In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Syrische asielzoeker. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) dat hem per 7 oktober 2022 om 12.00 uur administratief zou plaatsen in een opvangvoorziening, terwijl hij in het Asielzoekerscentrum (AZC) in Grave verbleef. De verzoeker was met zijn gezin naar Nederland gekomen in het kader van gezinshereniging, maar had geen nareisvergunning gekregen, waardoor hij niet met zijn gezin kon verhuizen naar de toegewezen woning in 's-Hertogenbosch.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker recht heeft op opvang in een AZC en dat het besluit van het COA om hem administratief te plaatsen niet in overeenstemming was met het geldende beleid. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe, waardoor de opvang van de verzoeker in het AZC in Grave werd gecontinueerd tot vier weken na de beslissing op het beroep. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 759,- voor rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op opvang voor asielzoekers en de noodzaak voor het COA om beleid correct toe te passen, vooral in situaties van gezinshereniging. De voorzieningenrechter gaf aan dat het bestreden besluit waarschijnlijk geen stand zal houden in een eventueel bodemgeding.