ECLI:NL:RBNNE:2022:3762

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
18/090894-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en poging zware mishandeling tegen een ambtenaar, ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid

De rechtbank heeft op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 10 april 2022 in Leeuwarden een vrouw heeft mishandeld, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft de vrouw met kracht tegen het hoofd geslagen, waardoor zij een gebroken bekkenring opliep. Daarnaast heeft hij geprobeerd een bijzondere opsporingsambtenaar van de NS te verwonden tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten psychotisch was en lijdt aan schizofrenie, waardoor hij niet in staat was om adequate gedragskeuzes te maken. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een zorgmachtiging afgegeven. De benadeelde partijen hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, te weten € 6.963,66 aan [slachtoffer 1] en € 489,00 aan [slachtoffer 2]. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is afgewezen, gezien de psychiatrische problematiek van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/090894-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/026199-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.D. Postma, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 10 april 2022 te Leeuwarden
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen het hoofd, in elk geval het lichaam, te stompen en/of te slaan, waardoor of mede waardoor die [slachtoffer 1] (achterover) is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) een gebroken bekkenring (waardoor zij (tijdelijk) niet kon lopen, staan of zitten) ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] , bijzonder opsporingsambtenaar Veiligheid & Service bij de Nederlandse Spoorwegen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten gedurende een surveillance dienst en/of de aanhouding van verdachte, in elk geval gedurende zijn werkzaamheden, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] met een vinger in het oog en/of de oogkas heeft gestoken en/of (vervolgens) die vinger naar binnen heeft bewogen (en/of daarbij een lepelende beweging heeft gemaakt en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen zijn slaap, in elk geval het hoofd, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Leeuwarden, een ambtenaar, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2] , bijzonder opsporingsambtenaar Veiligheid & Service bij de Nederlandse Spoorwegen, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (te weten gedurende een surveillance dienst en/of de aanhouding van verdachte, in elk geval gedurende zijn werkzaamheden), heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met een vinger in het oog en/of de oogkas te steken en/of (vervolgens) die vinger naar binnen te bewegen (en/of daarbij een lepelende beweging te maken) en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal,
tegen zijn slaap, in elk geval het hoofd, te slaan;
3.
hij op of omstreeks 10 april 2022 te Leeuwarden, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , bijzonder opsporingsambtenaar Veiligheid & Service bij de Nederlandse Spoorwegen, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten gedurende een surveillance dienst en/of de aanhouding van verdachte, in elk geval gedurende
zijn werkzaamheden, door die [slachtoffer 2] met een vinger in het oog en/of de oogkas te steken en/of (vervolgens) die vinger naar binnen te bewegen (en/of daarbij een lepelende beweging te maken) en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen zijn slaap, in elk geval het hoofd, te slaan, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijk en/of bloeddoorlopen (rechter) oog en/of een wondje nabij het (rechter) oog bij die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1., 2. primair en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 2. primair en 3. ten laste gelegd heeft de raadsman betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het slaan tegen het hoofd. De raadsman is van mening dat hier onvoldoende bewijs voor is, nu alleen aangever hierover heeft verklaard. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 27 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 10 april 2022 te Leeuwarden met mijn vuist vol in het gezicht van aangeefster heb geslagen. Ook klopt het dat ik mij tegen mijn aanhouding heb verzet. Ik heb daarbij met mijn vingers in het oog van de opsporingsambtenaar gedrukt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d.
10 april 2022, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022088827 d.d. 22 maart 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 10 april 2022 te Leeuwarden gaf een man mij zonder reden met kracht een klap in mijn gezicht. Door de klap ben ik achterover gevallen. Mijn bekkenring is gebroken. Ik kan niet staan en zitten en heb veel pijn. Ook heb ik veel pijn aan mijn gezicht, ribben en pols.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d.
10 april 2022, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van getuige [naam 1]:
Op 10 april 2022 te Leeuwarden zag ik dat een man die voor mij liep uit het niets een vrouw met een vuist in het gezicht sloeg. Ik zag dat deze vrouw op straat viel.
4. Een geneeskundige verklaring, op 10 april 2022 opgemaakt en ondertekend door
A. van den Akker, assistent chirurgie i.o., voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1] , breuk van het bekken, geschatte duur van genezing 3-6 maanden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 april 2022,opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 2] :
Op 10 april 2022 te Leeuwarden ben ik tijdens de uitvoering van mijn taak als bijzonder opsporingsambtenaar Veiligheid & Service bij de Nederlandse Spoorwegen mishandeld. Toen ik de man staande hield stak hij ineens zijn vinger in mijn rechteroog, boog deze naar binnen en maakte een lepelende beweging. Hierna sloeg hij mij twee keer op mijn rechter slaap. Ik heb pijn bij mijn rechteroog. Als ik mijn ogen sluit doet mij dit pijn. Ook heb ik een wondje bij mijn oogkas.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
19 april 2022, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 10 april 2022 te Leeuwarden zag ik dat de man naar voren stapte en met zijn beide handen met gestrekte vingers richting het gezicht van mijn collega [slachtoffer 2] ging.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlage) d.d. 10 april 2022, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik zag dat aangever [slachtoffer 2] zijn rechteroog veel traanvocht had en dat het oogwit rood en bloeddoorlopen was. Tevens zag ik nabij het rechteroog van aangever een wondje met vers bloed.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de aangifte van buitengewoon opsporingsambtenaar [slachtoffer 2] . Verdachte wilde weg vluchten en heeft zich tegen zijn aanhouding verzet. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig dat verdachte aangever ook (meermalen) heeft geslagen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. primair en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 april 2022 te Leeuwarden [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd te stompen, waardoor die [slachtoffer 1] achterover is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten onder meer een gebroken bekkenring waardoor zij tijdelijk niet kon lopen, staan of zitten, ten gevolge heeft gehad;
2. primair hij op 10 april 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , bijzonder opsporingsambtenaar Veiligheid & Service bij de Nederlandse Spoorwegen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten gedurende een surveillancedienst en de
aanhouding van verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die
[slachtoffer 2] met een vinger in het oog en de oogkas heeft gestoken en vervolgens die vinger naar binnen heeft bewogen en daarbij een lepelende beweging heeft gemaakt en die
[slachtoffer 2] meermalen tegen zijn slaap heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 10 april 2022 te Leeuwarden, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , bijzonder opsporingsambtenaar Veiligheid & Service bij de Nederlandse Spoorwegen, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten gedurende een surveillance dienst en de aanhouding van verdachte, door die [slachtoffer 2] met een vinger in het oog en de oogkas te steken en vervolgens die vinger naar binnen te bewegen en daarbij een lepelende beweging te maken en die [slachtoffer 2] meermalen tegen zijn slaap te slaan, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijk en bloeddoorlopen rechteroog en een wondje nabij het rechteroog bij die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
primair poging zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een
ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
3. wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaandefeitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische Pro Justitia onderzoeksrapportage d.d. 8 juli 2022, opgemaakt door drs. A. Banaei Kashani, psychiater, alsmede het reclasseringsrapport van Tactus verslavingszorg d.d. 20 juli 2022.
