ECLI:NL:RBNNE:2022:3907

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
9877876
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende bewijs van verwijtbaar handelen door werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Amasus Crew B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. Amasus verzocht om ontbinding op basis van verwijtbaar handelen van de werknemer, die beschuldigd werd van fraude met kilometerdeclaraties en het niet verantwoorden van werktijd. De werknemer, die sinds 2010 in dienst was, betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat hij zijn werkzaamheden naar behoren had uitgevoerd.

De procedure begon met een verzoekschrift van Amasus op 16 mei 2022, gevolgd door een verweerschrift van de werknemer. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2022 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de bewijsstukken die door beide partijen zijn overgelegd.

De kantonrechter oordeelde dat Amasus niet voldoende bewijs had geleverd voor de beschuldigingen van verwijtbaar handelen. De werknemer had zijn aanwezigheid op de schepen en de uitvoering van zijn taken voldoende onderbouwd. De kantonrechter concludeerde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd was, omdat de gestelde feiten niet waren komen vast te staan. Amasus werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die op € 747,00 werden begroot, plus nakosten van € 120,00. De verzoeken van Amasus werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 9877876 AR VERZ 22-32
beschikking van de kantonrechter d.d. 11 augustus 2022
inzake
de besloten vennootschap
AMASUS CREW B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. R. Wubs, werkzaam bij OWL Juridisch Advies,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. D. Kuijken, advocaat te Groningen.
Partijen zullen hierna Amasus en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, binnengekomen op de griffie op 16 mei 2022;
  • de nagezonden producties 36, 37-40 en 41-43 van de zijde van [gedaagde];
  • het verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 juni 2022;
  • de mondelinge behandeling van 30 juni 2022, waarbij van de zijde van Amasus zijn verschenen de heer [directeur 1] (directeur), de heer [directeur 2] (directeur), de heer [directeur dochteronderneming] (directeur Eemswerken, dochteronderneming), de heer [fleetmanager] (fleetmanager), de heer [HRM werknemer] (HRM), bijgestaan door mr. Wubs. Van de andere zijde is verschenen [gedaagde], bijgestaan door mr. Kuijken. Mr. Wubs heeft het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen, die zij heeft overgelegd. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting;
  • de ter zitting overgelegde producties (een foto van een schip, een screenshot van een whatsappgesprek van 1 oktober 2021 en een bericht van de havenautoriteit van 30 september 2021) van de zijde van Amasus;
  • de akte uitlating producties van de zijde van [gedaagde];
  • de akte uitlating productie van de zijde van Amasus.

2.De feiten

2.1.
Amasus is een personeelsvennootschap van Amasus Shipping B.V. (hierna: Amasus Shipping). Het personeel in dienst van Amasus bestaat uit de bemanning van diverse schepen en het walpersoneel. Amasus Shipping is eigenaar/operator van schepen voor de shortsea, bulk, stukgoed, offshore en wereldwijde zware lading markt. Amasus Shipping houdt zich bezig met de bevrachting van haar eigen schepen en total ship management voor een groot aantal rederijen en kapitein/eigenaren. Amasus Shipping beschikt over terminalfaciliteiten in de Eemshaven en in de haven van Delfzijl.
2.2.
[gedaagde], geboren 4 juni 1959 (63 jaar), is sinds 1 maart 2010 (12 jaar) in dienst bij Amasus. De laatste functie die [gedaagde] vervulde, is die van bedrijfsinspecteur, met een salaris van € 4.100,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en een bonus ad € 250,00 netto.
2.3.
Als bedrijfsinspecteur bezoekt [gedaagde] schepen om aldaar een inspectie aan boord te verrichten aan de hand van een '200 puntenlijst'. [gedaagde] maakt foto's van de scheepsbezoeken en stelt van de inspecties rapportages op. [gedaagde] voert ook werfbezoeken uit.
2.4.
Op 24 september 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Amasus en [gedaagde] over het hervatten van het werk op kantoor nadat vanwege de coronapandemie veel is thuisgewerkt. [gedaagde] diende op 28 september 2020 zijn werk op kantoor te hervatten.
2.5.
