ECLI:NL:RBNNE:2022:3805

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
18/261382-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 17 juni 2020 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de N34 te Odoorn, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Opel Karl, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend reed. Dit leidde tot een frontale botsing met een Opel Vivaro, bestuurd door een getuige. Door het rijgedrag van de verdachte is een inzittende van zijn voertuig, genaamd [slachtoffer 1], overleden en heeft een andere inzittende, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de verkeerde weghelft reed, wat resulteerde in de fatale aanrijding. Tijdens de rechtszaak werd de verdachte niet ter terechtzitting vertegenwoordigd, maar het openbaar ministerie was aanwezig. De rechtbank heeft de ernst van de gevolgen van het ongeval in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte het ongeval niet opzettelijk heeft veroorzaakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien maanden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat heeft geleid tot strafvermindering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
Parketnummer 18-261382-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 oktober 2022.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2020, te Odoorn, in elk geval in de gemeente Borger-Odoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N34, komende uit de richting van Exloo en gaande in de richting van Emmen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig naar links te rijden of te manoeuvreren, althans niet voldoende rechts te houden, dat verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig is terecht gekomen op de/het voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde rijstrook of gedeelte van die weg, juist op het moment dat een over laatstgenoemd(e) rijstrook of weggedeelte van die weg tegemoetkomend motorrijtuig het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht was genaderd, waardoor een inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of waardoor een inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenbeenfractuur en een onderbeenfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2020, te Odoorn, in elk geval in de gemeente Borger-Odoorn, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Nijewei, komende uit de richting van Exloo en gaande in de richting van Emmen, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig naar links is gereden of gemanoeuvreerd, althans niet voldoende rechts heeft gehouden, dat verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig is terecht gekomen op de/het voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde rijstrook of gedeelte van die weg, juist op het moment dat een over laatstgenoemd(e) rijstrook of weggedeelte van die weg tegemoetkomend motorrijtuig het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht was genaderd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.17 juni 2020,opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020159311 d.d. 22 september 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 17 juni 2020, omstreeks 06.20 uur, kregen wij de opdracht om te gaan naar de N34, ter hoogte van hectometerpaal 72.9, te Odoorn. Wij waren om 06.23 uur ter plaatse. Ik zag een enorme ravage op de weg. Ik zag een kleine witte auto, welke aan de voorzijde volledig in elkaar zat. Ik zag een witte bestelbus welke aan de voorzijde ook behoorlijke schade had. Ik zag in de kleine witte auto op de bestuurdersstoel een man zitten die bekneld zat. Ik zag dat de omstander mij het slachtoffer aanwees. Ik ben vervolgens naar het slachtoffer gelopen. Ik zag dat er achter het slachtoffer een man zat, welke het slachtoffer ondersteunde. Ik hoorde dat de man met het beenletsel in het Engels zei dat hij zijn been had gebroken. Ik zag dat er een man op de bestuurdersstoel zat. Ik hoorde dat hij het uitschreeuwde van de pijn. Ik zag dat hij op verschillende plekken bebloed was, onder andere zijn armen en gezicht. Ik zag dat hij klem zat tussen het stuur, het dashboard en de stoel. Ik ben hierop naar de passagierszijde gelopen en ik zag dat er een jonge vrouw in het midden van de auto zat/hing. Ik zag dat zij klem zat tussen de voorzijde van de beide voorstoelen en het dashboard. Ik heb een hartslag geprobeerd te vinden, zonder succes. Ook zag ik geen ademhalingsbewegingen. Nadat we in de ambulance zo'n twintig minuten bezig waren, terwijl het slachtoffer de gehele tijd asystool was, is unaniem besloten om de reanimatie te beëindigen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2020,opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik kreeg het verzoek of ik kon uitsluiten wie de bestuurder van de witte Opel Karl met kenteken [kenteken] is geweest, en wie de passagier is geweest. Hij heeft mij hiertoe kopieën van de identiteitskaarten van [slachtoffer 2] en [verdachte] doen toekomen. Ik kan met zekerheid zeggen dat de bestuurder betreft: [verdachte] , [geboortedatum] -1996. De foto op zijn identiteitskaart komt overeen. Tevens zag ik naast de bestuurder, als passagier voorin de auto, een vrouw zitten. Ik zag dat deze vrouw de benen onder het dashboard aan de rechterzijde (passagierszijde) van het voertuig had. Ik zag dat zij bekneld zat tussen de passagiersstoel en het dashboard. Dit bleek later te gaan om [slachtoffer 1] , [geboortedatum] .
