ECLI:NL:RBNNE:2022:3800

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
18/133512-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van producten bestemd voor illegale hennepteelt en opzettelijke aanwezigheid van hennep

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van producten die bestemd zijn voor illegale hennepteelt en het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 7 kilogram hennep. De verdachte, geboren in 1982 en werkzaam bij een growshop in Drachten, heeft in de periode van 4 januari 2017 tot en met 15 februari 2017 samen met een medeverdachte diverse hennepgerelateerde producten verkocht aan pseudokopers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de verkochte goederen bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. Tijdens de zitting op 30 september 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij op de hoogte was van de illegale verkoop van deze producten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de feiten als ernstig gekwalificeerd, gezien de maatschappelijke impact van illegale hennepteelt en de rol van de verdachte in het faciliteren daarvan. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder eerdere veroordelingen en zijn huidige situatie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-133512-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 14 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 4 januari 2017 tot en met 15 februari 2017 te Drachten, gemeente Smallingerland (in een growshop gelegen aldaar aan [straatnaam] genaamd " [bedrijf] "), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen te weten, ongeveer: 40 armaturen en/of 26 koolstoffilters en/of 483, althans een groot aantal assimilatielampen en/of 33 ventilatoren en/of 11 slakkenhuizen en/of 13 transformatoren en/of 2 tijdschakelaars en/of een aantal pallets met zakken aardemix (supreme lightmix) en/of een Co2 generator en/of 51 afzuigslangen en/of 2 dompelpompen en/of 47 Deense bodems en/of 4 kweektenten en/of 9 waterpompen en/of 115, althans een groot aantal koppelstukken en/of een grote hoeveelheid groeimiddelen en/of plantenvoeding en/of een hoeveelheid strijkzakken en/of 3 droognetten en/of 8 droogtafels en/of een aantal knipscharen en/of een weegschaal, te koop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt, en/of heeft vervoerd en/of voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2 hij op of omstreeks 15 februari 2017 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7058 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide feiten. Ten aanzien van het eerste feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat de voorwerpen die zijn aangetroffen in [bedrijf] vanwege hun aard en functie bestemd waren voor bedrijfsmatige hennepteelt. Uit de bevindingen van de pseudokopers blijkt dat verdachte daarvan wist. Het tweede feit kan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, omdat uit het dossier blijkt dat verdachte mede verantwoordelijk was voor het voorhanden hebben van de aangetroffen hennep.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit voor beide feiten. Hij heeft aangevoerd dat de bevindingen van de pseudokopers moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna:
Sv). Het bevel is in strijd met het derde lid van artikel 126i Sv op 11 januari 2017 mondeling gegeven en pas twee dagen later op schrift gesteld. Er wordt in het bevel verwezen naar informatie uit een onderzoek waarvan de stukken niet in het dossier zijn gevoegd. Daarnaast vond de koop plaats op 15 februari 2017, terwijl het bevel tot 12 februari 2017 van kracht was. Ten slotte heeft de raadsman opgemerkt dat pseudokoop een eenmalig, kortstondig karakter heeft. In onderhavige zaak is sprake van meerdere handelingen op meerdere momenten. Het handelen van de pseudokopers lijkt in deze zaak op infiltratie. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van feit 1. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier enkel bewijs bevat dat verdachte op 15 februari 2017 goederen heeft verkocht, waarvan hij kon vermoeden dat ze bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. Voor de bewezenverklaring moet worden uitgegaan van de goederen die op de eerste offerte staan opgenomen.
Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsman aangevoerd dat er geen reden was voor doorzoeking van de container, als de bevindingen van de pseudokopers worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet wist dat er 7 kilogram hennep in de container lag. Uit het dossier blijkt dat het goed verborgen was. Daarom moet vrijspraak volgen voor feit 2.