Op 13 oktober 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Amasus en [gedaagde] waarbij de werkzaamheden zijn doorgesproken en aan [gedaagde] is medegedeeld dat het niet is toegestaan om op eigen initiatief en zonder overleg het eigen werk niet uit te voeren dan wel een eigen invulling te geven aan zijn werkzaamheden. Ook is de werkprocedure met [gedaagde] besproken.
2.6.
Op 28 mei 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Amasus en [gedaagde] over de uitvoering van zijn functie, zijn houding en gedrag. Tijdens dat gesprek heeft Amasus kritiek geuit op de wijze waarop [gedaagde] zijn werk (niet) uitvoert en op het feit dat [gedaagde] geen gehoor geeft aan het verzoek om zijn werkzaamheden weer op kantoor uit te voeren.
2.7.
Bij brief van 18 juni 2021 is [gedaagde] door Amasus aangesproken op zijn functioneren en gedrag en gewaarschuwd voor sancties.
2.8.
Bij brief van 20 juni 2021 heeft [gedaagde] aan Amasus bericht dat hij zich niet herkent in het gedrag waarnaar wordt gerefereerd.
2.9.
Op 18 oktober 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Amasus en [gedaagde] over diens taakvervulling en gedrag.
2.10.
Bij e-mail van 28 februari 2022 is [gedaagde] door Amasus erop aangesproken dat hij elke vrijdag aanwezig dient te zijn bij het overleg over de planning en zich dient te houden aan de procedure voor het opnemen van verlof.
2.11.
In maart 2022 heeft de heer [directeur 2] (directeur) de werkzaamheden van [gedaagde] gemonitord. Slort heeft aan de hand van de planning van [gedaagde] contact gezocht met de schepen die [gedaagde] volgens de planning heeft bezocht en navraag gedaan naar de door [gedaagde] verrichte activiteiten en de rapportages daarvan. Slort heeft geverifieerd of en hoe lang [gedaagde] aan boord van de schepen is geweest. Naar aanleiding hiervan heeft Slort een notitie opgesteld, waaruit Slort de conclusie heeft getrokken dat [gedaagde] vijf keer niet aan boord is geweest van een in de planning opgenomen schip, terwijl [gedaagde] wel kilometers heeft gedeclareerd voor de heen- en terugreis naar het schip. Ook heeft Slort geconcludeerd dat [gedaagde] eenmaal kilometers heeft gedeclareerd terwijl hij een vrije dag had.
2.12.
Op vrijdag 8 april 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Amasus en [gedaagde], waarin hem de constateringen van Slort zijn voorgehouden. Afgesproken is dat [gedaagde] gedurende het weekend de tijd krijg om over de constateringen van Slort na te denken en met een reactie kan komen tijdens een gesprek op maandag 11 april 2022 om 09:00 uur.
2.13.
Op zondag 10 april 2022 heeft [gedaagde] zich ziekgemeld. Vanaf 11 april 2022 is [gedaagde] volledig arbeidsongeschikt.
2.14.
In de terugkoppeling van het spreekuur van 22 april 2022 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat [gedaagde] arbeidsongeschikt is op medische gronden.
2.15.
Op 29 april 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Amasus en [gedaagde]. Vanwege de medische situatie van [gedaagde] (doofheid aan beide oren) is tijdens dat gesprek van de zijde van [gedaagde] geen inhoudelijke reactie gekomen op de constateringen van Slort.
2.16.
Bij brief van 29 april 2022 heeft Amasus [gedaagde] verzocht om een schriftelijke reactie op de constateringen van Slort, uiterlijk te ontvangen op 3 mei 2022 om 16:00 uur. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
2.17.
Bij brief van 3 mei 2022 heeft Amasus [gedaagde] geschorst tot het moment waarop de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vaststaat.
2.18.
In de probleemanalyse van 4 mei 2022 heeft de bedrijfsarts opgenomen dat [gedaagde] arbeidsongeschikt is op medische gronden.
2.19.
