ECLI:NL:RBNNE:2022:373

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
18-168369-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van rijinstructeur wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee vrouwelijke leerlingen tijdens rijlessen

Op 11 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rijinstructeur, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee vrouwelijke leerlingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een schadevergoeding aan de slachtoffers. De feiten vonden plaats tussen juni 2019 en februari 2020, waarbij de verdachte de slachtoffers tijdens rijlessen betastte en seksueel getinte opmerkingen maakte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers consistent en gedetailleerd waren, en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank benadrukte dat de handelingen van de verdachte ongepast waren, gezien de afhankelijkheidsrelatie tussen hem en de slachtoffers. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat hij misbruik had gemaakt van zijn positie als rijinstructeur. De slachtoffers hebben psychische schade geleden door de handelingen van de verdachte, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-168369-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats] , wonende [straatnaam] te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bonthuis, advocaat te Haskerdijken. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij (op verschillende data en/of tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 21 februari 2020, te Franeker, in de gemeente Waadhoeke, in elk geval in of bij een of meer (andere) plaats(en) van/in de provincie Friesland, meermalen, althans eenmaal, door een andere feitelijkheid, die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het knijpen in de lies en/of het betasten/aanraken van de/een be(e)n(en) tot nabij de lies en/of het betasten/aanraken tussen de be(e)n(en), althans het aanraken van het lichaam van die [slachtoffer 1]
en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte
  • (telkens) gebruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil en/of het verschil in ontwikkeling en/of hetuit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als rijinstructeur van die [slachtoffer 1] en/of - (telkens) gebruik heeft gemaakt van de beperkte bewegingsvrijheid die die [slachtoffer 1] had als bestuurster van een rijdende auto en/of
  • die [slachtoffer 1] vaak seksistische of seksueel getinte opmerkingen heeft toegevoegd zoals (ondermeer) – zakelijk weergegeven- weet je wat klaar komen is en/of ik wil dingen met je doen en/of weet je wat voor standje dit is, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (een) pijpbeweging(en) heeft gemaakt als hij een banaan zat te eten in de auto,
en/aldus voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling of onverhoeds heeft
gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
2
hij (op verschillende data en/of tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met
30 september 2018, te Tzumarrum, in de gemeente Waadhoek, in elk geval in of bij een of meer
(andere) plaatsen van/in de provincie Friesland, meermalen, althans eenmaal,
door een andere feitelijkheid, die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het wrijven over, althans aanraken van de/een knie naar het bovenbeen tot de binnenkant van het bovenbeen, in elk geval het ontuchtig aanraken van het lichaam van die [slachtoffer 2]
en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte
  • (telkens) gebruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil en/of verschil in ontwikkeling en/of het uitfeitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als rijinstructeur van die [slachtoffer 2] en/of - (telkens) gebruik heeft gemaakt van de beperkte bewegingsvrijheid die die [slachtoffer 2] had als bestuurster van een rijdende auto,
  • seksueel getinte opmerking(en) heeft gemaakt zoals (onder meer) wanneer zij moest schakelen“pak hem vast zoals je bij je vriend doet. Dat doet hem vast geen zeer”, althans woorden van gelijke aard of strekking
en/aldus voormelde ontuchtige handeling(en) zodanig plotseling of onverhoeds heeft
gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handeling(en) (voldoende en/of tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 30 september 2018 te Tzummarum, in de gemeente Waadhoeke, in elk geval in of bij een of meer (andere) plaats(en) van/in de provincie Friesland, meermalen, althans eenmaal, als rijinstructeur, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2001, bestaande die ontucht hierin dat hij verdachte, tijdens de/een rijles(sen) die [slachtoffer 2] over de/een knie en/of (vervolgens) naar het bovenbeen tot de binnenkant van het bovenbeen heeft gewreven, althans heeft aangeraakt, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer 2] ontuchtig heeft aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 en 2 primair. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondersteunen elkaar en vinden steun in de overige bewijsmiddelen, te weten de WhatsApp-berichten, de door verdachte gestuurde film en de getuigenverklaringen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft de feiten ontkend en de verklaringen van aangeefsters worden niet door enig bewijsmiddel ondersteund. De verklaringen van getuigen zijn niet voor het bewijs bruikbaar, omdat die gelden als de-auditu verklaringen en bovendien gebaseerd zijn op één bron. Bij beide aangeefsters lijkt een financieel motief aan de aangiftes ten grondslag te liggen.

