ECLI:NL:RBNNE:2022:381

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
18/169558-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging in vereniging op de Grote Markt te Groningen

Op 11 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging tegen twee personen op de Grote Markt in Groningen op 14 juli 2018. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. L.S. Wachters, was wel aanwezig en heeft de verdediging gevoerd. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

De tenlastelegging betrof openlijk geweld in vereniging, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van in vereniging plegen van geweld, maar de rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.

De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat de gedragingen van de verdachte niet in verhouding stonden tot de aanranding van zijn medeverdachte. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers, en heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee dagen, gelijk aan het voorarrest, en heeft de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/169558-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. L.S. Wachters, advocaat te Arnhem, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Groningen openlijk, te weten, op de Grote Markt, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door
  • het stompen in het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of het naar de grond werken van die[slachtoffer 1] en/of het slaan en/of schoppen tegen/in de nek van die [slachtoffer 1] en/of een of meer andere lichaamsdelen en/of
  • het van achteren aanvallen van die [slachtoffer 2] waarbij die [slachtoffer 2] tegen het hoofd isgeslagen en op de grond is gevallen en/of (met kracht) te stompen op het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] en/of te schoppen tegen een of meer lichaamsdelen van die [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] het geweld in vereniging hebben gepleegd. Het gevecht is ontstaan tussen medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer 1] . Toen aangever [slachtoffer 2] zich met het gevecht ging bemoeien, heeft verdachte hem een klap gegeven. Verdachte heeft geen bijdrage geleverd aan de ruzie tussen medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer 1] . Het zijn twee losse mishandelingen geweest, namelijk van medeverdachte [medeverdachte] jegens aangever [slachtoffer 1] en van verdachte jegens aangever [slachtoffer 2] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2018, opgenomenop pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018206401 d.d. 6 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 14 juli 2018 omstreeks 07.00 uur, zag ik dat mijn vriend [slachtoffer 2] met een jongen stond te praten. Deze jongen was op een scooter. Dit was op de Grote Markt te Groningen. Die jongen en [slachtoffer 2] kregen ruzie. Bij deze jongen op de scooter was nog een jongen. Ik ben er toen naartoe gelopen en ben vervolgens in elkaar geslagen. Ik ben door de jongen van de scooter in elkaar geslagen en [slachtoffer 2] is door de jongen die erbij was in elkaar geslagen. Ik ben op de grond terecht gekomen en vanaf dat moment weet ik niets meer. Ik heb mijn bewustzijn verloren. Ik kwam weer bij in de ambulance.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2018, opgenomenop pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik was in de nacht van 13 op 14 juli 2018 samen met een vriend in het centrum van Groningen. Mijn vriend heet [slachtoffer 1] . Rond 05.30 uur of 06.00 uur ben ik naar een trap gelopen welke tijdelijk is aangebracht in verband met de nieuwbouw op de Grote Markt te Groningen. Op deze trap raakte ik in gesprek met twee meisjes. Op een gegeven ogenblik kwam er een man naar ons toegelopen. Deze man vertelde mij dat hij wilde spreken met de meisjes omdat zij van zijn school waren. Ik liep bij hem en de meisjes weg. Toen ik op enige afstand was, hoorde ik dat de man zei: “Fuck you”. Ik vroeg aan de man of hij het kon herhalen. De man kwam vervolgens op ons aflopen en hij sloeg mij vervolgens direct met een vuist tegen mijn hoofd. De man bleef mij vervolgens tegen het hoofd slaan met zijn vuisten. Hij sloeg mij zowel met zijn rechter- als linkervuist. Ik weet niet hoe vaak de man mij sloeg. Hij sloeg echt met kracht. Dat voelde ik wel. Op een gegeven moment opende ik mijn ogen en zag ik mijn vriend op de grond liggen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2018,opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op de camerabeelden van de beveiligingscamera's in het centrum van Groningen is de vechtpartij te zien tussen aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de beide verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . De beelden zijn veiliggesteld vanaf 14 juli 2018 07.21.27 uur tot 07.24.32 uur.
CAMERA 3 GROTE MARKT. Zicht op VVV-kantoor met trap.