Oordeel van de rechtbank
Verweer tot bewijsuitsluiting
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bevindingen van de pseudokopers dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Dit betreft een verweer als bedoeld in artikel 359a, eerste lid en onder b Sv. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij een dergelijk verweer van de verdediging mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren wordt omschreven dat het gestelde vormverzuim tot bewijsuitsluiting moet leiden. De factoren die de wet noemt zijn het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Nu niets is aangevoerd over deze factoren, zal de rechtbank het verweer reeds daarom terzijde schuiven.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 30 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was ook in de periode van 4 januari 2017 tot en met 15 februari 2017 verkoper bij [bedrijf] in Drachten. Het klopt dat ik op 15 februari 2017 goederen heb geleverd aan de pseudokopers die geschikt zijn voor het inrichten van een kwekerij. Ik was op de hoogte van de wijziging van de Opiumwet en ik wist dat bepaalde zaken niet meer mochten worden verkocht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2017,opgenomen op pagina 359 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016307498 van 6 oktober 2017, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 februari 2017 was ik verbalisant [verbalisant] aanwezig bij de doorzoeking ter in beslag name in [bedrijf] gelegen aan het [straatnaam] te Drachten. Ik verbalisant zag dat in [bedrijf] diverse goederen aanwezig waren voor de bedrijfsmatige teelt van hennep.
Indicator plantmateriaal
Tijdens de doorzoeking werden 242 hennepstekken aangetroffen in een ruimte rechts achterin [bedrijf] . Tijdens de doorzoeking werden in de koelkast welke onder de toonbank 8 gripzakjes met elk 100 hennepzaden aangetroffen.
Indicator ziektebestrijding
Tijdens de doorzoeking werden diverse middelen tegen ziektebestrijding aangetroffen.
Indicator voeding
Tijdens de doorzoeking werden onder de trap naar de bovenverdieping diverse slangen voor een drupsysteem aangetroffen.
Indicator belichting
Tijdens de doorzoeking werden op verschillende plekken in [bedrijf] diverse assimilatielampen, transformatoren en tijdklokken aangetroffen, zowel nieuwe als gebruikte.
Indicator ventilatie
Tijdens de doorzoeking werden op verschillende plekken in het Groen doel diverse slakkenhuizen, koolstoffilters en afzuigslangen aangetroffen, zowel nieuwe als gebruikte.
Indicator Co2-supplentie
Tijdens de doorzoeking werd in de winkel een Co2 generator aangetroffen van het merk Auto Pilot.
Indicator bodem
Tijdens de doorzoeking werd in [bedrijf] diverse pallets met donkere zakken aangetroffen. Op het etiket stond Supreme lightmix 50 Itr SOst.p/pallet.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 februari 2017,opgenomen op pagina 344 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 februari 2017 was ik verbalisant [verbalisant] aanwezig bij de doorzoeking ter in beslag name in [bedrijf] gelegen aan het [straatnaam] te Drachten. Tijdens deze doorzoeking zijn diverse goederen in beslag genomen. Ik heb deze gegevens verzameld en een totaal lijst gemaakt welke hieronder te zien is.
De rechtbank verwijst naar de lijst die als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 16 januari 2017, opgenomen op pagina 299 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 11 januari 2017 kregen wij, pseudokopers PS04 en PS05, de opdracht om contact te leggen met de eigenaar het tuincentrum " [bedrijf] ", gevestigd aan de [straatnaam] te Drachten. Wij zagen een man achter de toonbank staan. Naderhand is een politiefoto aan ons verstrekt van ene [verdachte] . Deze afgebeelde persoon herkenden wij beiden als de persoon die achter de toonbank stond. Verder zagen wij door een raam een tweede persoon zitten in een kantoorruimte van de winkel. Deze herkenden wij eveneens aan de hand van een al eerder verstrekte foto. De door de begeleider verstrekte informatie bij deze afbeelding was dat dit de eigenaar van het tuincentrum is, geheten [naam]. Wij lieten [verdachte] weten dat wij een loods tot onze beschikking hadden en dat