Het oordeel van de rechtbank

Vooraf
De rechtbank overweegt dat zedenstrafzaken zich kenmerken door het feit dat er doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Bewijs van schuld aan het verwijt of de verwijten is daarom vaak moeilijk vast te stellen.
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, oftewel in casu alleen op grond van hetgeen aangeefster heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bewijsmiddelen
Uit het informatieve gesprek zeden van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ), geboren op
[geboortedatum] 1999, opgenomen op 3 februari 2020 blijkt het volgende. [slachtoffer 1] heeft sinds mei/juni 2019 rijles van verdachte. Vanaf het begin is zij lastiggevallen in de auto. Verdachte zat herhaaldelijk aan haar tijdens de lessen. Hij greep met zijn hand in haar lies. Dit gebeurde meermalen en elke les. Verdachte ging door ondanks het wegslaan/duwen van zijn hand. Verdachte zei onder meer: “hou op, ik krijg een stijve plasser” en maakte seksistische/seksueel getinte opmerkingen als: “weet je wat klaarkomen is en ik wil dingen met je doen en weet je wat voor standje dit is”. Ook maakte verdachte pijpbewegingen als hij een banaan in de auto at.
Uit de aangifte op 26 maart 2020 blijkt dat [slachtoffer 1] wederom heeft verklaard dat zij vanaf mei/juni 2019 is begonnen met rijlessen bij verdachte. Vanaf het moment dat zij aan het rijden was en de stad uit ging deed verdachte zijn hand op haar benen. Iedere keer ging het een stukje verder. Op het laatst was het bij haar lies en tussen haar benen. Verdachte kneep met zijn hand in haar lies, bij haar bovenbeen. Zij duwde verdachtes hand telkens weg. Elke les probeerde verdachte iets.
Verdachte maakte ook opmerkingen zoals: “dat hij in mij wilde klaarkomen, dat hij vieze spelletjes met mij wilde spelen”. Verdachte at pijpend een banaan op. [slachtoffer 1] heeft van [naam 4] gehoord dat zij ook is aangeraakt door verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer 1] op 13 december 2019 een seksistisch filmpje gestuurd.
[slachtoffer 1] heeft als eerste aan haar buren, [naam 5] en [naam 6] , verteld wat haar is overkomen. Verdachte begon tijdens de lessen vaak te praten over seks.
Uit de WhatsApp-berichten op 31 januari 2020 tussen [slachtoffer 1] en [naam 4] blijkt onder meer het volgende.
“ [slachtoffer 1] : Trouwens jij en [naam 7] hebben ook gereden bij [verdachte] toch
[naam 4] : Jaa klopt
[slachtoffer 1] : En wat deed ie allemaal want ik ga er mee aan de slag aangifte [naam 4] : Kwa aanraken?
Hij zat vaak aan mn bil wanneer die moest lachen en toen heb ik gezegd wil je me niet aanraken tijdens het rijden want dan verlies ik mn focus
En opmerkingen
En mij aankijken wanneer die op een rare manier een banaan at
Best ongemakkelijk
[slachtoffer 1] : Ik ga dr aangifte voor doen
Dat van mij is er al heb aangifte gedaan Nouja gebeld m’n buurman had alles al verteld [naam 4] : Maar wat deed ie bij jou dan?