In het voorbijgaan heb ik in de berm naast het voertuig een man zien liggen. Deze man lijkt zeer sterk op [slachtoffer 2] , [geboortedatum] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal plaats delict d.d. 21 juli 2020, opgenomenop pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
De bestuurder van de Karl reed over de N34 komende uit de richting Exloo en gaande in de richting van Emmen. De bestuurder van de Vivaro had eveneens gereden over de N34, echter deze kwam uit de richting van Emmen en was gaande in de richting van Exloo. Dit was de tegenovergestelde richting van de Karl. De bestuurder van de Karl reed door een onduidelijk gebleven oorzaak geleidelijk richting de voor hem verkeerde weghelft, welke bestemd was voor het verkeer uit tegenover gestelde richting. Op het moment dat de bestuurder van de Karl volledig op de verkeerde weghelft reed kon de tegemoetkomende bestuurder van de Vivaro de Karl niet meer ontwijken. Dit met een frontale aanrijding tussen beide voertuigen tot gevolg. Door deze aanrijding is de bijrijdster van de Karl ter plaatse aan haar verwondingen overleden en zijn de bestuurder en de passagier, die achterin zat, gewond geraakt. Er zijn geen technische gebreken aan de betrokken voertuigen aangetroffen welke van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan, verloop en/of de gevolgen van dit ongeval. Tevens waren er geen omgevingsfactoren welke van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan, verloop en/of de gevolgen van dit ongeval.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 juni 2020,opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 17 juni 2020, omstreeks 06.00 uur ben ik als bestuurder van mijn bedrijfsbus, een Opel, Vivaro, vertrokken in de richting van Hoogezand. Ik rijd via de N34. Het was goed en helder weer. Ik naderde de afslag Odoorn. Het verkeer dat mij tegemoet kwam, reed steeds in een rijtje van auto's. We reden ongeveer 80 à 90 kilometer uur. Toen ik de afslag Odoorn gepasseerd was, kwam ik bij het stuk waar je ook kunt inhalen. Ik zag ineens, dat de VW Caddy voor mij naar rechts in de richting van de rechter berm uitweek. Op dat zelfde moment zie ik een klein auto mij tegemoet komen rijden op mijn weghelft. Ik kon toen al niets meer doen en de auto botste frontaal tegen mij aan. Het ging zo snel, dat ik gewoon niets kon doen om de aanrijding te voorkomen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 juni 2020,opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
Ik reed tussen de afslag Odoorn en Exloo. Ik reed in een colonne en de tegenliggers reden ook in colonne. Ik zag uit tegengestelde richting, dus uit de richting van Borger, een auto uit de stoet langzaam uit de rij naar mijn weghelft toekomen. Ik zag dat het een wit autootje was.
Ik kon nog net uitwijken. Ik heb toen in mijn spiegels gekeken en zag dat de bedrijfsbus, die achter mij reed, niet meer kon uitwijken, en dat het witte autootje frontaal op de bus achter mij klapte.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juli 2020,opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 17 juni 2020 was ik ter plaatste bij het verkeersongeval op de N34. Ter plaatse hoorde ik getuige [naam 1] . De getuige was inzittende van het voertuig dat achter het verongelukte voertuig reed. Ik hoorde de getuige het volgende zeggen: Voor ons reed nog een personenauto van [bedrijf] met daarin drie collega's die daar ook voor werken. Tussen Exloo en Odoorn zag ik dat de auto met de drie collega's vanuit het niets begon te zwenken en hierna de andere weghelft op stuurde. Ik zag dat de auto geheel op de andere weghelft kwam. Ik zag dat er een witte bus, uit tegengestelde richting aan kwam rijden. Ik zag dat de auto met daarin de drie collega's en de bus, elkaar frontaal raakte. Het was een harde knal en een grote ravage. Ik weet nog dat wij met 80 kilometer per uur achter onze collega's reden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 juni 2020,opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zit nu met allemaal schroeven en platen in mijn benen. Ik mag 6 weken niet op mijn benen staan.
8. Een geneeskundige verklaring, op 1 juli 2020 opgemaakt en ondertekend door drs. E.F.M. Veldhuis,chirurg, opgenomen op pagina 36 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als diens verklaring:
Achternaam: [slachtoffer 2] .
Voornamen: [slachtoffer 2] .
Uitwendig waargenomen letsel: open bovenbeen fractuur links, onderbeen fractuur links.
Geschatte duur van genezing: maanden.
Bewijsoverwegingen
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat het rijgedrag van verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake is geweest van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken dient te worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en naar de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in genoemde zin.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen afkomstig uit het strafdossier stelt de rechtbank vast dat de personenauto waarvan verdachte de bestuurder was, een Opel Karl, reed op de N34 komende uit de richting Exloo en gaande in de richting van Emmen. Ter hoogte van hectometerpaal 72.9 te Odoorn heeft een aanrijding plaatsgevonden met een bestelbus waarvan getuige [naam 2] de bestuurder was, een Opel Vivaro. Uit de verklaringen van de getuigen blijkt dat de auto van verdachte op de verkeerde weghelft raakte. Vanuit het niets zwenkte de auto langzaam op de verkeerde weghelft, waardoor deze auto frontaal botste met de bestelbus. Uit de verklaring van getuige [naam 1] , die achter de personenauto van verdachte reed, leidt de rechtbank af dat verdachte met een snelheid van ongeveer tachtig kilometer per uur reed. De auto’s reden op dat moment namelijk, blijkens de verklaringen van getuigen [naam 2] en [naam 4] , in colonne.
