Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 2],
[gedaagde],
1.De procedure
- het vonnis van 6 januari 2021;
- het deskundigenbericht, ter griffie ingekomen op 19 februari 2021;
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser 1] en [eiser 2] ;
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] .
2.De verdere beoordeling
in conventie
€ 361.500,00aan [eiser 1] en [eiser 2] verschuldigd. [1]
Te verwachten uitbreiding van het bedrijventerrein, en of zoekgebied bedrijventerrein, maar hierover is op dit moment nog niets definitiefs bekend, staat alleen vermeld in de structuurplan Bedum vastgesteld op 6 juni 2006 en dit plan was geldig tot 2019." Naar aanleiding van een opmerking van [gedaagde] hierover heeft de deskundige in zijn reactie aangegeven: "
Gelet op het feit dat uit het contact met de gemeente Het Hogeland niet is gebleken wat de status is van e.e.a. en ook aan de noordzijde van het dorp een bedrijvenlocatie is, is het taxateurs onmogelijk om daar thans rekening mee te houden bij de waardering. Daarnaast is de opdracht te taxeren naar de staat en hoedanigheid op de waardepeildatum, de opnamedatum. Taxateurs adviseren wel om bij een verdeling een meerwaarde clausule op te nemen voor een dergelijke bestemmingswijziging." De rechtbank maakt hieruit op dat, anders in de slotzin van rechtsoverweging 5.9 van het inhoudelijke tussenvonnis werd verondersteld, de deskundige bij de waardebepaling geen rekening heeft kunnen houden met eventuele toekomstige planontwikkelingen van de gemeente. Tegelijkertijd lijkt een uitbreiding van het nabijgelegen bedrijventerrein niet definitief van de baan. Mede indachtig het feit dat [eiser 1] en [eiser 2] zich, zowel ter gelegenheid van het pleidooi als naar de deskundige toe, welwillend hebben opgesteld als het gaat om het opnemen van een meerwaardeclausule, zal de rechtbank hierin bij de uit te spreken verdeling voorzien zoals nader in het dictum bepaald. Omdat partijen niet nader hebben gespecificeerd om welke kadastrale percelen het gaat, zal de rechtbank in het dictum de term 'warme grond' blijven hanteren in de veronderstelling dat het partijen genoegzaam bekend is waar het om gaat (circa 10 hectare aangrenzend aan het bedrijventerrein).
€ 8.250,00aan [eiser 1] en [eiser 2] verschuldigd. [2]
€ 171.500,00aan [gedaagde] verschuldigd. [3]
€ 69.500,00aan [eiser 1] en [eiser 2] verschuldigd. [4]
€ 185.500,00in mindering brengen op het totaal door [gedaagde] verschuldigde bedrag.