onder 18/162800-19 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18/950025-19hij op 6 juli 2019 in de gemeente Aa en Hunze, door geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , een en ander hierin bestaande, dat verdachte
  • die [slachtoffer 1] , terwijl zij in een bos aan het lopen was, over enige afstand lopend heeftachtervolgd en
  • dicht achter die [slachtoffer 1] is gaan lopen, waarbij hij zijn stijve penis zichtbaar voor die[slachtoffer 1] buiten zijn broek had en
  • naast die [slachtoffer 1] is gaan staan en tegen haar heeft gezegd: "Heb je zin in iets lekkers", en
  • die [slachtoffer 1] bij een schouder heeft vastgepakt en
  • met die [slachtoffer 1] in worsteling is geraakt en
  • heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] tegen de grond te werken en
  • aan de kleding van die [slachtoffer 1] heeft getrokken en
  • terwijl hij achter die [slachtoffer 1] stond, die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en
  • een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en gehouden en
  • een hand in de door die [slachtoffer 1] gedragen broek heeft gedaan en
  • vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en
  • bezig is geweest de door die [slachtoffer 1] gedragen broek naar beneden te trekken en
  • die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft gewerkt en
  • de door hem verrichte handelingen heeft gepleegd ondanks het door die [slachtoffer 1] verbaal enlichamelijk geboden verzet.
18/162800-19
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2017 tot en met 19 juni 2018, in Nederland, telkens [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
  • de keel van die [slachtoffer 2] dicht te knijpen en
  • die [slachtoffer 2] met kracht bij haar nek vast te pakken en
  • die [slachtoffer 2] op haar armen te slaan en- die [slachtoffer 2] te schoppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

18/950025-19 primair verkrachting
18/162800-19 mishandeling, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 18/950025-19 primair ten laste gelegde verkrachting en de onder 18/162800-19 ten laste gelegde mishandeling wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest, alsmede dat aan verdachte de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: de GVM) ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt opgelegd en dat aan verdachte op grond van artikel 38v Sr een contactverbod wordt opgelegd met beide aangeefsters. Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de contactverboden gevorderd alsmede de gevangenneming van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, mede gelet op het tijdsverloop en de lange duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis onder een fors pakket voorwaarden waaronder elektronische monitoring. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen noodzaak is voor het opleggen van de GVM nu verdachte geen documentatie heeft op het gebied van zeden.
Oordeel van de rechtbank