Bij brief van 6 mei 2022 is door Amasus aan (de gemachtigde van) [gedaagde] de gelegenheid gegeven om alsnog een schriftelijke verantwoording te geven op uiterlijk 12 mei 2022 om 17:00 uur.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Amasus verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe te wijzen;
subsidiair:
II. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, Amasus op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van een transitievergoeding;
III. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de voor Amasus geldende opzegtermijn van drie maanden en het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het eerst mogelijke moment, althans op een eerder tijdstip dan bedoeld in artikel 7:671b lid 9 sub b BW;
IV. zo de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, Amasus niet te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 9 sub c BW;
primair en subsidiair:
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen dan wel dat Amasus in het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Tevens verzoekt [gedaagde] om Amasus te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
Amasus heeft ter zitting verzocht een drietal nadere producties in het geding te brengen, namelijk een foto van een schip, een screenshot van een whatsappgesprek van 1 oktober 2021 en een bericht van de havenautoriteit van 30 september 2021. [gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De kantonrechter heeft dit bezwaar afgewezen omdat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter niet in zijn belangen wordt geschaad, nu de producties beperkt in omvang zijn en tevens aan [gedaagde] de gelegenheid is gegeven om binnen één week na de mondelinge behandeling bij akte op de overgelegde producties te reageren.
Ontbindingsverzoek
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b BW.
4.3.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het BW is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:671b lid 2 jo. artikel 7:669 lid 1 BW). Verder dient te worden nagegaan of het verzoek verband houdt met een ziekte (artikel 7:671b lid 2 jo. artikel 7:670 lid 1 sub a BW).
Opzegverbod tijdens ziekte
4.4.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] vanaf 11 april 2022 arbeidsongeschikt is en dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst nadien is ingediend. Het uitgangspunt is daarom dat voor [gedaagde] het opzegverbod wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte geldt. Ondanks dat het opzegverbod geldt, kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden indien het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft (artikel 7:671b lid 6 sub a BW). Tussen partijen is niet in geschil dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met de ziekte van [gedaagde]. Ook de kantonrechter is van oordeel dat, zoals hierna blijkt uit hetgeen Amasus ter onderbouwing van haar verzoek heeft aangevoerd, het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. Dit betekent dat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan een (eventuele) ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat.
Verwijtbaar handelen (e-grond)
4.5.
Primair heeft Amasus haar verzoek gegrond op de stelling dat [gedaagde] verwijtbaar heeft gehandeld jegens Amasus en dat de arbeidsovereenkomst daarom op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW moet worden ontbonden.
4.6.
Amasus heeft gesteld dat het verwijtbare handelen/nalaten van [gedaagde] bestaat uit het plegen van fraude met kilometerdeclaraties en het niet verantwoorden van werktijd. Volgens Amasus heeft [gedaagde] op meerdere data (7, 9, 18, 24, 29 en 31 maart 2022) kilometerdeclaraties ingediend, terwijl [gedaagde] op die data geen schepen heeft bezocht en dus geen recht heeft op een kilometervergoeding. Daarnaast heeft Amasus gesteld dat het verwijtbare handelen/nalaten van [gedaagde] bestaat uit het tot driemaal toe niet naleven van de regels omtrent het aanvragen dan wel registreren van verlof. Amasus heeft haar stellingen onderbouwd met een notitie van waarnemingen van directeur Slort die de werkzaamheden van [gedaagde] in de maand maart 2022 heeft gemonitord, met meerdere verklaringen van kapiteins en stuurlieden die inhouden dat zij [gedaagde] niet op de desbetreffende schepen hebben waargenomen en met kopieën van visitorslogboeken van de schepen waarin de naam van [gedaagde] niet voorkomt. [gedaagde] is meermaals op zijn tekortkomingen gewezen, aldus Amasus.
4.7.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van verwijtbaarheid op voornoemde punten. [gedaagde] heeft erkend dat de kilometerdeclaratie van 24 maart 2022 een vergissing betreft. [gedaagde] had op het laatste moment besloten om die dag verlof op te nemen. Hierbij is volgens [gedaagde] echter geen sprake van opzet. Ten aanzien van de overige data heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist dat sprake is van fraude dan wel het niet verantwoorden van werktijd. [gedaagde] heeft benadrukt dat de visitorslogboeken in de praktijk niet adequaat worden bijgehouden. [gedaagde] staat evenmin in de logboeken van schepen waarover geen discussie bestaat dat [gedaagde] die heeft bezocht.
