Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 23 september 2022
[A] ,
[B] ,
Procesverloop
Motivering
De feiten
€ 6.806,25
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres [A] en gedaagde [B], die niet is verschenen. De procedure is gestart door middel van een dagvaarding die op 15 september 2022 aan [B] is betekend. Eiseres vorderde onder andere dat [B] de door hem gehuurde woning vóór 1 oktober 2022 zou verlaten en ontruimen, en dat hij een dwangsom zou betalen voor elke dag dat hij in gebreke bleef. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst die op 15 november 2021 was aangegaan, waarbij [B] de huur per 1 oktober 2022 had opgezegd. Eiseres heeft aangegeven dat zij een nieuwe huurovereenkomst met andere huurders heeft gesloten en dat zij [B] een bedrag van € 2.695,- had terugbetaald als teveel betaalde huur. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van [A] en dat het aannemelijk was dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat [B] geen gebruiksrecht meer had. De vordering is toegewezen, met inachtneming van een kennelijke verschrijving in het petitum. Tevens is [B] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 7.019,68, met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.