Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het medeplegen vrij te spreken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is een niet uit te sluiten alternatief scenario dat niet verdachte maar een ander als dader moet worden aangemerkt. De rechtbank kan naar de mening van de verdediging niet de overtuiging krijgen dat verdachte ‘ [naam 2] ’ is, degene die [slachtoffer] heeft gestoken met een mes.
Door middel van
collaborative story tellingzijn de verklaringen en beschuldigingen van [slachtoffer] , [medeverdachte] en [naam 1] ontstaan dat ‘ [naam 2] ’ heeft gestoken. Een motief daarvoor is een machtsstrijd in de drugsscene. Tegenover deze verklaringen staan de verklaringen van drie onafhankelijke buurtbewoners, die kort na het incident spreken over de aanwezigheid van een ander dan ‘ [naam 2] ’. Deze getuigen ondersteunen een alternatief scenario, waarin [naam 3] de steker is. Dit scenario wordt ook door [medeverdachte] ondersteund.
Het dossier bevat vele getuigenverklaringen die allerminst betrouwbaar zijn, deze moeten dan ook worden uitgesloten van het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
1die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 11 mei 2020 kregen verbalisanten opdracht om te gaan naar de [straatnaam] te Drachten, gemeente Smallingerland. Aldaar zou een steekpartij hebben plaatsgevonden. Omstreeks 17:50 uur kwamen verbalisanten ter plaatse. Verbalisanten herkenden [medeverdachte] , de bewoner van perceel [nummer] . [medeverdachte] vertelde aan verbalisant dat het slachtoffer had verteld dat hij was gestoken met een mes. [medeverdachte] was met haar moeder in de woonkamer en er was nog een persoon aanwezig geweest die zij ‘ [naam 2] ’ noemde.
2Bij het door verbalisanten ingestelde buurtonderzoek heeft [medeverdachte] gezegd dat [naam 2] ten tijde van het incident bij haar was.
3Aangever [slachtoffer] heeft op 30 september 2020 verklaard dat hij op 11 mei 2020 bij de woning aan de [straatnaam] te Drachten aanbelde. Hij zag dat de deur werd open gedaan door een man die hij kent als [naam 2] .
4Hij heeft verklaard dat hij was gebeld door [medeverdachte] , de bewoonster van de woning, die vroeg of hij even langs wilde komen. [slachtoffer] heeft verklaard dat mensen hem [slachtoffer] noemen.
5Hij heeft verklaard dat hij toen hij in de woonkamer was van achteren in zijn rug werd gestoken. Hij keek om en zag [naam 2] met een mes staan. [naam 1] en [medeverdachte] zaten op de bank. Hij is de woning uit gevlucht en terwijl hij bij de overbuurvrouw stond, zag hij [naam 2] de deur uitlopen.
6
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer] een wond had van ongeveer 3 centimeter met inwendig een kleine scheur in de rechter onderkwab. Ook was er sprake van een klaplong.
7
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat er op 11 mei 2020 omstreeks 17:45 uur op haar voordeur werd geklopt. Er stond een man voor de deur die vroeg of zij een ambulance kon bellen omdat hij was neergestoken. De man liet zijn verwondingen zien. Net boven zijn rug zag [naam 4] een open wond van ongeveer 2 à 3 centimeter lang. Zijn rug en handen zaten onder het bloed.
8Toen zij sirenes hoorde zag zij dat een jongen die bijna dagelijks aanwezig is in de woning [nummer] uit de woning liep.
9
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat zij naar [medeverdachte] ging. Zij hoorde dat [naam 2] tegen [medeverdachte] riep: ‘wanneer komt die jongen?’. Zij zag dat [naam 2] heen en weer liep door de woning. Getuige [naam 1] verklaart dat zij wist dat er iets ging gebeuren. Zij zag dat [naam 2] een groot mes in zijn handen had. Zij hoorde dat [naam 2] zei dat hij de jongen wilde djoeken, hetgeen Surinaams voor steken is. Zij wist van [medeverdachte] dat er al enige tijd over deze actie was gesproken. Zij zag dat [naam 2] met het mes gebaren en bewegingen maakte alsof hij de jongen zou gaan steken.
10Met de jongen doelt de getuige op [slachtoffer] , zij noemt hem tuinkabouter. [naam 2] liep volgens de getuige op en neer door de woning, hij was nerveus en gespannen. Toen de bel ging zag zij dat [naam 2] naar de voordeur ging. Toen zij [slachtoffer] de woning zag binnenkomen riep hij direct dat hij was neergestoken. [naam 2] liep volgens de getuige al twee weken met het plan om hem een lesje te leren. [naam 2] had al met een mes gedreigd en gezegd dat hij zou steken. Er waren geen andere mensen in de woning.