[slachtoffer 1] : Die opmerkingen banaan m’n been zo aanraken tot m’n lies soms wel [naam 4] : Jaa samee”.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer 1] op 13 december 2019 een filmpje heeft ontvangen. Het betreft een filmpje waarop een bijna naakte vrouw te zien is, waarbij gezicht, borsten en vagina zijn te zien. Zij zit op een onherkenbare man. De piemel van de man is gedeeltelijk te zien. De piemel van de man zit in de vagina van de vrouw en gedurende het filmpje maakt de vrouw rijdende bewegingen waarbij de piemel steeds in en uit de vagina van de vrouw gaat.
Op 30 maart 2020 heeft getuige [naam 1] verklaard dat [slachtoffer 1] zich begin maart 2020 bij hem heeft aangemeld als leerling. Van [slachtoffer 1] heeft hij gehoord dat verdachte haar heeft aangeraakt bij haar kruis. Zij verkocht hem daarna een tik. Zij vertelde ook dat verdachte daarbij een opmerking maakte: “Als jouw vriend dit bij je doet dan sla je hem toch ook niet”.
De getuige heeft voorts verklaard dat hij ook van [slachtoffer 2] rechtstreeks heeft gehoord dat haar iets soortgelijks is overkomen. Verdachte begon tegen haar over seks en zei: “Heb je al een vriendje en wat doe je daarmee”.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedatum] 2001, opgenomen op 22 april 2020 blijkt dat zij naar aanleiding van de getuigenverklaring van [naam 1] door de politie was benaderd voor het afleggen van een getuigenverklaring. [slachtoffer 2] wenste echter direct aangifte te doen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij vanaf maart 2018 rijles had bij verdachte. Verdachte maakte na vijftien lessen seksuele opmerkingen tijdens het schakelen. Hij zei dan: “Pak hem vast, zoals je bij je vriend doet. Dat doet hem vast geen zeer.”
Verdachte had ook een verhaal over neukende duiven en een buurvrouw met grote borsten die haar shirtje omhoog deed, waardoor hij een stijve kreeg. Verdachte praatte daar iedere les over. [slachtoffer 2] vond dat vervelend en ongemakkelijk.
Verdachte raakte haar knie aan, waarbij hij wreef over haar knie en bovenbeen en dan ging hij naar de binnenkant van haar bovenbeen, nog niet bij haar lies. [slachtoffer 2] reageerde daarop met te stellen dat verdachte uit haar zone moest blijven. Dit is in totaal drie keer gebeurd. Zij is in september 2018 gestopt met lessen bij verdachte. [slachtoffer 2] heeft haar moeder als eerste verteld wat haar is overkomen.
De getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij de buurvrouw is van [slachtoffer 1] . Op een avond merkte zij dat [slachtoffer 1] nerveus was. [slachtoffer 1] vertelde aan haar dat verdachte haar seksueel getinte filmpjes stuurde en dat hij aan haar had gezeten. [slachtoffer 1] vertelde dat verdachte aan haar rechter bovenbeen had gezeten en daarbij vrij dicht bij haar geslachtsdeel kwam. [slachtoffer 1] had verdachte weggeduwd. [slachtoffer 1] vertelde ook dat verdachte iets zei in de trant van: “ik wil jou wel doen in de auto” en iets met “klaarkomen”. De getuige heeft dit aan haar vriend verteld en samen hebben zij [slachtoffer 1] naar het politiebureau gebracht voor het doen van aangifte.
