ECLI:NL:RBNNE:2022:3801

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
10086626 CV EXPL 22-4885
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale proceskostenveroordeling bij niet-verschenen gedaagde in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres [A] en gedaagde [B], die niet is verschenen. De procedure is gestart door middel van een dagvaarding die op 15 september 2022 aan [B] is betekend. Eiseres vorderde onder andere dat [B] de door hem gehuurde woning vóór 1 oktober 2022 zou verlaten en ontruimen, en dat hij een dwangsom zou betalen voor elke dag dat hij in gebreke bleef. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst die op 15 november 2021 was aangegaan, waarbij [B] de huur per 1 oktober 2022 had opgezegd. Eiseres heeft aangegeven dat zij een nieuwe huurovereenkomst met andere huurders heeft gesloten en dat zij [B] een bedrag van € 2.695,- had terugbetaald als teveel betaalde huur. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van [A] en dat het aannemelijk was dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat [B] geen gebruiksrecht meer had. De vordering is toegewezen, met inachtneming van een kennelijke verschrijving in het petitum. Tevens is [B] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 7.019,68, met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 10086626 \ CV EXPL 22-4885

vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 23 september 2022

inzake

[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.J.L. Baas,
tegen

[B] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
tegen wie verstek is verleend.
Partijen zullen hierna [A] en [B] worden genoemd.

Procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de mondelinge behandeling
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

Motivering

De feiten

2.1
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
Tussen partijen is op 15 november 2021 een schriftelijke huurovereenkomst aangegaan met [A] als verhuurder en [B] als huurder met betrekking tot woonruimte aan het [adres] . De overeenkomst is aangegaan voor de duur van een jaar, vanaf 20 november 2021 tot en met 19 november 2022. De verschuldigde jaarhuur is door [B] ineens bij wijze van vooruitbetaling voldaan.
2.2.
Bij WhatsAppbericht van 25 juni 2022 heeft [B] aan [A] meegedeeld dat hij per 1 oktober naar [buitenland] zou vertrekken. Hij vraagt [A] daarbij om de al door hem betaalde de laatste maanden aan hem terug te storten.
Bij e-mail van 26 juni 2022 aan [A] heeft [B] de huur per 1 oktober opgezegd.
2.3.
[A] heeft [B] in reactie op de opzegging bij e-mail van 26 juni 2022 bericht dat zij akkoord gaat met de opzegging. Ze heeft daarbij tevens aangegeven dat zij [B] een bedrag van € 2.695,- als restant teveel betaalde huur zal terugbetalen en dat heeft zij vervolgens op diezelfde dag gedaan.
2.4.
[B] heeft eind augustus 2022 te kennen gegeven dat hij de woonruimte niet zal verlaten en van [A] geldbedragen geëist. Ondanks herhaalde verzoeken en sommaties van de zijde van (de gemachtigde van) [A] is [B] niet op dit standpunt teruggekomen.
2.5.
[A] had inmiddels andere huurders voor de woonruimte gevonden en is met hen op 3 augustus 2022 een huurovereenkomst aangegaan, ingaande 3 oktober 2022.
De vordering en het verweer
3.1
[A] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige maatregel, dan wel bij wege van voorschot:
1. [B] te veroordelen tot het uiterlijk vóór 1 oktober 2022, dan wel een door de rechtbank te bepalen datum op de kortst mogelijke termijn, verlaten van de daartoe bezemschoon gemaakt en ontruimde woning, onder afgifte van de sleutels aan [A] ;
2. [B] te veroordelen tot het voldoen van een dwangsom, groot € 1.500,- per dag of gedeelte daarvan dat hij weigerachtig is om gehoor te geven aan de hiervoor onder “1.”opgenomen veroordeling, dan wel een door de kantonrechter te bepalen dwangsom- en maximum;
3. [B] te veroordelen tot voldoening van de huurprijs naar rato voor iedere dag dat hij na de laatste dag van september 2022 nog in de woning aanwezig zal zijn;
4. [B] te veroordelen tot voldoening van een voorschot op schadevergoeding aan [A] ter waarde van 1 maand huur voor iedere maand of gedeelte van de laatste maand, dat de woning na 1 oktober 2022 onbewoond en ontruimd door [B] wordt opgeleverd aan [A] , zodat [A] daarmee haar tekortkoming jegens haar nieuwe huurder kan delgen, dan wel een door de kantonrechter in redelijkheid vast te stellen bedrag aan schadevergoeding aan [A] toe te kennen;
5. [B] te veroordelen in de kosten van dit geding, waarbij [A] veroordeling van [B] in de kosten van griffierecht en dagvaardingskosten, primair te vermeerderen met reële advocaatkosten ad € 6.806,25 dan wel een in goede justitie door de kantonrechter te
bepalen bedrag, en subsidiair te vermeerderen met de advocaatkosten conform het liquidatietarief;
6. [B] te veroordelen in de wettelijke rente over de proceskosten vanaf het moment van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[B] is niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
De beoordeling
3.1.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid op 15 september 2022 door de deurwaarder in persoon aan [B] is betekend. Tegen de niet verschenen [B] is daarop verstek verleend.
3.2.
[A] heeft met haar beroep op de nieuw door haar aangegane huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte waar het om gaat voldoende spoedeisend belang bij haar vordering gesteld en aannemelijk gemaakt.
Verder is het gelet op het door [A] gestelde aannemelijk dat in een mogelijke bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [B] per 1 oktober 2022 geen gebruiksrecht ten aanzien van de woning meer toekomt en deze dient te verlaten.
De vordering komt de kantonrechter daarom niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met dien verstande dat – zoals door de gemachtigde van [A] ter zitting is bepleit - in het petitum onder 4. tussen “2022” en “onbewoond” het woordje “niet” zal worden ingelezen. De kantonrechter oordeelt op dit punt dat sprake is van een kennelijke verschrijving.
3.3.
Het voorgaande geldt eveneens met betrekking tot de gevorderde integrale proceskostenveroordeling, gelet op hetgeen [A] daaraan ten grondslag heeft gesteld.
3.4.
[B] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op:
- explootkosten € 127,43
- griffierecht € 86,00
- kosten gemachtigde
€ 6.806,25
totaal € 7.019,68.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum van dit vonnis, 23 september 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
4. Beslissing
De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
4.1.
veroordeelt [B] om vóór 1 oktober 2022 de bezemschoon gemaakte woonruimte aan [adres] te verlaten en te ontruimen onder afgifte van de sleutels aan [A] ;
4.2.
veroordeelt [B] tot het voldoen van een dwangsom, groot € 1.500,- per dag of gedeelte daarvan dat hij weigerachtig is om gehoor te geven aan de hiervoor onder 4.1. uitgesproken veroordeling;
4.3.
veroordeelt [B] tot voldoening aan [A] van de huurprijs naar rato voor iedere dag dat hij na de laatste dag van september 2022 nog in de woning aanwezig zal zijn;
4.4.
veroordeelt [B] tot voldoening van een voorschot op schadevergoeding aan [A] ter waarde van 1 maand huur voor iedere maand of gedeelte van de laatste maand, dat de woning na 1 oktober 2022 niet onbewoond en ontruimd door [B] wordt opgeleverd aan [A] , zodat [A] daarmee haar tekortkoming jegens haar nieuwe huurder kan delgen;
4.5.
veroordeelt [B] in de kosten van de procedure, tot op heden vastgesteld op € 7.019,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum van dit vonnis, 23 september 2022, tot aan de dag der algehele voldoening;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. H.J. Idzenga, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 324