Tevens heeft [gedaagde] ter zitting feiten en omstandigheden gesteld waaronder de bezoeken aan de schepen hebben plaatsgevonden, onder meer welk doel het bezoek diende (inspectie dan wel controleren of een reparatie goed is verricht), wie hij zou hebben gesproken en - in sommige gevallen - welke goederen hij heeft afgeleverd. [gedaagde] heeft zijn stellingen onderbouwd met de laadbewijzen van zijn Tesla waaruit volgens [gedaagde] blijkt dat hij op de desbetreffende data vlakbij dan wel op de route van/naar het desbetreffende schip zijn Tesla heeft geladen, met meerdere foto's die volgens [gedaagde] op voornoemde data van de desbetreffende schepen zijn gemaakt en met een screenshot van een sms-bericht van de Duitse overheid. [gedaagde] betwist eveneens dat hij de verlofregels niet nakomt. Voor zover [gedaagde] op dat punt anders had moeten handelen, is volgens [gedaagde] geen sprake van verwijtbaar handelen.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat bij een ontbindingsverzoek gegrond op verwijtbaar handelen de werkgever aannemelijk moet maken dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en dat dit zodanig is dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het gaat daarbij om daden of gedragingen van de werknemer waarbij sprake is van toerekenbare verwijtbaarheid. Dat wil zeggen dat de werknemer schuld heeft aan dat handelen of nalaten. Bij deze ontslaggrond is de mate van verwijtbaar handelen of nalaten bepalend voor de vraag of sprake is van een redelijke grond voor ontslag.
4.9.
De kantonrechter constateert dat Amasus ter onderbouwing van haar stelling heeft verwezen naar meerdere producties, waaronder e-mails van kapiteins en stuurlieden, die [gedaagde] op de bewuste data niet hebben gezien, en visitorslogboeken, waarin [gedaagde] op de bewuste data niet staat geregistreerd. Daar staat tegenover dat [gedaagde] voor iedere dag waarop zijn aanwezigheid op schepen wordt betwijfeld, heeft uiteengezet wat hij die dag waar heeft gedaan en wie hij heeft gezien, onderbouwd met stukken. Amasus heeft de door [gedaagde] gestelde werkzaamheden naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat het naar het oordeel van de kantonrechter mogelijk is dat, ondanks dat [gedaagde] niet is gezien door de personen die voor Amasus een verklaring hebben opgesteld, hij die dagen wel naar de havens is afgereisd waar de betreffende schepen lagen. Amasus had de personen die [gedaagde] stelt te hebben gesproken of gezien, (specifiek) kunnen bevragen, in de administratie kunnen nakijken of er op door [gedaagde] genoemde dagen al dan niet materialen naar bepaalde havens zijn gebracht en kopieën van visitorslogboeken van de dagen waarover geen discussie bestaat dat [gedaagde] schepen heeft bezocht, kunnen overleggen ter onderbouwing van haar stelling dat deze altijd correct worden ingevuld. Dit alles heeft Amasus nagelaten. Resteert nog wel het ter discussie staande bezoek van [gedaagde] aan de H&S Fairness in de haven van Bremen op 29 maart 2022. Uit de na de zitting genomen aktes is inmiddels gebleken dat de foto’s waarnaar [gedaagde] ter onderbouwing van dit bezoek heeft verwezen, zijn gemaakt in een andere haven op een andere datum. De verklaring die hiervoor is gegeven, komt erop neer dat [gedaagde] zich heeft vergist bij het versturen van foto’s aan zijn gemachtigde. De kantonrechter begrijpt dat dit Amasus sterkt in haar vermoeden dat [gedaagde] zaken in zijn voordeel verdraait. Dat [gedaagde] bewust foto’s heeft gemanipuleerd, is naar het oordeel van de kantonrechter echter niet komen vast te staan en vermoedens alleen zijn onvoldoende om op grond daarvan vast te kunnen stellen dat [gedaagde] kilometerdeclaraties heeft ingediend voor ritten die hij niet heeft gemaakt. Op basis van de over en weer door partijen genomen processtukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is naar het oordeel van de kantonrechter al met al onvoldoende gebleken dat [gedaagde] op de door Amasus genoemde data de havens niet heeft bezocht. Dit betekent dat niet in rechte is komen vast te staan dat, zoals Amasus stelt, sprake is van fraude met kilometerdeclaraties en het niet verantwoorden van werktijd.