De getuige [naam 3] , moeder van [slachtoffer 2] , heeft onder meer verklaard dat [slachtoffer 2] rijlessen bij verdachte had. Op een gegeven moment zegde [slachtoffer 2] de lessen af. Daarna vertelde [slachtoffer 2] huilend dat zij niet meer wilde rijden bij verdachte. [slachtoffer 2] vertelde dat verdachte rare opmerkingen maakte en had gesproken over wippende duiven en een buurmeisje met grote borsten die haar shirtje omhoog had gedaan. Ook vertelde [slachtoffer 2] dat verdachte aan haar zat. Verdachte pakte haar hand en legde die op de versnellingspook en vroeg of dat lekker was. Hij legde zijn hand op haar knie en op de binnenkant van haar bovenbeen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] rijles heeft gegeven. Hij heeft enkel gereden in de provincie Friesland. Verdachte heeft bekend dat hij aan [slachtoffer 1] op 13 december 2019 het hiervoor genoemde filmpje heeft gestuurd.
Beoordeling
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen kunnen vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. Daarbij komt dat haar verklaring ondersteuning vindt in de WhatsApp berichten tussen [slachtoffer 1] en [naam 4] , de door verdachte gestuurde pornografische film aan [slachtoffer 1] en de verklaringen van de getuigen [naam 2] en [naam 1] .
De rechtbank stelt voorts vast dat ook [slachtoffer 2] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Ook in haar verklaringen zijn geen onverklaarbare tegenstrijdigheden te vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaring niet op waarheid berust. Daarbij komt dat ook haar verklaring ondersteuning vindt in het overige bewijs, te weten in de verklaringen van de getuigen [naam 3] en [naam 1] .
De rechtbank overweegt nadrukkelijk dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook voldoende steun vinden in elkaar, want hun verklaringen komen in grote lijnen overeen wat betreft de aard van de handelingen gepleegd door verdachte en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde feitelijke handelingen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de ten laste gelegde handelingen als ontuchtig zijn aan te merken. Ontuchtige handelingen zijn handelingen gericht op seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen ongebruikelijk en ongepast zijn tussen een rijinstructeur en een leerling. Daarnaast zijn ook seksueel getinte opmerkingen gemaakt door verdachte. De combinatie van de handelingen en opmerkingen leiden tot de conclusie van de rechtbank dat deze handelingen aangemerkt moeten worden als seksueel.
Verdachte was de rijinstructeur van aangeefsters. [slachtoffer 1] was negentien jaar oud toen zij begon met rijlessen en [slachtoffer 2] was pas zeventien jaar oud. Verdachte was ruim veertig jaar ouder dan aangeefsters. De rechtbank is daarom van oordeel dat de seksuele handelingen ook in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Bovendien had verdachte hiervoor geen toestemming.
Hiervan is niet alleen sprake geweest wanneer verdachte zijn hand op de binnenzijde van het bovenbeen naar de liesstreek bewoog, maar ook op de andere momenten dat verdachte zijn hand op hun benen legde. Verdachte heeft de aanrakingen opgebouwd, waardoor de handelingen als een geheel moeten worden bezien en ook de eerste aanrakingen kunnen daarom worden aangemerkt als handelingen in strijd met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de handelingen als ontuchtig aan te merken zijn.
De rechtbank is verder van oordeel dat er sprake is van dwang doordat er tussen aangeefsters en verdachte sprake is van een groot leeftijdsverschil, hij hun rijinstructeur was en er daarmee ook een afhankelijkheidsrelatie bestond. Bovendien raakte hij hen onverhoeds aan terwijl zij de lesauto bestuurden, waardoor zij zich niet aan het handelen van verdachte konden onttrekken.
Door de verdediging zijn meerdere motieven aangedragen waarom aangeefsters niet de waarheid zouden hebben verklaard. Zo is gewezen op het financiële motief van aangeefsters voor het doen van aangifte, maar ook heeft verdachte ter terechtzitting een en ander verklaard over een mogelijke rol van getuige [naam 1] als brein achter de aangiftes in het kader van het uitschakelen van concurrentie als rijschoolhouder.
De rechtbank constateert dat dit speculatieve opmerkingen en/of gissingen zijn, die niet worden onderbouwd door feiten. Voor de suggestie van de verdediging dat sprake zou zijn van een motief bij aangeefsters en getuige [naam 1] om valse verklaringen af te leggen, heeft de rechtbank in het dossier noch in hetgeen is besproken ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden.
Conclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan acht de rechtbank het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op verschillende data en tijdstippen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 21 februari 2020, in de provincie Friesland, meermalen,
door een andere feitelijkheid, die [slachtoffer 1] telkens heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het knijpen in de lies en het betasten/aanraken van een been tot nabij de lies en het betasten/aanraken tussen de benen, en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte
  • telkens gebruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil en het uit feitelijke verhoudingenvoortvloeiend overwicht als rijinstructeur van die [slachtoffer 1] en
  • telkens gebruik heeft gemaakt van de beperkte bewegingsvrijheid die die [slachtoffer 1] had alsbestuurster van een rijdende auto en
  • die [slachtoffer 1] vaak seksistische of seksueel getinte opmerkingen heeft toegevoegd zoals (ondermeer) – zakelijk weergegeven – weet je wat klaar komen is en ik wil dingen met je doen en weet je wat voor standje dit is en pijpbewegingen heeft gemaakt als hij een banaan zat te eten in de auto, en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was die handelingen voldoende en/ tijdig af te weren of daartegen weerstand te bieden.
2 ( primair)
hij op verschillende data en tijdstippen in de periode van 1 maart 2018 tot en met 30 september 2018, in de provincie Friesland, meermalen, door een andere feitelijkheid, die [slachtoffer 2] telkens heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het wrijven over een knie naar het bovenbeen tot de binnenkant van het bovenbeen van die [slachtoffer 2]
en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte
  • telkens gebruik heeft gemaakt van het leeftijdsverschil en het uit feitelijke verhoudingenvoortvloeiend overwicht als rijinstructeur van die [slachtoffer 2] en
  • telkens gebruik heeft gemaakt van de beperkte bewegingsvrijheid die die [slachtoffer 2] had alsbestuurster van een rijdende auto,
  • seksueel getinte opmerkingen heeft gemaakt zoals wanneer zij moest schakelen “pak hem vastzoals je bij je vriend doet. Dat doet hem vast geen zeer”,
en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling of onverhoeds heeft gepleegd/uitgevoerd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handelingen voldoende en tijdig af te weren of daartegen weerstand te bieden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
2 primair Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 primair wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, de strafeis van de officier van justitie te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft twee vrouwelijke leerlingen tijdens hun rijlessen betast. De slachtoffers zijn door verdachte aangeraakt bij hun bovenbenen en in het geval van [slachtoffer 1] is zij ook geknepen in haar lies. De slachtoffers zijn telkens over hun kleding aangeraakt. Tevens heeft verdachte daarbij seksueel getinte opmerkingen gemaakt.
Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn leerlingen geschonden. Hij heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffers en het vertrouwen dat zij in hem mochten hebben als leraar.
Uit de verklaring van beide slachtoffers blijkt dat zij financieel hadden geïnvesteerd in de door verdachte gegeven rijlessen en zij gemotiveerd waren om hun rijbewijs te halen. De ontuchtige handelingen hebben daardoor kunnen plaatsvinden tijdens meerdere rijlessen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij hen meerdere malen heeft betast, waardoor de slachtoffers elke rijles opnieuw bang waren.
Hoewel de verdachte de feiten heeft ontkend kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat verdachte kennelijk bevrediging heeft gezocht van zijn eigen seksuele behoefte, zonder daarbij rekening te houden met het feit dat slachtoffers van dergelijke handelingen psychische schade kunnen ondervinden van wat hen is aangedaan. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen blijkt dat het handelen van verdachte op beide slachtoffers grote impact heeft gehad. De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij niet in staat is geweest professionele afstand tot zijn leerlingen te bewaren.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 12 oktober 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens enig strafbaar feit.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 9 november 2021, opgesteld door M. Visser, reclasseringswerker van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering blijkt onder meer dat de reclassering zich niet uitlaat over de kans op delictgedrag in de toekomst en het eventuele gevaarsrisico, gelet op de ontkenning van verdachte. Ook is daardoor geen uitspraak gedaan over de samenhang tussen het vermeende strafbare gedrag, de persoon van verdachte en de omstandigheden. Wel blijkt dat er geen problemen zijn op de genoemde leefgebieden. Verdachte heeft de rijschool onlangs opgeheven, waardoor er geen risico aanwezig is aangaande de beroepsuitoefening. Geadviseerd wordt, indien het komt tot een straf, om geen bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies en/of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte is in staat een taakstraf uit te voeren.
