De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij bij haar strafeis rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheid dat gelet op de (proces)houding van verdachte hulpverlening niet mogelijk is gebleken en dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft over de strafmaat geen opmerkingen gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer brutale nachtelijke gewapende overval op een nachtwinkel. Bij de overval heeft verdachte het slachtoffer bedreigd door hem een mes te tonen en te roepen ‘Kassa, kassa en sigaretten’. Verdachte heeft de overval willens en wetens en op berekenende wijze gepleegd, waarbij verdachte puur vanuit winstbejag gehandeld heeft en zich niets heeft aangetrokken van de belangen van het slachtoffer. Het slachtoffer, dat achter de kassa stond, kon nergens heen op het moment dat verdachte hem met het mes bedreigde. Het slachtoffer heeft zich ten tijde van het delict angstig en onveilig gevoeld. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens kennelijk geen rekening gehouden toen hij besloot op een brutale en dreigende manier snel aan geld en sigaretten te willen komen. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor dit feit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een winkeloverval met bedreiging met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren vastgesteld.
Als strafverzwarende omstandigheid heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict en voor bedreiging. Bovendien houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen factoren waarmee in strafmatigende zin rekening dient te worden gehouden. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken dat verdachte niet met de reclassering in gesprek heeft willen gaan om een reclasseringsrapport op te laten stellen.
Ook voor het overige ziet de rechtbank geen omstandigheden waarmee in strafmatigende zin rekening dient te worden gehouden.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het volgende oordeel. Nu er geen omstandigheden zijn gebleken waarmee in strafmatigende zin rekening dient te worden gehouden zal de rechtbank aan verdachte - gelijk aan het toepasselijke LOVS-oriëntatiepunt - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 2 jaren. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf, mede in het licht van de LOVS-oriëntatiepunten, geen recht doet aan de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde delict, waardoor de rechtbank een hogere straf zal opleggen dan geëist.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.