07.22.51 uur - Er ontstaat een woordenwisseling tussen [slachtoffer 2] en [medeverdachte] . Plotseling staat [slachtoffer 1] op en loopt naar [medeverdachte] .
07.22.55 uur - [slachtoffer 1] heeft woorden met [medeverdachte] . [slachtoffer 1] maakt een beweging richting [medeverdachte] , waarop hij een duw krijgt van [medeverdachte] . [slachtoffer 1] doet een paar stappen terug, maar komt direct terug en krijgt een stomp in zijn gezicht van [medeverdachte] .
07.23.04 uur - [slachtoffer 1] en [medeverdachte] raken in gevecht. Over en weer wordt geschopt en geslagen. Zij verplaatsen zich naar het midden van het plein op de Grote Markt. [slachtoffer 2] komt er ook bij en slaat in op [medeverdachte] .
07.23.10 uur - [verdachte] komt erbij en slaat [slachtoffer 2] van achteren tegen het hoofd.
[slachtoffer 2] valt hierdoor op de grond. [verdachte] buigt zich over [slachtoffer 2] heen en geeft nog enkele stompen op het lichaam en richting het hoofd van [slachtoffer 2] . Dan gaat hij staan en schopt [slachtoffer 2] op het lichaam en in de richting van zijn hoofd. [slachtoffer 2] heeft met zijn armen zijn hoofd afgedekt. [medeverdachte] en [slachtoffer 1] verdwijnen uit beeld.
CAMERA 6 GELKINGESTRAAT. Zicht vanuit Gelkingestraat naar Grote Markt, gedeelte voor stadhuis (achtergrond ABN/AMRO).
07.23.12 uur - Vanuit de rechterkant komen 2 vechtende personen in beeld. Door de afstand zijn de beelden niet duidelijk, maar wel is de cognackleurige bontkraag te onderscheiden bij één van de vechtenden ( [medeverdachte] ) en bij de ander een lichte broek ( [slachtoffer 1] ) .
07.23.16 uur - Door beide personen wordt over en weer geslagen en geschopt.
07.23.20 uur - [slachtoffer 1] , in lichte broek, wordt onderuit gehaald door [medeverdachte] . Te zien is dat [medeverdachte] hem "beentje haakt". [slachtoffer 1] komt hierdoor op de grond terecht. [medeverdachte] slaat en schopt op [slachtoffer 1] in.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juli 2018,opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
A: Mijn vriend, [verdachte] , en ik kwamen tijdens het stappen twee meisjes tegen. Die meisjes gaven aan dat ze lastig gevallen werden door twee Engels sprekende jongens. Maar omdat ik dronken was zei ik tegen één van die jongens “Fuck you”. Eén van hen stapte toen op mij af en daarna begon de ruzie. Ik had toen de indruk dat ik een klap zou krijgen, wat niet gebeurde. Het ging juist andersom. Ik begon met slaan. Ik rende achter hem aan en liet hem struikelen. Nadat hij op de grond lag heb ik hem nog een keer geslagen en twee keer getrapt op zijn rug. Ik had hem ook kunnen laten weglopen. Ik liet hem struikelen en sloeg hem en trapte hem een paar keer op zijn rug. Ik heb hem geslagen met een vuist.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 juli 2018,opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Beide jongens begonnen tegen [medeverdachte] te vechten. Ik heb mij er toen ook mee bemoeid en heb die dikke jongen gepakt. Ik heb die dikke van achteren een klap in de nek gegeven. Door de klap in de nek viel hij op de grond. Ik heb hem toen een aantal klappen gegeven en een paar schoppen gegeven. Ik heb hem in zijn buik en tegen zijn benen geschopt. Ik zag dat [medeverdachte] even verderop stond en dat die dunne jongen op de grond lag. Op het moment dat die dikke jongen op de grond lag, ging ik door met slaan en schoppen. Ik was nog heel erg boos. Ik had op dat moment op moeten houden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Bovendien moet er tussen verdachte en zijn medeverdachte sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is van het “in vereniging” plegen van het geweld. Het betreft een gevecht tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aan de ene kant en aangever [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 2] aan de andere kant. Verdachte heeft een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan dit geweld door aangever [slachtoffer 2] meerdere keren te slaan en te schoppen. Dit bekent verdachte ook. Daarnaast is er gelet op de onderlinge betrokkenheid ook sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte bemoeit zich met het gevecht om zijn vriend te helpen. Tot slot gaan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] er gezamenlijk weer vandoor. Dat verdachte enkel tegen één van de aangevers geweld heeft gebruikt, doet daar niets aan af.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 juli 2018 te Groningen openlijk, te weten, op de Grote Markt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door