Straf

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De strafbare feiten
Verdachte, destijds 25 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds 76jarige vrouw door met geweld met meerdere vingers haar vagina te penetreren. Verdachte is het slachtoffer gevolgd toen zij een stukje ging wandelen in een natuurgebied. Hij is haar steeds dichter genaderd waarbij hij op enig moment, zichtbaar voor slachtoffer, zijn stijve penis uit zijn broek had en “met zichzelf bezig was”. Vervolgens heeft hij het slachtoffer vastgepakt en geprobeerd haar naar de grond te werken en haar broek uit te trekken. Verdachte heeft, komende van achteren, één arm om het slachtoffer heengeslagen en zijn hand op haar mond gelegd, terwijl hij met zijn andere hand in haar strakke paardrijbroek ging en meerdere vingers in haar vagina duwde. Uiteindelijk is het slachtoffer ook op de grond beland. Verdachte is ineens gestopt met zijn handelingen en weggelopen, terwijl het slachtoffer ontredderd achterbleef.
Een en ander is zeer beangstigend geweest voor het slachtoffer, zo blijkt uit de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft voorgelezen. Zij dacht dat haar laatste uur geslagen had en heeft geschreeuwd, gevloekt, gevochten en geslagen, harder dan zij wist dat zij dat kon. Ook nu, ruim drie jaar later, heeft het handelen van verdachte nog altijd impact op het slachtoffer. Zij is nog steeds bang en wordt gekweld door het beeld dat vanachter elke boom een man tevoorschijn kan komen die haar aanvalt. Verdachte heeft met zijn handelen dan ook een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en op haar gevoel van veiligheid. Hij heeft zich op geen enkel moment bekommerd om het leed dat hij het slachtoffer aandeed en enkel de bevrediging van zijn eigen lusten vooropgesteld. Voorts rekent de rechtbank het verdachte zeer zwaar aan dat hij op lafhartige wijze misbruik heeft gemaakt van zijn lichamelijke overwicht en het grote leeftijdsverschil tussen hem zelf en het slachtoffer, die door haar hogere leeftijd kwetsbaar en, ten opzichte van verdachte, weinig weerbaar was. Daarnaast veroorzaakt een feit als dit een schok in de samenleving alsook gevoelens van onveiligheid.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige partner. Hij heeft haar tijdens hun relatie regelmatig geslagen, geschopt en zelfs bij haar keel gepakt. Volgens het slachtoffer hadden zij soms wel vier keer in de week ruzie waarbij verdachte hardhandig werd, hetgeen ook gebeurde in aanwezigheid van vrienden en familie. Door zo te handelen heeft verdachte niet alleen haar lichamelijke integriteit bij voortduring ernstig geschonden, maar ook haar gevoel van veiligheid ernstig aangetast nu zij zich bij uitstek in een (liefdes-)relatie veilig hoort te kunnen voelen. Hoe traumatisch een en ander voor het slachtoffer is geweest, blijkt ook uit de schriftelijke toelichting bij de vordering benadeelde partij van het slachtoffer en haar ter terechtzitting afgelegde mondelinge slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft zich lange tijd erg onveilig gevoeld zowel thuis als op straat en heeft lange tijd last gehad van nachtmerries en flashbacks. Ook nu, ruim vier jaar later, is het slachtoffer nog steeds bang voor verdachte. Zo bang dat zij de rechtbank heeft gevraagd om een contactverbod jegens haar aan verdachte op te leggen.
De rechtbank acht de houding van verdachte ten aanzien van zijn eigen handelen schokkend.
Ten aanzien van de verkrachting heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Hij heeft stelselmatig en -naar de rechtbank heeft vastgesteld- tegen beter weten in stellig ontkend, ook wanneer het bewijs tegen hem zich bleef opstapelen. Daarnaast heeft verdachte voortdurend de schuld in de schoenen van -nota bene- zijn tweelingbroer geschoven. Ten aanzien van de mishandeling van zijn toenmalige vriendin heeft verdachte weliswaar erkend geweldshandelingen te hebben gepleegd, maar die waren in zijn ogen gerechtvaardigd gelet op het gedrag van het slachtoffer. De houding van verdachte ten opzichte van de feiten wekken de indruk dat hij de ernst en verwerpelijkheid van zijn handelen niet inziet. Dat is een kwalijke en zorgelijke situatie.
Voorts blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat hij eerder is veroordeeld voor feiten met een geweldscomponent, zoals mishandeling en vernieling.
De persoon van verdachte
Over verdachte zijn verschillende rapportages opgemaakt. Verdachte is onderzocht door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, die op 29 november 2019 PJ-rapportage heeft uitgebracht. Voorts heeft P.P.J.G. van Laarhoven, forensisch milieuonderzoeker, een milieuonderzoek verricht waaromtrent op 3 december 2019 PJ-rapportage is uitgebracht. Daarnaast heeft Reclassering Nederland op 22 september 2022 een advies over verdachte uitgebracht.
De psycholoog beschrijft dat verdachte een kinderlijke indruk maakt en concludeert dat verdachte lijdt aan een matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis, die ook ten tijde van het feit met pleegdatum 6 juli 2019 aanwezig was. Verdachte ervaart daardoor problemen op sociaal, cognitief en conceptueel gebied. Verder is vanaf zijn 15e sprake van antisociaal gedrag. De impulsiviteit, onverschilligheid en moeite met regels lijken echter vooral samen te hangen met zijn verstandelijke beperking. Hij voelt, door zijn verstandelijke ontwikkelingsstoornis, anderen niet goed aan en kan zich niet verplaatsen in anderen omdat veel sociale situaties hem boven de pet gaan.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel de psycholoog zich gelet op de ontkennende houding van verdachte niet kan uitlaten over de doorwerking van de stoornis in de feiten en de toerekenbaarheid, is naar het oordeel van de rechtbank op basis van de inhoud van de rapportages en de wijze waarop verdachte zich ter terechtzitting heeft gepresenteerd, aannemelijk dat hij de gevolgen van zijn gedrag niet volledig kon overzien. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezenverklaarde feiten daarom niet geheel -zij het wel in grote mate- aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank zal daar rekening mee houden in de straftoemeting.
De hoogte van de straf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (zeer) ernstige feiten. Een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals bepleit door de raadsvrouw, doet dan ook onvoldoende recht aan de ernst van de strafbare feiten. Ook de lange duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis (met ingang van 21 december 2020) geeft geen aanleiding om de gevangenisstraf te beperken tot de duur van het reeds ondergane voorarrest. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de aard van de misdrijven, in het bijzonder op de wijze waarop, in beide zaken, het geweld is toegepast (in de zaak van slachtoffer [slachtoffer 1] : het seksuele geweld). Gelet op dit alles is enkel een gevangenisstraf van lange duur passend. De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit boven de eis van de officier van justitie gelet op de LOVS-oriëntatiepunten voor verkrachting en de daarbij opgenomen strafverhogende omstandigheid van de hoge leeftijd van het slachtoffer van de verkrachting en voorts gelet op de stelselmatigheid en lange duur van de mishandelingen van zijn ex-vriendin.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden. Nu de feiten vanwege de matig ernstige ontwikkelingsstoornis bij verdachte naar het oordeel van de rechtbank in (licht) verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen, zal de rechtbank daar 3 maanden op in mindering brengen en een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Met betrekking tot de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft met ingang van 21 december 2020 de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden geschorst in verband met het verdiepte DNA-onderzoek dat nog geruime tijd in beslag zou nemen, waardoor de inhoudelijke behandeling van de zaak niet kon worden gepland. Nu de opgelegde gevangenisstraf van langere duur is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen zodat het op 24 juli 2019 afgegeven bevel tot gevangenhouding herleeft en verdachte, ook zolang onderhavig vonnis nog niet onherroepelijk is en geëxecuteerd kan worden, in hechtenis kan worden genomen. Gelet op de ernst van het feit waarvoor de gevangenhouding is bevolen -de verkrachting van [slachtoffer 1] - en de impact van dat feit op de maatschappij, acht de rechtbank dat passend en geboden.

