Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
parketnummer 18/212383-21
Verdachte erkent het aanwezig hebben van de onder hem aangetroffen drugs en het voorhanden hebben van een wapen. Ook het dealen van drugs acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen op basis van de onder verdachte in beslag genomen telefoon waarmee berichten zijn gestuurd met “ [verdachte] actief”. Uit de verklaringen van de getuigen blijkt dat zij de hiervoor benoemde SMS berichten hebben ontvangen en dat zij verdachte kennen als [verdachte] . De getuigen verklaren ook dat zij drugs van verdachte hebben gekocht.
parketnummer 18/145853-22
Verdachte erkent dat hij in de ten laste gelegde periode een week of drie in drugs heeft gedeald. Uit het gesprek met [naam 1] blijkt dat [naam 1] een SMS heeft ontvangen van het aan verdachte gekoppelde telefoonnummer met de tekst “ [verdachte] actief” een dag na zijn schorsing. In de onder verdachte in beslag genomen telefoon is deze SMS ook aangetroffen. Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat verdachte bij haar verbleef en er meerdere mensen drugs van verdachte kochten. Verder is relevant dat verdachte bij zijn aanhouding een wikkel met drugs bij zich had en een geldbedrag van zo’n 2.000 euro. Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte ‘ [verdachte] ’ is en dat hij in de ten laste gelegde periode drugs heeft verkocht.
Hoewel de getuigen bij de rechter-commissaris terug komen op eerdere verklaringen, blijven de eerder bij de politie afgelegde verklaringen wel staan. Daarnaast is er, gelet op de andere ten laste gelegde zaken van verdachte, sprake van een duidelijk patroon en zijn er overeenkomsten tussen die zaken. In onderling verband en samenhang gezien ondersteunen de bewijsmiddelen elkaar.
parketnummer 18/052945-20
Door de politie wordt gezien dat op 24 januari 2020 verschillende drugsgebruikers bezoekjes brengen aan de woning van [naam 3] . Getuige [naam 4] heeft verklaard van een Marokkaanse man heroïne te hebben gekocht en korte tijd na het bezoek van [naam 4] ziet de politie verdachte uit de woning komen. Bij verdachte zijn bij zijn aanhouding bolletjes cocaïne en geld aangetroffen. Op basis van deze bewijsmiddelen acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat het verdachte is geweest die op die dag drugs heeft gedeald.
parketnummer 18/102524-20
De getuigen komen voor in de telefoon van verdachte. Zij verklaren in de ten laste gelegde periode drugs van verdachte te hebben gekocht. Getuige [naam 3] zegt dat hij drugs kocht van de man die naast hem zat in de stoel en door de politie is aangehouden. Verdachte was de man die naast [naam 3] zat. Gelet ook op het SMS verkeer en de bij verdachte aangetroffen drugs acht de officier van justitie het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gronden zoals vermeld in zijn pleitnota betoogd dat in de verschillende zaken een opsporingsconfrontatie heeft plaatsgevonden aan de hand van foto’s van verdachte. De raadsman is van mening dat de politie voor een bewijsconfrontatie had moeten kiezen, zodat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Verder heeft de raadsman betoogd dat niet is voldaan aan artikel 8 Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek (hierna: het Besluit) en de verbaliseringsplicht ex artikel 152 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.) Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
parketnummer 18/212383-21
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er voor de aanhouding van verdachte geen redelijk vermoeden van schuld bestond en dat de aanhouding onrechtmatig is geweest. Subsidiair is de raadsman van mening dat het onder 1. tenlastegelegde dealen niet kan worden bewezen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft dit als volgt onderbouwd. Het door de getuigen [naam 5] en [naam 6] gegeven signalement komt niet overeen met het signalement van verdachte. Bovendien verklaart [naam 5] niet uit eigen wetenschap en is deze getuige beïnvloed door de politie. Verder blijkt uit de verklaring van getuige [naam 7] bij de rechter-commissaris dat meerdere drugsdealers een sms-bericht sturen met het woord “actief”.
Ten aanzien van het bezit van harddrugs op 8 augustus 2021 en het onder 2. ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 18/145853-22
De raadsman verzoekt om verdachte partieel vrij te spreken ten aanzien van de ten laste gelegde periode. De raadsman verwijst in dit kader naar de verklaringen van [naam 8] en [naam 9] . De verklaring van [naam 2] dient van het bewijs te worden uitgesloten. [naam 2] verkocht ook voor andere dealers. Hoewel zij belastend over zichzelf heeft verklaard, beschermt zij daarmee haar eigen opdrachtgevers.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 18/052945-20
De raadsman is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van de handel in harddrugs, nu daar het wettig en overtuigend bewijs voor ontbreekt. De raadsman heeft op gronden zoals vermeld in zijn pleitnota gemotiveerd betoogd dat de getuigenverklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu de getuigen bij de rechter-commissaris terug komen op hun verklaring.
Ten aanzien van het bezit van harddrugs op 24 januari 2020 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 18/102524-20
De raadsman is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van (het medeplegen van) de handel in harddrugs in de ten laste gelegde periode. Hij heeft daartoe op gronden zoals vermeld in zijn pleitnota gemotiveerd betoogd dat de verklaringen van getuigen [naam 10] , [naam 3] , [naam 11] en [naam 1] van het bewijs uitgesloten dienen te worden, nu onder meer de aan de getuigen getoonde foto van verdachte niet bij het proces-verbaal is gevoegd, de verklaringen zijn afgelegd terwijl de getuigen onder invloed van drugs waren en uit de verklaring van getuige [naam 16] niet duidelijk wordt in welke periode hij drugs bij verdachte zou hebben gekocht. Verder blijkt uit het dossier dat in de woning van [naam 2] meerdere drugsdealers actief waren.
Ten aanzien van het bezit van harddrugs refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het dealen nu de getuigen bij de rechter-commissaris terugkomen op deze verklaringen en bepaalde details niet kloppen. Verder zouden de getuigen op het moment van het afleggen van hun verklaring bij de politie onder invloed zijn geweest.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de getuigen en gaat uit van de verklaringen zoals in eerste instantie afgelegd bij de politie. Hoewel de verklaringen niet op alle punten exact overeenkomen, is er wel sprake van overloop en vinden de verklaringen steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier en de aangetroffen omstandigheden. Verder overweegt de rechtbank in het dossier geen aanknopingspunten te hebben aangetroffen om te kunnen concluderen dat de getuigen onder invloed waren, waardoor zij niet goed in staat waren om een verklaring af te leggen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de verklaringen van de getuigen uit te sluiten voor het bewijs.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat er sprake is van onherstelbare vormverzuimen, wat zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu het verweer van de raadsman niet voldoet aan de maatstaven en voorwaarden die de Hoge Raad hieraan heeft gesteld (ECLI:NL:HR:2020:1889). parketnummer 18/212383-21 feiten 1. en 2.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.