Identiteit [verdachte]
Geboren [geboortedatum] -1990 (31) te [geboorteplaats]
Geen registratie in het Centraal Rijbewijzenregister.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde
De rechtbank stelt op basis van de voorliggende bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 mei 2021 vond omstreeks 17:56 uur op de Binnenwei, vlak buiten de bebouwde kom onder Siegerswoude, een ernstig verkeersongeval plaats. Verdachte was bij dit ongeval betrokken. Verdachte reed als bestuurder in een personenwagen, met zijn partner [slachtoffer 2] in de bijrijdersstoel naast hem en een vriend [slachtoffer 1] als passagier op de achterbank. Op een gegeven moment is verdachte de controle over de auto verloren, waarbij het voertuig het wegdek deels heeft verlaten en in de berm is terechtgekomen. Hierbij kwam de auto in botsing met een in de berm staande boom, waardoor de auto in tweeën brak. Het achterste deel van de auto met daarin de op de achterbank zittende [slachtoffer 1] , kwam in de sloot aan de andere kant van de weg terecht. Het voorste deel van de auto raakte nog een tweetal bomen in de rechterberm, om daarna achterwaarts tegen een andere boom tot stilstand te komen. [slachtoffer 2] is op enig moment uit de auto geslingerd. Ten gevolge van dit verkeersongeval is [slachtoffer 1] komen te overlijden en is [slachtoffer 2] zeer ernstig gewond geraakt. Verdachte liep bij het verkeersongeval geen verwondingen op.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval, en zo ja, in welke mate. Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de overige omstandigheden van het geval. Voorts stelt de rechtbank vast dat zeer gevaarlijk rijgedrag dat de delictsomschrijving van artikel 5a WVW vervult, roekeloosheid als bedoeld in artikel 175, tweede lid, WVW oplevert. Volgens het eerste lid van artikel 5a is het een ieder verboden opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Daarop volgt een (niet-limitatieve) opsomming van verkeersgedragingen die als zodanig kunnen worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het verdachte worden verweten dat hij op enig moment de controle over de auto is verloren, waarbij het voertuig het wegdek deels heeft verlaten, in de berm is geraakt en het ongeval kon plaatsvinden. Allereerst blijkt uit het dossier dat verdachte bestuurder was van de auto, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs, hetgeen door hem ook is erkend. Bovendien verkeerde verdachte ten tijde van het verkeersongeval onder invloed van ethanol (alcohol) en THC (cannabis). Uit de in het dossier opgenomen analyse van het bloed van verdachte blijkt dat het percentage ethanol en THC fors hoger was dan de toegestane grenswaarden, indien beide middelen in combinatie worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte eveneens kan worden verweten dat hij met veel te hoge snelheid heeft gereden. Anders dan verdachte in zijn verklaring bij de politie stelt, blijkt uit het in het dossier opgenomen proces-verbaal beeldanalyse dat verdachte ter plaatse van het ongeval reed met ruim meer dan tweemaal de toegestane snelheid, namelijk 127 kilometer per uur waar 60 kilometer per uur was toegestaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de resultaten van de beeldanalyse te twijfelen en neemt deze daarom over. De berekende hoge snelheid past ook bij de verklaringen van de getuigen. Op geen enkele wijze heeft verdachte zijn rijgedrag aangepast aan de situatie ter plaatse, die bestaat uit een smalle, bochtige weg zonder middenberm. De snelheid op de betreffende weg is niet zonder reden op 60 kilometer per uur gemaximeerd. Bovendien was het wegdek mogelijk nog nat als gevolg van een eerdere regenbui. Met dit alles heeft verdachte onaanvaardbare risico’s genomen en zich op een onverantwoorde wijze gedragen.
De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte zoals hij dat bij de politie heeft geschetst, te weten dat sprake was van een tegenligger, als gevolg waarvan verdachte moest uitwijken en in de berm terecht kwam. Uit de in het dossier opgenomen verkeersongeval analyse blijkt immers dat er ten tijde van het ongeval geen tegenliggers waren. Wel blijkt uit het dossier dat er een automobilist was die in dezelfde richting als verdachte reed. Deze automobilist, getuige [naam 3] , verklaart niet alleen dat verdachte zeer hard reed maar hem ook inhaalde.
De vraag is hoe het hiervoor beschreven gedrag van de verdachte moet worden gekwalificeerd.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat verdachte veel te hard heeft gereden, terwijl hij onder invloed was van alcohol in combinatie met drugs en hij niet in het bezit was van een rijbewijs. Naar het oordeel van de rechtbank kenmerkt de combinatie van de gedragingen van verdachte zich door het ontbreken van elke vorm van voorzichtigheid. Verdachte heeft zonder enige remming door besef van de onaanvaardbare risico's van zijn gedrag op zeer gevaarlijke wijze aan het verkeer deelgenomen. Door zo te handelen heeft verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven geroepen. Hij had zich bewust moeten zijn van het risico dat hij nam. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het rijgedrag van verdachte, in combinatie met het feit dat hij niet in het bezit is van een rijbewijs en zowel alcohol als drugs had gebruikt, moet worden aangemerkt als roekeloos. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (primair) ten laste gelegde feiten, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.