4.10.
Ten aanzien van de door Amasus gemaakte verwijten over het opnemen/registeren van verlof, voor zover al zou komen vast te staan dat die verwijten terecht zijn, is de kantonrechter van oordeel dat dit handelen van [gedaagde] niet van dien aard is dat om die reden voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van Amasus gevergd kan worden.
4.11.
Voor zover het verzoek is gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub e BW (verwijtbaar handelen) zal dat dan ook worden afgewezen.
Disfunctioneren (d-grond)
4.12.
Subsidiair heeft Amasus haar verzoek gegrond op de stelling dat sprake is van disfunctioneren. Ingevolge het bepaalde in artikel 671b lid 1, onderdeel a, BW kan de kantonrechter ingevolge het bepaalde in artikel 669, lid 3, onderdeel d BW, op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
4.13.
Amasus voert aan dat geen sprake is van disfunctioneren in de zin van 'onvoldoende vaardigheden', maar veel meer van disfunctioneren in de zin van werkweigering dan wel het gevraagde werk niet uitvoeren overeenkomstig de instructies, die steeds weer opnieuw aan [gedaagde] gegeven moeten worden. Volgens Amasus maakt [gedaagde] geen of incomplete rapportages, komt hij ondanks afspraken daartoe niet bij Slort om de weekplanning door te nemen en heeft hij in maart 2022 vijf maal nagelaten een schip te inspecteren. Het gedrag en de houding van [gedaagde] staan volgens Amasus in de weg aan zijn functioneren.
4.14.
[gedaagde] voert aan dat Amasus een verkeerd criterium voor de d-grond hanteert, waar zij werkweigering als disfunctioneren aanduidt. [gedaagde] voert verder aan dat hij gewoon zijn werk doet en dat uit geen enkele rapportage blijkt dat hij zijn werk niet goed doet. [gedaagde] is niet ongeschikt voor het verrichten van zijn werkzaamheden, laat staan dat er een afdoende verbetertraject heeft plaatsgevonden.
4.15.
Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat het niet uitvoeren van taken die wel tot het takenpakket van een werknemer behoren niet een d-grond voor ontbinding oplevert. Dat [gedaagde] (door zijn gedrag en houding) niet geschikt is voor zijn werkzaamheden heeft Amasus naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld. Ter zitting is nog wel specifiek naar een rapport verwezen waarin [gedaagde] geen melding zou hebben gemaakt van een door hem geconstateerd gebrek aan materieel, welk gebrek volgens Amasus een veiligheidsrisico met zich brengt. Wat daar ook van zij, als daarbij al sprake zou zijn van een door [gedaagde] gemaakte fout, hetgeen [gedaagde] betwist, rechtvaardigt een eenmalige fout nog niet de conclusie dat iemand niet geschikt is voor zijn werk. Daarbij heeft bovendien te gelden dat dit eerst ter zitting naar voren is gebracht, zodat geen sprake is van een tijdig in kennis stellen en voldoende gelegenheid bieden het functioneren te verbeteren. Wat betreft gedrag en houding is de kantonrechter ook niet gebleken dat [gedaagde] in voldoende mate in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren op dit punt te verbeteren, voor zover het al zo zou zijn dat [gedaagde] geen enkel gezag zou willen erkennen.
4.16.
Voor zover het verzoek is gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub d BW (disfunctioneren) zal dat dan ook worden afgewezen.
Verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)
4.17.
Meer subsidiair heeft Amasus haar verzoek gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub g BW en aangevoerd dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding, dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding te laten voortduren. Amasus stelt daarbij dat [gedaagde] aantoonbaar liegt en bedriegt en dat het vertrouwen van Amasus in [gedaagde] volledig is verdwenen. Hij brengt met zijn gedrag volgens Amasus de veiligheid van mensen en schepen in gevaar.