daar een ruimte beschikbaar was voor het één en ander. [verdachte] vroeg aan ons of wij wat wilden gaan telen. Wij hebben tegen [verdachte] gezegd dat wij best wel geld tot onze beschikking hadden en dat geld niet ons eerste probleem zou zijn. [verdachte] vroeg ons vervolgens hoe de ruimte er uit ziet. Wij hebben hem de informatie gegeven dat het een ruimte betreft van 5 bij 12 meter. Wij hoorden hem zeggen dat dit een ideale ruimte is waar je heel veel mee kunt. [verdachte] vertelde ons dat wij 24 lampen konden gaan ophangen en dat er dan hiermee wel een winst gemaakt kon worden van 40.000 euro wat kon oplopen tot 60.000 euro. [verdachte] heeft ons vervolgens verteld over een airconditioner die koelt met water, diverse soorten lampen en andere mogelijkheden. Vervolgens zagen wij dat [naam] bij ons en bij [verdachte] kwam staan. Wij vertelden hem ook hetzelfde wat wij [verdachte] hadden verteld. Nog voordat wij daadwerkelijk hadden uitgesproken naar [naam] dat wij een hennepkwekerij wilden beginnen zei hij tegen ons: "Dus jullie willen een kwekerij beginnen?". Dit hebben wij bevestigd. Wij vroegen aan [naam] of hij ons kon adviseren en of wij bij hem goederen konden aankopen ten einde een hennepkwekerij te kunnen gaan beginnen. [naam] antwoorde dat dit mogelijk was. Wij zagen dat [naam] even wegliep naar de loods en even later terugkwam met een ambtshalve bekende kweekbak voor hennepplanten van circa 1 meter lang en 20 centimeter breed. Hij vroeg aan ons of deze bakken er misschien lagen. Wij bevestigden dit. Wij hoorden hem toen zeggen: "Ja deze worden vaak voor kwekerijen gebruikt". Nadat wij ook [naam] hadden gezegd dat wij ons graag laten adviseren over hoe wij het beste een hennepkwekerij konden opzetten hoorden wij dat [naam] en [verdachte] onderling gingen overleggen over wat in deze specifieke ruimte de beste oplossing zou zijn voor het inrichten van een hennepkwekerij. Hierbij werd er door [naam] en [verdachte] een schets gemaakt van de ruimte en van een mogelijke opstelling van de kwekerij. Tussentijds werden er voornamelijk vragen gesteld door [naam] en [verdachte] aan ons. Zij vroegen onder meer:
  • Willen jullie de planten op de vloer of op tafels?
  • Waar is de stroom en het water en de afvoer gesitueerd in de ruimte?
  • Gaat geluid een probleem geven in de omgeving?
  • Uit welk materiaal bestaan de wanden?
  • Wat voor kweekgrond willen jullie?
  • Wat voor een elektriciteitsmeter is er gesitueerd in de loods?
Ze adviseerden ons zowel de stroom als het water voor de meters af te tappen. [naam] benoemde dit als de stroom "jatten". Anders zou het grote verbruik opvallen en daarbij zou het veel te veel gaan kosten. Ook hoorden wij [naam] zeggen dat het eventueel omleggen van het water niet moeilijk was en dat zij daar wel bij konden helpen. Op de bijgevoegde schets (bijlage 3) heeft men de ruimte getekend waarbij er, wanneer je binnenkomt, eerst sprake is van de "technische ruimte/werkruimte", zoals [verdachte] en [naam] dit noemden. Vervolgens zou er een wand in de ruimte gemaakt worden en daarachter kwam de hennepkwekerij. In deze kwekerij zou een opstelling komen van 3 tafels opgesteld in de lengte met daartussen 2 looppaden van circa 60 centimeter breed. Boven deze tafel zouden er 24 lampen komen te hangen. Dit zou de ruimte bieden voor 384 planten. [naam] stelde toen voor om eerst een offerte te gaan maken aan de hand waarvan wij bepaalde afwegingen konden gaan maken. Verder vroeg [verdachte] aan ons of wij nog wel een foto konden maken van de elektriciteitsmeter zodat zij konden zien wat de mogelijkheden hiermee waren. [naam] vertelde dat hij heel veel klanten heeft die een hennepkwekerij hebben. Na enige tijd was [verdachte] klaar achter de kassa en draaide hij via de kassa een offerte uit. Wij liepen samen met [verdachte] en [naam] alle producten door benoemd op de offerte. De laatste stelpost staat benoemd: 1x diversen