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat de auto waarvan verdachte de bestuurder was meerdere gevaarlijke inhaalmanoeuvres maakte, maar dit wordt niet door de andere getuigen bevestigd. Dat van gevaarlijke inhaalmanoeuvres sprake zou zijn, heeft [naam 3] bovendien niet zelf gezien, maar heeft hij van iemand anders gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van (meerdere) gevaarlijke inhaalmanoeuvres. Voorts is niet gebleken dat verdachte onder invloed was van alcohol of drugs. Evenmin is gebleken dat ten tijde van het ongeval sprake is geweest van een technisch mankementen aan de personenauto.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat verdachte, rijdend met een snelheid van ongeveer tachtig kilometer per uur op een tweebaansweg, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden maar plotseling en zonder enige aanleiding, zo ver naar links is gekomen dat hij daardoor op de verkeerde weghelft is terechtgekomen en daar frontaal in botsing is gekomen met een op die andere weghelft rijdende tegenligger. Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is. Dat kan in concreto evenwel anders zijn wanneer omstandigheden aannemelijk zijn geworden - bijvoorbeeld dat de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde - waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken.
Dergelijke omstandigheden die zouden kunnen wijzen op verontschuldigbare onmacht zijn de rechtbank niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook zodanig gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is.
Met betrekking tot het antwoord op de vraag of bij getuige [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan overweegt de rechtbank als volgt.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Wanneer sprake is van botfracturen waarbij operatief ingrijpen van een zekere ernst is vereist, geldt in de regel dat dergelijke fracturen, vanwege onder meer de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen, zwaar lichamelijk letsel vormen. Gebleken is dat er bij [slachtoffer 2] meerdere fracturen zijn, waarbij operatief ingrijpen noodzakelijk is geweest. Er zijn schroeven en platen aangebracht. De onderzoekend arts schatte de duur van genezing op meerdere maanden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het letsel van getuige [slachtoffer 2] dan ook als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 juni 2020, te Odoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de N34, komende uit de richting van Exloo en gaande in de richting van Emmen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig naar links te rijden of te manoeuvreren, dat verdachte met het door hem bestuurde motorrijtuig is terecht gekomen op de voor het verkeer uit tegengestelde richting bestemde rijstrook of gedeelte van die weg, juist op het moment dat een over laatstgenoemde rijstrook van die weg tegemoetkomend motorrijtuig het door verdachte bestuurde motorrijtuig reeds dicht was genaderd, waardoor een inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 1] , werd gedood en waardoor bij een inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een bovenbeenfractuur en een onderbeenfractuur, is ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood toegebracht, en overtreding van artikel 6 van de
Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien maanden gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Door zijn rijgedrag is er een botsing ontstaan met de tegenligger. Verdachte heeft met zijn verkeersgedrag de verkeersveiligheid in ernstige mate geschonden. Dit handelen heeft ertoe geleid dat het slachtoffer [slachtoffer 1] is overleden en het slachtoffer [slachtoffer 2] fors letsel heeft opgelopen. Dit alles heeft groot leed veroorzaakt bij het slachtoffer en de nabestaanden. De rechtbank heeft echter ook in aanmerking genomen dat verdachte dit ongeval ook niet heeft gewild en dat de gevolgen van het ongeval ook voor hem groot zijn geweest.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de ernstige gevolgen van het verkeersongeval, maar ook op landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze oriëntatiepunten nemen in gevallen als het onderhavige als uitgangspunt een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het delict is gepleegd door een zogenoemde ‘first offender’. Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2022 volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een (soortgelijk) strafbaar feit. De rechtbank neemt dit oriëntatiepunt als uitgangspunt, maar houdt bij het bepalen van de strafsoort ook rekening met de omstandigheid dat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Een taakstraf behoort daardoor niet tot de mogelijkheden.
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn (in beginsel twee jaar) te worden berecht. Het ongeval heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. Voorts is verdachte op 25 juni 2020 gehoord door de politie, waarna het onderzoek is gesloten op 22 september 2020. Op 7 oktober 2022 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Dit betekent dat in dit geval de redelijke termijn is overschreden. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien maanden, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen van het 14a, 14b, 14c en 57 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van één maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
tien maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. R. Baluah, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2022. mrs. M.J.B. Holsink en R. Baluah zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.