4.18.
[gedaagde] betwist de feiten en gedragingen die Amasus aan deze grond ten grondslag heeft gelegd. Van fraude is geen sprake. Dat Amasus desondanks heel boos is, levert niet ineens een verstoorde arbeidsverhouding op. Zijn werk is vrij solistisch. Kennelijk zijn er irritaties bij de directie, maar dat staat een vruchtbare samenwerking niet in de weg. Het goed werkgeverschap brengt met zich dat de werkgever en werknemer een mediationtraject ingaan zodat het vertrouwen hersteld kan worden.
4.19.
Dat op dit moment de arbeidsverhouding is verstoord, blijkt voldoende uit de stellingen van partijen. Dat de arbeidsverhouding zo ernstig is verstoord, dat deze ook niet meer hersteld kan worden, is naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende gebleken. Het is wel duidelijk dat het vertrouwen van Amasus in [gedaagde], nadat er binnen Amasus op grond van bepaalde vermoedens het beeld is ontstaan dat [gedaagde] volledig zijn eigen gang gaat en daarbij zelfs gebruik maakt van leugens en bedrog, een behoorlijke deuk heeft opgelopen. Zoals hiervoor overwogen is echter niet komen vast te staan dat [gedaagde] heeft gefraudeerd met kilometerdeclaraties of Amasus anderszins voorliegt over zijn werkzaamheden. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat het niet zo kan zijn dat de bij Amasus levende onvrede over de gestelde feiten, die Amasus aan de e- en d- grond ten grondslag heeft gelegd en die niet zijn komen vast te staan, wel tot een voldragen g-grond zou kunnen leiden. Partijen zullen zich beiden moeten inzetten voor het herstel van vertrouwen, zo nodig met behulp van een begeleider of mediator.
4.20.
Voor zover het verzoek is gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub g BW (verstoorde arbeidsverhouding) zal dat dan ook worden afgewezen.
Combinatie van omstandigheden (i-grond)
4.21.
Amasus heeft haar verzoek uiterst subsidiair gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub i BW, namelijk een combinatie van omstandigheden uit twee of meer ontslaggronden, bedoeld in de onderdelen c tot en met e, g en h, die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.22.
Amasus heeft gesteld dat indien de e-grond, d-grond en g-grond in samenhang worden bezien, sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Ter onderbouwing heeft Amasus wederom verwezen naar fraude met kilometerdeclaraties, niet uitvoeren van bepaalde werkzaamheden en de verstoorde arbeidsverhouding.
4.23.
[gedaagde] voert aan dat als de overige gronden niet slagen, de i-grond ook niet kan slagen en dat de i-grond geen laatste redmiddel is.
4.24.
De kantonrechter overweegt dat de feiten die Amasus aan de overige gronden ten grondslag heeft gelegd, alle niet zijn komen vast te staan, met uitzondering van het ontstane gebrek aan vertrouwen van Amasus in [gedaagde], dat tot een verstoorde arbeidsverhouding heeft geleid. Daarover is echter al geoordeeld dat die verstoring niet zodanig ernstig is dat deze niet meer hersteld kan worden. Van een voldragen g-grond is daarom geen sprake. Overige omstandigheden, die relevant zijn voor de ontbindingsgronden c tot en met h, en samen met de (niet onherstelbaar) verstoorde arbeidsverhouding gecombineerd zouden kunnen worden, zijn niet gebleken.
4.25.
Ook voor zover het verzoek is gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub i BW (disfunctioneren) zal dat daarom worden afgewezen.
4.26.
Het voorgaande betekent dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet kan worden toegewezen. Alle overige verzoeken, die zijn ingediend voor het geval de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden, behoeven verder dus geen bespreking meer.
4.27.
Amasus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. Ook de verzochte nakosten zullen worden toegewezen, een en ander zoals hierna nader vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt Amasus in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op een bedrag van € 747,00;
5.3.
veroordeelt Amasus in de nakosten, die worden begroot op een bedrag van € 120,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Haisma, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2022.
c 48298