Steunmateriale 1250 euro. [verdachte] gaf aan dat hiermee de 384 plantestekken werden bedoeld. [naam] zei daarbij dat wij wel moesten weten dat het leveren van plantestekken illegaal is. Wij hoorden [verdachte] vervolgens zeggen dat het maken van deze offerte zelfs al illegaal is. Ook vroegen wij of zij ons konden helpen om de hennep-opbrengst af te zetten. Wij hoorden [naam] zeggen dat dit helemaal geen probleem is.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 januari 2017,opgenomen op pagina 310 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 26 januari 2017 omstreeks 14:10 uur kwamen wij ter plaatse op het adres [straatnaam] te Drachten. Na ongeveer vijf minuten zagen wij [naam] uit het kantoor komen en zich bij ons voegen aan de toonbank. Verder zei ik dat wij akkoord zijn met de offerte en dat wij tot daadwerkelijke bestelling willen overgaan. Ik, PS05, zei vervolgens tegen [naam] dat ik nog wel wil oefenen met de teelt van wietplanten. Ik zei verder dat [verdachte] de vorige keer het over een tent had gehad en dat dit mij wel wat lijkt om eerst hiermee tijdens de opbouw van de grote kwekerij mee te beginnen. Wij hoorden [naam] zeggen dat hij boven op zolder wel een tent had staan. Op deze zolder zagen wij verschillende producten staan die wij ambtshalve herkennen als goederen die benodigd zijn bij een hennepkwekerij. Wij zagen onder meer een koolstoffilter, Deense bodems, en metalen kweektafels, en verschillende kweektenten. De aantal en verscheidenheid van deze goederen waren niet overeenkomstig met onze eerdere bevinden van onze aanwezigheid op 12 januari 2017. [naam] liet ons vervolgens een opgezette kweektent zien. [naam] gaf aan dat wij de tent ook kunnen gaan gebruiken om kleine stekplantjes erin te laten groeien om vervolgens in de grote kwekerij over te zetten. Wij hebben vervolgens tegen [naam] gezegd dat deze tent ons wel wat lijkt en dat hij deze voor ons moest reserveren. [naam] gaf aan dat hij dit ging doen. Ik, PS05, vroeg hoe lang de levertijd is op plantenstekken. Wij hoorden [naam] zeggen dat dit ongeveer 5 dagen duurt. Verder zei [naam] dat de goederen voor de kwekerij in 1 of 2 dagen geleverd konden worden. Nadat wij hadden aangegeven dat wij de offerte en de tent met enkele planten wilden gaan bestellen hoorden wij [naam] zeggen dat dit akkoord is, maar dat hij eerst nog met ons om tafel wilde gaan om de offerte nog eens goed door te nemen op een dag dat [verdachte] er ook is. Wij zijn vervolgens overeengekomen dat wij op 10 februari te 10:00 uur opnieuw een bezoek brengen aan het " [bedrijf] ". Tijdens dit gesprek hoorden wij [naam] zeggen dat [verdachte] dezelfde beslissingsbevoegdheid heeft als hijzelf en dat [verdachte] ook overal van op de hoogte is.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 10 februari 2017, opgenomen op pagina 313 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 10 februari 2017 omstreeks 11:02 uur kwamen wij ter plaatse op het adres [straatnaam] te
Drachten. Wij zagen dat de onze bekende " [verdachte] " achter de balie stond. We hoorden dat [verdachte] zei dat wij de offerte gingen bespreken en dat wij een kweektent hadden gereserveerd. Ik PS-04 vroeg of [naam] er ook was. We hoorden dat [verdachte] zei dat hij de offerte ook met ons kon bespreken en we hoorden dat hij zei, dat hij er net zoveel van afwist en beslissingen kon maken. Wij bevestigde dat wij de hele offerte door wilden laten gaan en dat wij alles wilden bestellen, alleen de hennepstekken op de eerste offerte, later wilden ophalen. Ik PS-05 vertelde aan [verdachte] , dat wij bij ons vorige bezoek een kweektent hadden gereserveerd en ik eerst met de kweektent aan de slag wilde gaan. Ik PS-05 vroeg aan [verdachte] , of de kweektent compleet zou zijn, om er mee aan de slag te kunnen gaan. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat de kweektent niet compleet was en dat er nog van alles bij moest. Wij hebben gevraagd of [verdachte] , een offerte kon maken voor de kweektent, met alle benodigdheden. Wij zagen dat [verdachte] achter de kassa ging staan en zagen dat hij een offerte begon te maken. Ik PS-05, hoorde dat [verdachte] fluisterend aan mij vroeg of er ook plantjes bij de tent moesten. Ik PS-05 heb hierop ja geantwoord. Hierop vroeg [verdachte] , hoeveel plantjes ik wilde hebben. Ik PS-05 zei tegen [verdachte] wat het beste was om mee te beginnen. Ik hoorde dat [verdachte] hierop zei dat er 16 tot 24 plantjes in de kweektent konden staan. Als ik 16 plantjes nam