11
Verdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] ‘tuinkabouter’ is. Zij heeft [naam 2] leren kennen via haar stiefbroer. De voornaam van [naam 2] is [verdachte] .
12Verbalisant heeft verdachte [medeverdachte] een foto van [verdachte] getoond, waarop [medeverdachte] aangaf aan dat dit [naam 2] is. [naam 1] is haar moeder.
13Haar telefoonnummer is [telefoonnmmer] .
14
Verdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat [naam 2] de grootste hekel had aan [slachtoffer] . Volgens [medeverdachte] riep [naam 2] steeds dat [slachtoffer] geen respect voor hem had. Hij was geobsedeerd door [slachtoffer] en kon vanuit het niets flippen om [slachtoffer] . Zij heeft verklaard dat [naam 2] haar in de twee weken voor het incident meerdere keren heeft gevraagd om [slachtoffer] te bellen, zodat hem een lesje kon worden geleerd.
15
Op 27 augustus 2020 werd de GSM van [medeverdachte] in beslag genomen.
16Uit de historische verkeersgegevens is volgens verbalisant te herleiden dat ongeveer 30 minuten voordat het incident plaatsvond door het nummer van [medeverdachte] is gebeld met het nummer van ‘ [slachtoffer] ’.
17Door verbalisant is er onderzoek gedaan om de identiteit van de persoon ‘ [naam 2] ’ te achterhalen. Verbalisant heeft vastgesteld dat mede gelet op getuigenverklaringen tijdens de tapgesprekken telkens de persoon ‘ [naam 2] ’ naar voren kwam als zijnde de dader van het misdrijf. Verbalisant deed gedurende het onderzoek stemherkenning op van ' [naam 2] ’. Op 2 juni 2020 kwam uit een tapgesprek het nieuwe telefoonnummer van [naam 2] naar voren. Dit telefoonnummer werd
vervolgens getapt. Op 16 juni 2020 werd [naam 2] in een telefoongesprek [verdachte] genoemd.
18Op 22 juni 2020 werden er twee sms-berichten naar het getapte telefoonnummer van [naam 2] verzonden, met de tekst: [verdachte] ( [geboortedatum] -1998). Vervolgens heeft verbalisant met de totaal verkregen gegevens over [naam 2] in de politiesystemen gezocht en een registratie van een straatroof aangetroffen. Daaruit bleek dat dit feit werd gepleegd met [naam 2] . De man die [naam 2] werd genoemd en toen is aangehouden betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998.
19
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Verdachte ontkent het ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft gesteld dat er een niet uit te sluiten alternatief scenario is dat een ander dan verdachte als dader moet worden aangemerkt en dat er sprake is van
collaborative story telling, op grond waarvan de verklaringen en beschuldigingen over het steken door ‘ [naam 2] ’ zijn ontstaan. De raadsvrouw heeft dit verweer niet nader onderbouwd.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet en acht op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Steken door [naam 2]
Allereerst overweegt de rechtbank dat eventueel contact tussen getuigen nog niet maakt dat sprake is van onderlinge beïnvloeding. De rechtbank ziet in onderhavige zaak bovendien geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van onderlinge beïnvloeding achteraf van getuigen. Ook ziet de rechtbank geen aanwijzingen in de afgelegde verklaringen om aan te nemen dat er sprake is van een motief voor het afleggen van een valse verklaring.
De rechtbank overweegt daartoe dat [medeverdachte] direct aan de ter plaatse komende verbalisanten, alsook korte tijd later, toen ze nog niet als verdachte was aangemerkt, tijdens het buurtonderzoek heeft verklaard dat [naam 2] in haar woning was. Ook uit de tapgesprekken kort na de steekpartij volgt dat aangever door [naam 2] is gestoken. Zo heeft [medeverdachte] het in diverse telefoongesprekken op 14 mei 2020 over [naam 2] . In het telefoongesprek met haar moeder noemt zij dat ‘hij’ uit de wc kwam met een stilleto in zijn hand en dat hij het mes aan de witte broek heeft schoongemaakt. Op 27 mei 2020 belt [medeverdachte] met haar moeder. In dit gesprek zegt [medeverdachte] dat zij door [naam 2] in de problemen is gekomen. [naam 1] , de moeder van [medeverdachte] , zegt daarop dat [medeverdachte] hem heeft gebeld en dat ze wist dat die vent al de hele week aan haar hoofd aan het zeuren was over die vent omdat hij steeds zei dat zij ( [medeverdachte] ) hem moest bellen omdat die man moest leren hem te respecteren. Uit het dossier blijkt niet dat er na de steekpartij contact is geweest tussen aangever enerzijds en [medeverdachte] en [naam 1] anderzijds. De rechtbank overweegt daarnaast dat ook aangever verdachte heeft aangewezen als steker. Dat hij pas op een later moment aangifte heeft gedaan doet op zichzelf niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Bovendien heeft aangever uitgelegd waarom hij pas op een later moment aangifte heeft gedaan.