Conclusie
Alles afwegend, mede omdat de feiten zich enige tijd geleden hebben voorgedaan, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet geen redenen om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 5.416,80 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 12,37 ter vergoeding van materiële schade en
€ 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderd tot een bedrag van € 3.316,80.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De toegewezen vorderingen telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat deze, indien een bewezenverklaring volgt, toegewezen kan worden tot maximaal € 1.000,00 aan immateriële schade/smartengeld. De gestelde immateriële schade als genoegdoening voor de rijlessen en de CBR kosten zijn onvoldoende onderbouwd.
De raadsman heeft, indien een bewezenverklaring volgt, zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Het is aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] immateriële schade/smartengeld heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2020. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank overweegt dat de door de benadeelde partij opgevoerde schade kan worden gekwalificeerd als een andere aantasting in haar persoon als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan door de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen
Naast de onderbouwing van de schade door de benadeelde partij, waarbij zij heeft gewezen op haar jonge leeftijd, de leeftijd van verdachte, de frequentie van de aanrandingen en het feit dat dit plaatsvond tijdens rijlessen, is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde in dit concrete geval zo evident zijn, dat geestelijk letsel kan worden aangenomen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten een grove inbreuk betekenen op zowel de lichamelijke als geestelijke integriteit van het slachtoffer.
De hoogte van de immateriële schade wordt door de rechtbank bepaald op € 1.000,00, gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging. Daarbij is tevens aansluiting gezocht bij uitspraken in vergelijkbare zaken.
De rechtbank zal de vordering voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank overweegt ten aanzien van de gestelde compensatiegedachte dat zij over onvoldoende informatie beschikt om daarover te kunnen oordelen. De verwijzing naar andere zaken door de raadsvrouw betreffen geen vergelijkbare zaken als onderhavige. Van dit deel van de vordering is dus niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten rechtstreekse schade betreft. Nader onderzoek naar de juistheid en de omvang van de vordering zou, mede gelet op de betwisting, een uitgebreidere behandeling vereisten. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 september 2018.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte telkens veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.

Ten aanzien van [slachtoffer 1] , feit 1:

Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen: - het bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen:
  • een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2020 tot de dag van algehele voldoening;- dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat de duur waarvoor gijzeling kan worden toepast op 20 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 2] , feit 2 primair:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van € 762,37 (zegge: zevenhonderdtweeënzestig euro en zevenendertig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 september 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen:
  • een bedrag van € € 762,37 (zegge: zevenhonderdtweeënzestig euro en zevenendertig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 september 2018 tot de dag van algehele voldoening;- dit bedrag bestaat uit € 12,37 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat de duur waarvoor gijzeling kan worden toepast op 15 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2022.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002020028512 (genaamd ‘Hobbit’), doorgenummerd 1 tot en met 119.
Pagina’s 10 en 11.
Pagina’s 14 en 15 4 Pagina 16.
5. Pagina 17.
6. Pagina 17.
7. Pagina 18.
8. Pagina 26.
9. Pagina 27.
10. Pagina 36.
11. Pagina 30.
12. Pagina 31.
13. Pagina’s 31 en 32.
14. Pagina’s 47 tot en met 49.
15. Pagina 92.
16. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2022.
17. Pagina 114 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2022.