De conclusie van het psychiatrisch rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van schizofrenie. Tevens is sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis en een matigernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Verdachte was ten tijde van de ten laste gelegde feiten psychotisch en daardoor de grip op de realiteit volledig kwijt. Hij was zodanig in beslag genomen door zijn psychische belevingen dat hij niet in staat was tot het maken van adequate gedragskeuzes en volledig heeft gehandeld vanuit zijn paranoïde psychotische belevingen. Geadviseerd wordt dan ook om het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert, evenals de officier van justitie en de raadsman, met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde hem niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 963,66 ter zake van materiële schade en € 6.000,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 489,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat -gelet op de bestaande jurisprudentiede vorderingen van de benadeelde partijen ontvankelijk dienen te worden verklaard. De officier van justitie wijst naar het gegeven dat artikel 2.3 Wet forensische zorg (Wfz), waarin de mogelijkheid van de strafrechtelijke zorgmachtiging is opgenomen, in de plaats is gekomen van artikel 37 Wetboek van Strafrecht, de (vervallen) maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis-. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de wetgever bij de invoering van de strafrechtelijke bevoegdheid tot het opleggen van een zorgmachtiging geen wijziging van de rechtspositie van benadeelde partijen heeft beoogd.
De officier van justitie heeft verder gesteld dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en geconcludeerd dat de vorderingen dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, als verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende aangevoerd.
1. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman verzochtde materiële schade met betrekking tot de schoonmaakkosten niet toe te wijzen, nu deze schade niet met facturen is onderbouwd.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman verzocht deze te matigen, nu bij een aantal van de uitspraken, waar naar wordt verwezen, sprake is van forser letsel.
2. Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsman verzocht om de vorderingte matigen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat bij de uitspraken, waar naar verwezen wordt, sprake is van meer letsel. Gelet op het beperkte letsel van de benadeelde partij heeft de raadsman aangegeven een bedrag van € 250,00 aan schadevergoeding passend te vinden.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het primaire standpunt van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt. Het feit dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging staat naar het oordeel van de rechtbank toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen niet in de weg, nu aan verdachte een zorgmachtiging wordt afgegeven, teneinde verplichte zorg te krijgen om het ernstig nadeel af te wenden. Nu de zorgmachtiging de oude maatregel tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis van het vervallen artikel 37 Wetboek van Strafrecht vervangt, zijn de benadeelde partijen in de onderhavige zaak daarom ontvankelijk in hun vordering.
1. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de gestelde materiële schade van € 963,66 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De rechtbank acht, mede gelet op de onderbouwing van de vordering en de door de gemachtigde ter zitting gegeven toelichting, ook de schoonmaakkosten voldoende onderbouwd.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 6.000,00 gevorderd ter zake van immateriële schade. De rechtbank is, gelet op de ernst van het letsel, de gevolgen daarvan, waaronder de opname in een verpleeghuis van ruim een maand en de omstandigheden dat de benadeelde partij nog steeds niet volledig is hersteld, van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde.
Dit betekent dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , totaal € 6.963,66, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, geheel zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2] de gestelde immateriële schade van € 489,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. primair en 3. bewezen verklaarde. De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering te matigen, zoals verzocht door de raadsman.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de lijst met inbeslaggenomen vermelde en niet terug gegeven hennep te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen hennep geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de in beslag genomen hennep vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 21 juni 2021 van de politierechter in de rechtbank
Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 juli 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 juni 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter zitting van 27 september 2022 heeft de officier van justitie, gelet op het verzoek tot afgifte van een zorgmachtiging, verzocht de vordering af te wijzen.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Echter, gelet op de ter zitting naar voren gebrachte standpunten en hetgeen uit de adviezen van de deskundige over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is gebleken -in het bijzonder de bij verdachte aanwezige psychiatrische problematiek, de noodzaak tot behandeling en de afgegeven zorgmachtiging- acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf thans niet opportuun. Zij zal dan ook de vordering afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 57, 181, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen goed, vermeld op de beslaglijst, te weten:
1,32 gram hennep.
Ten aanzien van 18/090894-22, feit 1.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.963,66 (zegge: zesduizend negenhonderddrieënzestig euro en zesenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 963,66 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 69 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/090894-22, feit 2. primair en 3.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 489,00 (zegge: vierhonderdnegenentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 489,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 9 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/02619921:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 21 juni 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2022.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.