Identiteit [naam 2]
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd wijst de verklaring van getuige [naam 4] er naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer op dat de persoon die zij beschrijft [naam 3] moet zijn. Uit het dossier blijkt niet hoe [naam 3] eruit ziet. De getuige [naam 5] heeft de door getuige [naam 4] omschreven persoon niet gezien en verklaart over een persoon die vaker bij de woning kwam. [medeverdachte] heeft verklaard dat [naam 2] een aantal weken bij haar in de woning verbleef. De conclusie van de verdediging dat de persoon bij de woning van [medeverdachte] [naam 3] zou zijn en dat [naam 3] de steker is, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het strafdossier.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ‘ [naam 2] ’ is. Zowel aangever als verdachte [medeverdachte] hebben bij het tonen van een foto van verdachte verklaard dat dit ‘ [naam 2] ’ betreft, hetgeen wordt bevestigd door het proces-verbaal van herkenning. Verdachte voldoet tevens aan het signalement dat door getuige [naam 4] is gegeven over de man die, kort nadat aangever bij haar aanbelde, bij de woning van verdachte [medeverdachte] weg liep.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
[naam 1] heeft verklaard dat zij van [medeverdachte] wist dat er al enige tijd over deze actie was gesproken. Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte haar al een paar weken vroeg om [slachtoffer] te bellen zodat hem een lesje kon worden geleerd. Uit de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte geobsedeerd was door aangever en dat hij al langere tijd plannen had om hem een lesje te leren. Vervolgens heeft [medeverdachte] op 11 mei 2020 aangever gebeld met de vraag of hij langs wilde komen. Uit de verklaring van getuige [naam 1] volgt dat verdachte al voor de komst van [slachtoffer] onrustig heen en weer liep en daarbij een mes in zijn handen had. Zij wist dat er iets ging gebeuren en heeft gezegd dat verdachte het mes weg moest leggen. Verdachte heeft daarop gereageerd door te zeggen dat hij de jongen wilde djoeken, hetgeen steken betekent. Terwijl verdachte het mes vast had maakte hij gebaren en bewegingen met het mes alsof hij de jongen zou gaan steken. Toen aangever bij de woning kwam heeft hij aangebeld, waarop verdachte naar de voordeur is gelopen. Verdachte heeft aangever binnen gelaten en heeft hem in de loop van de voordeur naar de woonkamer met een mes in zijn rug gestoken.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Opzet op de dood van aangever
Hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de voorbedachten rade leidt tevens tot het oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op dood van aangever. De rechtbank volgt daarbij de redenering van de officier van justitie. Verdachte was opgefokt op het moment dat [medeverdachte] aangever belde en vroeg om langs te komen. Hij liep op dat moment met een mes te zwaaien. Daarbij heeft hij gezegd dat hij aangever zou steken. Vervolgens kwam aangever bij de woning en heeft verdachte hem van achteren in zijn rug gestoken. Het mes is door drie lagen kleding heengegaan, waaronder een dikke jas. Daarbij liep aangever een klaplong en letsel aan zijn long op. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte het mes met kracht in de rug van aangever heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam vitale organen bevat. Gelet hierop kan het niet anders dan dat verdachtes voorbedachten rade zag op de dood van aangever.
De rechtbank acht poging tot moord bewezen.
Medeplegen
Evenals de officier van justitie komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is van medeplegen, omdat uit het dossier niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . De rechtbank overweegt daartoe dat de rechtbank op basis van het dossier vaststelt dat verdachte [medeverdachte] aangever heeft gebeld en heeft gevraagd naar haar woning te komen en daarmee haar woning beschikbaar heeft gesteld. De rechtbank kwalificeert deze handelingen niet als een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte en spreekt verdachte daarom van het medeplegen vrij.