stonden ze wat ruimer uitgezet. Wij bevestigde dat wij dan 16 plantjes wilden hebben. We hoorden dat [verdachte] zei dat het totaalbedrag voor een complete kweektent op € 721,70 zou zitten. Wij zagen dat [verdachte] , ons de offerte bon overhandigde. Wij zagen dat [verdachte] achter [naam] het kantoor inliep en we hoorden dat [verdachte] vroeg of [naam] tijd had om te overleggen. Na enkele minuten zagen wij dat [verdachte] het kantoor uitkwam lopen. We hoorden dat [verdachte] zei dat hij voor beide offertes een bedrag van € 13200,- kon aanbieden. [verdachte] gaf hierbij de uitleg dat wij 10% korting konden krijgen, alleen niet op de airco en stekken, omdat hier geen marge op zit. Wij hebben gezegd dat wij akkoord waren met beide offertes voor een bedrag van € 13200,-. Hierop gaf [verdachte] ons beide een hand en zei hierbij Deal. Hierop hebben wij afgesproken dat wij alle goederen volgende week woensdag om 11:00 uur kunnen ophalen. We hoorden dat [verdachte] aan ons vroeg of wij dit contant wilde betalen. Dit bevestigden wij. Wij hoorden dat [verdachte] zei dat ze wel graag een aanbetaling zien van ongeveer € 1000,- euro. Wij hebben met [verdachte] het nog over de afzet gehad. We hoorden dat [verdachte] zei, dat wij de afzet hier, bij [bedrijf] kwijt konden. Wij hoorden dat [verdachte] zei dat wij een grote bus moesten regelen en dat het gewicht van alle goederen rond 2 ton kwam te zitten.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2017,opgenomen op pagina 319 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 15 februari 2017 omstreeks 11:03 uur kwamen wij ter plaatse op het adres [straatnaam] te
Drachten. Wij zagen dat [verdachte] naar ons toe kwam lopen met een klembord waarop onze beide offertes zaten bevestigd. Vervolgens zagen wij dat [verdachte] op de heftruck plaatsnam en twee pallets met grond bij ons in de bus zette. Verder hebben wij [verdachte] geholpen met onze goederen in de bus te laden. Wij zagen dat [verdachte] de goederen die wij verzamelden arceerde op onze offertes. Op een gegeven moment kwam [verdachte] weer terug en wij zagen dat hij verder ging met het inladen van onze bus. Op een gegeven moment kwam er ons, een weedlucht vanachter uit de loods tegenmoet. De geur riekte naar de ons bekende henneplucht. Wij zagen dat hij beide offertes doornam om te controleren of alles er was. Wij hoorden hem zeggen: "Nu de kleintjes" nog. Wij zagen dat hij een sleutel uit een la van de toonbank in de winkel pakte. Wij zagen dat hij met deze sleutel de winkel uitliep, de loods in. Wij zagen dat hij linksom in de loods liep naar achteren toe waar hij uit het zicht van ons verdween. Even later zagen en hoorden wij dat er een blauwe roldeur werd geopend. Na enkele minuten werd deze roldeur weer gesloten en kwam [verdachte] er aan lopen met een grijs doosje. [verdachte] liet ons de inhoud van deze doos zien. Wij zagen dat er een aantal kleine hennep-stek-plantjes in deze doos zaten. [verdachte] legde ons vervolgens uit hoe wij deze stekjes het beste de komende 24 uur konden behandelen. We zagen dat hij de doos dicht maakte met tape. Vervolgens heb ik PS-05 de doos met hennepstekken van [verdachte] aangenomen en we zijn achter [verdachte] aan de winkel binnen gelopen. We zagen dat hij vanuit het kantoor een doosje pakte en we hoorde dat [verdachte] zei dat dit de C02 meter was. We zagen dat [verdachte] alles afstreepte op de offerte en noemde hierbij de laatste goederen wat hij had verzameld. Hierop zei [verdachte] dat het dan € 13200,- zou worden. Ik PS-05 heb [verdachte] het geld overhandigd en wij zagen dat hij dit door het geldtelmachine deed. Vervolgens hoorden wij dat [verdachte] tegen [naam] zei dat dit klopte. Wij hoorden dat [naam] tegen [verdachte] zei dat [verdachte] niet alles in één keer moest aan slaan, omdat [naam] dit in stapjes moest aanslaan op de kassa. [naam] zei hierbij dat hij zo'n grote offerte niet in één keer kon aanslaan omdat dit zwaar illegaal is.