Maatregelen

Maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ex artikel 38z Sr
De rechtbank acht het aangewezen dat verdachte, na ommekomst van de vrijheidsstraf, langdurig wordt begeleid om recidive te voorkomen en zal daarom de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn gericht tegen of veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en op de bewezenverklaarde verkrachting is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of meer gesteld. Voorts is oplegging van de maatregel naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en zij overweegt daartoe het volgende.
Uit het reclasseringsrapport volgt een gemiddeld-hoog risico op recidive en risico op geweld en een hoog recidiverisico met betrekking tot een zedenfeit. Daarnaast komt uit het dossier een zorgelijk beeld naar voren met betrekking tot de seksuele voorkeur van verdachte. Er is thans de bewezenverklaarde verkrachting van het toen 76-jarige slachtoffer. Daarnaast zijn er zoektermen aangetroffen in de telefoon van verdachte die zouden kunnen wijzen op seksueel deviant gedrag. Gelet op het vorenstaande, alsmede gelet op het feit dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, er aanwijzingen zijn voor agressieproblematiek, verdachte geen probleeminzicht heeft en geen noodzaak ziet om behandeld te worden, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf alléén onvoldoende waarborgen biedt voor de toekomst.
Ter voorkoming van recidive acht de rechtbank het daarom van groot belang dat verdachte langdurig wordt begeleid en dat er langdurig toezicht op hem is. Nu verdachte stelselmatig ontkent waardoor er geen delict scenario opgesteld kan worden en nu hij niet bereid is om mee te werken aan een eventuele behandeling, ziet de rechtbank geen mogelijkheden om voornoemde begeleiding vorm te geven in het kader van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht de GVM dan ook een geschikt en passend middel om het benodigde voor een verantwoorde terugkeer in de samenleving te bewerkstelligen. Weliswaar heeft de raadsvrouw bepleit dat een GVMmaatregel niet kan worden opgelegd nu verdachte geen documentatie heeft op het gebied van zeden, doch dit staat niet in de weg aan het opleggen van de GVM. De GVM is blijkens de memorie van toelichting bij uitstek in het leven geroepen ten behoeve van de re-integratie van zedendelinquenten nu de terugkeer van zedendelinquenten in de maatschappij regelmatig tot maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid leidt.
10Of een verdachte wel of geen documentatie heeft op het gebied van zeden is bij het opleggen van een GVM dus niet van overwegend belang. De GVM biedt de mogelijkheid om verdachte na de vrijheidsstraf in een forensisch kader te ondersteunen, begeleid en gemonitord door de reclassering en biedt een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie dan de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Alles met het doel om het risico op recidive te verminderen en nieuwe slachtsoffers te voorkomen. In het kader van de GVM kan aandacht zijn voor agressieproblematiek bij verdachte, seksuele problematiek en impulsbeheersing. Aldus is de GVM noodzakelijk en geëigend om het recidiverisico, op de langere termijn, onder controle te kunnen houden.
In hoeverre en op welke wijze invulling aan deze maatregel moet worden gegeven is aan de officier van justitie die na ommekomst van de vrijheidsstraf een vordering tot tenuitvoerlegging van bedoelde maatregel kan indienen bij de rechtbank.
Maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod op te leggen met slachtoffer [slachtoffer 1] nu er geen aanwijzing is dat verdachte contact met mevrouw [slachtoffer 1] zal zoeken dan wel een nieuw strafbaar feit jegens haar zal plegen.
De rechtbank is met de officier van justitie eens dat het wel aangewezen is om een contactverbod op te leggen met de ex-partner van verdachte, [slachtoffer 2] . Uit het dossier volgt dat de bewezenverklaarde mishandelingen niet op zichzelf staan en verdachte zijn ex-partner na het beëindigen van de relatie heeft bedreigd en lastiggevallen. Ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten tegen [slachtoffer 2] acht de rechtbank het daarom aangewezen dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in art. 38v Sr wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] . De maatregel wordt opgelegd voor de maximale duur van vijf jaren.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank voorts tot het oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer 2] zodat de rechtbank zal bepalen dat de maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is.

