Terbeschikkingstelling met dwangverpleging
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, naast voornoemde gevangenisstraf, ter beschikking moet worden gesteld met verpleging van overheidswege en overweegt daartoe het volgende.
Zoals blijkt uit de hiervoor besproken rapportages van de psycholoog en psychiater bestond bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Beide deskundigen concluderen dat zonder aanvullende behandeling sprake is van een hoog risico op recidive. De psychiater stelt in dit verband dat verdachte beperkt is in haar communicatieve mogelijkheden, waardoor zij sociale situaties moeilijk in kan schatten en haar wensen moeilijk duidelijk kan maken. Ook is verdachte rigide als dingen anders gaan dan zij in haar hoofd heeft en hierop kan zij met agressie en boosheid reageren die ze door haar impulsiviteit en affectieve instabiliteit moeilijk kan beheersen. Bovendien neemt verdachte weinig verantwoordelijkheid voor haar gedrag. Gelet op dit recidiverisico is er sprake van gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Daarnaast betreft het bewezenverklaarde onder 1, brandstichting met gemeen gevaar voor goederen, een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Er wordt daarmee voldaan aan de eisen voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Volgens beide deskundigen is een langdurige forensische klinische behandeling in een instelling met een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk om het (als hoog ingeschatte) recidive risico te beperken. Een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt niet geadviseerd, omdat dan het risico bestaat dat verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Gezien het ernstige en escalerende delictgedrag is het advies om dit risico niet te nemen.
Beide deskundigen komen tot het advies om de klinische behandeling binnen het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te laten plaatsvinden. De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt volgens zowel de psycholoog als de psychiater onvoldoende waarborgen. De inschatting is dat verdachte, gezien haar problematiek, grote moeite zal hebben met het zich houden aan voorwaarden. Gelet hierop alsmede gelet op de ernst en hardnekkigheid van de pathologie en het hoge recidiverisico wordt terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege geadviseerd. Deze maatregel biedt de zekerheid dat verdachte een voldoende intensieve en langdurige behandeling kan worden geboden binnen het vereiste niveau van beveiliging.
De rechtbank is met de psycholoog en psychiater van oordeel dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen de verpleging eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat niet gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan (enkel) gemeen gevaar voor goederen te duchten is, kan de rechtbank alleen een gemaximeerde terbeschikkingstelling opleggen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak een gemaximeerde terbeschikkingstelling met dwangverpleging van vier jaar aangewezen is en de rechtbank zal deze maatregel dan ook opleggen.
Gelet op al het vorenoverwogene ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals verzocht door de raadsvrouw, de zaak aan te houden teneinde de reclassering opdracht te geven een passende instelling voor verdachte te vinden en voorwaarden te formuleren die kunnen worden verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Naast de gemaximeerde terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal de rechtbank ook de door de reclassering geadviseerde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In een aanvullende advies van 22 september 2022 van de reclassering heeft de reclassering onder meer verwezen naar een telefonisch overleg met PJ-rapporteur M.J.E. van Kempen, psycholoog. In dat overleg heeft de psycholoog opgemerkt dat een GVM een voor de hand liggend vervolg op een gemaximeerde terbeschikkingstelling is. Aan het einde van de terbeschikkingstelling kan dan worden bekeken welke risicofactoren er nog over blijven en kan nagegaan worden welke interventies er nog nodig zijn om het recidiverisico op aanvaardbaar niveau te krijgen.
De reclassering onderschrijft de conclusie van de deskundige om een GVM op te leggen. De reclassering stelt dat wanneer de gemaximeerde terbeschikkingstelling met dwangverpleging ten einde komt, het van belang is om verdachte ook dan verder te behandelen en te begeleiden in een dwangkader, mocht de behandeling van verdachte dan nog niet afgerond zijn. Gezien de gestelde diagnose en de complexe problematiek van verdachte, is de verwachting dat de behandeling mogelijk langer zal duren dan mogelijk is binnen een gemaximeerde terbeschikkingstelling. De oplegging van een GVM zou dit kunnen ondervangen.
De rechtbank is gelet op het vorengaande van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte naast de (gemaximeerde) terbeschikkingstelling met dwangverpleging de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na de gemaximeerde terbeschikkingstelling, indien dat tegen die tijd nodig blijkt, onder toezicht te stellen, waardoor het risico op herhaling kan worden geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan, nu de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte gelast.
In hoeverre en op welke wijze invulling aan deze maatregel moet worden gegeven is aan de officier van justitie die na ommekomst van de gemaximeerde terbeschikkingstelling een vordering tot tenuitvoerlegging van bedoelde maatregel kan indienen bij de rechtbank.