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 februari 2017,opgenomen op pagina 340 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 15 februari 2017 bevond ik, verbalisant [verbalisant] , mij in [bedrijf] gelegen aan de [straatnaam] te Drachten. Nadat de doorzoeking om 13:30 uur was geopend zag ik rechts achterin het pand op de begane grond een metalen bouwcontainer staan waarvan de deur open stond. Ik zag dat er rechts tegen de wand 5 witte zakken op de grond stonden, welke open waren. Toen ik verbalisant in de witte zakken keek zag ik dat er in elke witte zak een zwarte strijkzak zat. Toen ik deze zwarte strijkzakken beet pakte en erin kneep kwam er een nog sterkere hennepgeur vrij. Vervolgens heb ik deze zwarte strijkzakken in beslag genomen en meegenomen naar het politiebureau te Heerenveen. Wij verbalisanten hebben de 5 zwarte strijkzakken opengesneden en zagen dat er totaal 6 doorzichtige gripzakken met henneptoppen en 2 doorzichtige gripzakken met hennepknipsel in zaten. Vervolgens hebben wij verbalisanten de 6 gripzakken met henneptoppen gewogen. Wij verbalisanten zagen dat alle gripzakken hetzelfde formaat hadden en hebben er 1 gewogen. Wij zagen dat het gewicht van een lege gripzak 46 gram was. Vervolgens hebben wij de gripzakken gewogen waarbij wij het volgende resultaat zagen:
BRUTO NETTO
Hennep zak 1 517 gram 471 gram
Hennep zak 2 1182 gram 1136 gram
Hennep zak 3 1338 gram 1292 gram
Hennep zak 4 1360 gram 1314 gram
Hennep zak 5 1413 gram 1367 gram
Hennep zak 6 1524 gram 1478 gram
Totaal 7334 gram 7058 gram
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 februari 2017, opgenomen op p. 710 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam]:
V: Welke beslissingen mag [verdachte] nemen binnen jou bedrijf?
A: [verdachte] gaat hoofdzakelijk over de verkoop. Ik over de inkoop. Als ik er niet ben een paar dagen dan heeft [verdachte] dezelfde bevoegdheden als mij. Hij doet dan de inkoop ook. Wij werken heel nauw samen. Dat krijg je in een klein bedrijf en wij werken ook al jaren samen. Het is een wisselwerking tussen ons beiden. Hij doet geen bankzaken en hij doet geen boekhouding.
Bewijsoverweging
Artikel 11a Opiumwet stelt strafbaar degene die (onder meer) stoffen of voorwerpen verkoopt of voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf, dan wel voor het telen van een grote hoeveelheid hennep.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 15 februari 2017 goederen heeft verkocht die geschikt waren voor het inrichten van een hennepkwekerij. Verdachte heeft verder verklaard dat hij in de periode dat hij bij [bedrijf] werkte vaker producten verkocht die geschikt waren voor hennepteelt. Dit ging in alle gevallen om kleinschalige hennepteelt volgens verdachte.
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen allereerst vast dat in het pand waar [bedrijf] was gevestigd een grote hoeveelheid aan hennepteelt gerelateerde goederen zijn aangetroffen. Uit de aard en de functie van de zaken volgt dat ze bestemd zijn voor het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf, dan wel voor het telen van een grote hoeveelheid hennep.
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de stoffen en voorwerpen bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. Uit de processen-verbaal van de pseudokopers blijkt dat verdachte samen met [naam], de eigenaar van [bedrijf] , de offerte heeft opgesteld, de verkoopovereenkomst heeft gesloten en zorg heeft gedragen voor de feitelijke levering van de verkochte goederen ten behoeve van de inrichting van een als grootschalig aan te merken hennepkwekerij. Daarbij heeft verdachte uitgebreid advies gegeven over het inrichten van de (grotere) ruimte, de mogelijke opstelling van de kwekerij en de mogelijkheid om stroom en water voor de meter af te tappen. Verdachte en de medeverdachte hebben daarnaast aangegeven dat de kopers de afzet – waaronder de rechtbank begrijpt: de opbrengst – bij [bedrijf] kwijt konden. Bij die stand van zaken is de conclusie onontkoombaar dat verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat het stoffen en voorwerpen betreft die bestemd zijn voor grootschalige hennepteelt.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte goederen heeft verkocht, afgeleverd en voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren voor illegale hennepteelt. Ten aanzien van de periode gaat de rechtbank uit van het eerste bezoek van de pseudokopers op 11 januari 2017.