- het stompen in het gezicht van die [slachtoffer 1] en het naar de grond werken van die [slachtoffer
1] en het slaan en schoppen tegen die [slachtoffer 1] en
- het van achteren aanvallen van die [slachtoffer 2] waarbij die [slachtoffer 2] tegen het hoofd is geslagen en op de grond is gevallen en te stompen op het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] en te schoppen tegen die [slachtoffer 2] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu er sprake is van noodweer dan wel noodweerexces. Op het moment dat beide aangevers met medeverdachte [medeverdachte] in gevecht zijn en er een twee tegen één situatie is ontstaan, heeft verdachte zich genoodzaakt gevoeld om zijn vriend te helpen. Verdachte heeft een ander verdedigd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, heeft de raadsvrouw subsidiair bepleit dat er sprake is van noodweerexces. Verdachte heeft aangegeven dat hij heel erg boos was omdat zijn vriend werd aangevallen. Op de camerabeelden is ook te zien dat verdachte in eerste instantie heel rustig en afwachtend is. Het is daarom aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld als gevolg van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dan wel noodweerexces dient te worden verworpen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van een noodweersituatie aangezien de groep van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] als eerste geweld heeft gebruikt. Verder dient er voor een geslaagd beroep op noodweerexces sprake te zijn van een hevige gemoedsbeweging. Hiervoor is enkel ‘boos zijn’ niet voldoende.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van de aangevers worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eens anders lijf, namelijk van medeverdachte [medeverdachte] . Op het moment dat verdachte zich met het gevecht bemoeit, betreft het een twee tegen één situatie waarbij er door beide aangevers geweld wordt gebruikt tegen medeverdachte [medeverdachte] . Echteris deze noodweersituatie niet zodanig geweest dat de gedragingen van verdachte, te weten het met de vuist slaan tegen het achterhoofd van aangever [slachtoffer 2] en hem – nadat hij ten gevolge van de klap is gevallen – meerdere malen slaan en schoppen, geboden waren voor de noodzakelijke verdediging van medeverdachte [medeverdachte] . Het verdedigingsmiddel, zowel de eerste klap als het geweld dat daarop volgt, staat namelijk in onredelijke verhouding tot de relatief milde ernst van de aanranding. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank is verder van oordeel dat er geen aanwijzing is dat er bij verdachte sprake is geweest van een zodanig hevige gemoedsbeweging dat het overscrhijden van de grenzen van de noodzakelijke verdediging verontschuldigbaar zou zijn. Ook het beroep op noodweerexces wordt derhalve verworpen.
Het bewezenverklaarde levert op: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uur.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf. Zij heeft daartoe aangevoerd dat rekening gehouden dient te worden met de rol van de aangevers, het tijdsverloop en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Verder heeft de raadsvrouw gepleit voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de ochtend van 14 juli 2018 samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijk geweld op de Grote Markt in Groningen. Hierbij zijn beide slachtoffers uiteindelijk op de grond terechtgekomen en vervolgens geslagen en geschopt. Eén van de slachtoffers is daarbij buiten bewustzijn geraakt. Verdachte heeft eraan bijgedragen dat er een inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast zorgen dit soort geweldsfeiten voor gevoelens van angst en onrust in de maatschappij, met name bij de mensen die daarvan getuige zijn. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarbij als uitgangspunt voor openlijk geweld met lichamelijk letsel ten gevolg een taakstraf van 150 uren wordt gehanteerd.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest wegens geweldsdelicten.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de rol die de slachtoffers in het conflict hebben gehad. Ze hebben zich niet onttrokken aan het conflict en hebben zelf ook geweld gebruikt. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen meerwaarde meer in het opleggen van een onvoorwaardelijke of voorwaardelijke taakstraf. De rechtbank zal volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, ziet de rechtbank in de persoon van verdachte geen aanleiding voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.