Benadeelde partijen

18/950025-19
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.168,- ter vergoeding van materiële schade en € 7.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
18/162800-19
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 550,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van beide vorderingen op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] , parketnummer 18/950025-19, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering met betrekking tot de kleding niet is onderbouwd en dat de kosten van twee keer eten bij restaurant [bedrijf] geen rechtstreeks verband hebben met het tenlastegelegde feit zodat de vordering op die punten dient te worden afgewezen. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] , parketnummer 18/162800-19, heeft de raadsvrouw geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende kosten:
  • de paardrijbroek en jas die benadeelde ten tijde van het incident aanhad en nu niet meer wil dragen omdat deze kledingstukken te veel herinneringen aan het incident oproepen; - twee keer eten bij restaurant [bedrijf] omdat benadeelde niet in staat was te koken naar aanleiding van het incident;
  • eigen risico van de zorgverzekeraar in verband met GGZ-behandelingen; - reiskosten in verband met GGZ-behandelingen.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er onvoldoende rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde feit en de kosten die door benadeelde zijn gemaakt in verband met twee keer eten bij restaurant [bedrijf] zodat de vordering op dat punt zal worden afgewezen, te weten € 144,-.
Voor het overige is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Ook de geleden schade in verband met kleding die niet meer gedragen wordt is voldoende aannemelijk gemaakt. Het materiële deel van de vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 1.024,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 juli 2019.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Het immateriële deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door de verdachte is betwist, zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 juli 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

[slachtoffer 2]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdachte is betwist, zal daarom geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 juni 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Beslag

Nu onduidelijk is of er nog beslag ligt op de i-Phone en kleding van verdachte en de officier van justitie zich ter terechtzitting van 10 oktober 2022 op het standpunt heeft gesteld dat deze goederen aan verdachte kunnen worden teruggegeven, zal de rechtbank zich niet uitlaten over het beslag.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 63, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 18/950025-19 primair ten laste gelegde en onder 18/162800-19 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis, met ingang van heden.

Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel ex artikel 38v Sr wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] – 18/950025-19
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.524,- (zegge: achtduizend vijfhonderdvierentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.024,aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 77 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] – 18/162800-19
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 550,- (zegge: vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2018 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2022.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. Althans, de dichtst daarbij gelegen locatie die op google maps kan worden geselecteerd voor het afleggen van een route met de auto, nu volgens google maps (https://bit.ly/3DN8HYJ) de locatie van 15:59 uur niet te bereiken is met een auto. Daarbij is een locatie gekozen in de richting van het benzinestation, dus in het voordeel van verdachte.
2. Zie bijvoorbeeld de verklaring van [naam 1] op pagina 388 van het dossier en de verklaring van [naam 3] bij de rechter-commissaris op 5 maart 2020.
3. Verklaring [naam 9] bij de rechter-commissaris op 12 maart 2020.
4. Verklaring [naam 4] bij de rechter-commissaris op 10 maart 2020.
5. Verklaring [naam 1] , p. 388 e.v. van het dossier.
6. Zie pagina 201 van het verhoor van aangeefster op 10 juli 2019, p. 196 e.v. van het dossier.
7. Zie proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2019 met de bij dat proces-verbaal behorende kaartjes op p. 234 en p. 235 en het kaartje op p. 263 van het dossier waarop de locatie van de telefoon om 15:59 uur is weergegeven.
8. Zie het rapport van het NFI d.d. 19 juli 2019, opgenomen op p. 421 e.v. van het dossier.
9. Zie verhoor aangeefster d.d. 10 juli 2019, opgenomen op p. 196 e.v. van het dossier.
10. MvT,
Kamerstukken II, 2013/2014, 33816, nr 3.