Ten aanzien van het tweede feit overweegt de rechtbank als volgt.
De politie heeft op 15 februari 2017 7058 gram hennep aangetroffen in een geopende container achterin de loods van [bedrijf] . Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [bedrijf] een winkel was met een specifieke gerichtheid op hennepgerelateerde goederen. Verdachte werkte blijkens de verklaring van [naam] al geruime tijd nauw samen met [naam] en had bij afwezigheid van [naam] dezelfde bevoegdheden als [naam], met uitzondering van de boekhouding en bankzaken. Zowel verdachte als de medeverdachte hebben in een gesprek met de pseudokopers aangegeven dat de afzet van de hennepkwekerij bij [bedrijf] gebracht kon worden. Dat met afzet iets anders werd bedoeld dan de opbrengst van hennepteelt, schuift de rechtbank gelet op de gebruikte bewijsmiddelen als onaannemelijk terzijde. De pseudokopers hebben bij het inladen van de bestelling een henneplucht waargenomen in de loods. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte moet hebben geweten dat er hennep in de container aanwezig was. Het tweede feit acht de rechtbank daarom ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 11 januari 2017 tot en met 15 februari 2017 te Drachten, gemeente
Smallingerland (in een growshop gelegen aldaar aan [straatnaam] genaamd " [bedrijf] "), tezamen en in vereniging met een ander, stoffen en voorwerpen te weten, ongeveer: 40 armaturen en 26 koolstoffilters en 477 assimilatielampen en 33 ventilatoren en 11 slakkenhuizen en 13 transformatoren en 2 tijdschakelaars en een aantal pallets met zakken aardemix (supreme lightmix) en een Co2 generator en 51 afzuigslangen en 2 dompelpompen en 47 Deense bodems en 4 kweektenten en 9 waterpompen en 111 koppelstukken en een grote hoeveelheid groeimiddelen en plantenvoeding en een hoeveelheid strijkzakken en 3 droognetten en 8 droogtafels en een aantal knipscharen en een weegschaal, te koop heeft aangeboden en heeft verkocht en heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2 hij op 15 februari 2017 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7058 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden, verkopen, afleveren en voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van beide feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het tijdsverloop, een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uren met een proeftijd van 6 maanden passend is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapporten van 2 september 2020 en 14 april 2021 en het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 augustus 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen van producten bestemd voor illegale hennepteelt en had daarmee een faciliterende rol. Hij heeft in zijn hoedanigheid als medewerker van een growshop grootschalige hennepteelt vergemakkelijkt. Illegale hennepteelt gaat gepaard met veel criminaliteit en heeft maatschappelijk ongewenste effecten. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte daaraan heeft bijgedragen. Daarnaast heeft hij, samen met zijn werkgever, ruim 7 kilogram hennep opzettelijk aanwezig gehad. Dat is ook een ernstig strafbaar feit.
Naast de aard en de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in 2017 en 2020 is veroordeeld ter zake van de Opiumwet.
De reclassering adviseert in haar rapport van 14 april 2021 een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat interventies niet nodig zijn. Verdachte liep ten tijde van het opstellen van het rapport in een proeftijd en volgde een ambulante behandeling bij de GGZ. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij op dit moment geen behandeling meer volgt, omdat hij vanwege psychische problematiek van zijn vrouw de zorg draagt voor hun zoontje.
In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. In dit geval is die redelijke termijn van in beginsel twee jaar fors overschreden. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
De feiten rechtvaardigen de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit blijkt onder meer uit de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). De rechtbank is echter van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op het lange tijdsverloop niet meer passend is. Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie redelijk en zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van het voorarrest opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11, 11a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 2 maanden zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitters, mr. M.M. Spooren en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2022.
Mr. M.E. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage 1