Vooraf
De rechtbank overweegt dat zedenstrafzaken zich kenmerken door het feit dat er doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Bewijs van schuld aan het verwijt of de verwijten is daarom vaak moeilijk vast te stellen.
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, oftewel in casu alleen op grond van hetgeen aangeefster heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bewijsmiddelen
Uit het informatieve gesprek zeden van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ), geboren op
[geboortedatum] 1999, opgenomen op 3 februari 2020 blijkt het volgende. [slachtoffer 1] heeft sinds mei/juni 2019 rijles van verdachte. Vanaf het begin is zij lastiggevallen in de auto. Verdachte zat herhaaldelijk aan haar tijdens de lessen. Hij greep met zijn hand in haar lies. Dit gebeurde meermalen en elke les. Verdachte ging door ondanks het wegslaan/duwen van zijn hand. Verdachte zei onder meer: “hou op, ik krijg een stijve plasser” en maakte seksistische/seksueel getinte opmerkingen als: “weet je wat klaarkomen is en ik wil dingen met je doen en weet je wat voor standje dit is”. Ook maakte verdachte pijpbewegingen als hij een banaan in de auto at.
Uit de aangifte op 26 maart 2020 blijkt dat [slachtoffer 1] wederom heeft verklaard dat zij vanaf mei/juni 2019 is begonnen met rijlessen bij verdachte. Vanaf het moment dat zij aan het rijden was en de stad uit ging deed verdachte zijn hand op haar benen. Iedere keer ging het een stukje verder. Op het laatst was het bij haar lies en tussen haar benen. Verdachte kneep met zijn hand in haar lies, bij haar bovenbeen. Zij duwde verdachtes hand telkens weg. Elke les probeerde verdachte iets.
Verdachte maakte ook opmerkingen zoals: “dat hij in mij wilde klaarkomen, dat hij vieze spelletjes met mij wilde spelen”. Verdachte at pijpend een banaan op. [slachtoffer 1] heeft van [naam 4] gehoord dat zij ook is aangeraakt door verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer 1] op 13 december 2019 een seksistisch filmpje gestuurd.
[slachtoffer 1] heeft als eerste aan haar buren, [naam 5] en [naam 6] , verteld wat haar is overkomen. Verdachte begon tijdens de lessen vaak te praten over seks.
Uit de WhatsApp-berichten op 31 januari 2020 tussen [slachtoffer 1] en [naam 4] blijkt onder meer het volgende.
“ [slachtoffer 1] : Trouwens jij en [naam 7] hebben ook gereden bij [verdachte] toch
[naam 4] : Jaa klopt
[slachtoffer 1] : En wat deed ie allemaal want ik ga er mee aan de slag aangifte [naam 4] : Kwa aanraken?
Hij zat vaak aan mn bil wanneer die moest lachen en toen heb ik gezegd wil je me niet aanraken tijdens het rijden want dan verlies ik mn focus
En opmerkingen
En mij aankijken wanneer die op een rare manier een banaan at
Best ongemakkelijk
[slachtoffer 1] : Ik ga dr aangifte voor doen
Dat van mij is er al heb aangifte gedaan Nouja gebeld m’n buurman had alles al verteld [naam 4] : Maar wat deed ie bij jou dan?
[slachtoffer 1] : Die opmerkingen banaan m’n been zo aanraken tot m’n lies soms wel [naam 4] : Jaa samee”.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer 1] op 13 december 2019 een filmpje heeft ontvangen. Het betreft een filmpje waarop een bijna naakte vrouw te zien is, waarbij gezicht, borsten en vagina zijn te zien. Zij zit op een onherkenbare man. De piemel van de man is gedeeltelijk te zien. De piemel van de man zit in de vagina van de vrouw en gedurende het filmpje maakt de vrouw rijdende bewegingen waarbij de piemel steeds in en uit de vagina van de vrouw gaat.
Op 30 maart 2020 heeft getuige [naam 1] verklaard dat [slachtoffer 1] zich begin maart 2020 bij hem heeft aangemeld als leerling. Van [slachtoffer 1] heeft hij gehoord dat verdachte haar heeft aangeraakt bij haar kruis. Zij verkocht hem daarna een tik. Zij vertelde ook dat verdachte daarbij een opmerking maakte: “Als jouw vriend dit bij je doet dan sla je hem toch ook niet”.
De getuige heeft voorts verklaard dat hij ook van [slachtoffer 2] rechtstreeks heeft gehoord dat haar iets soortgelijks is overkomen. Verdachte begon tegen haar over seks en zei: “Heb je al een vriendje en wat doe je daarmee”.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedatum] 2001, opgenomen op 22 april 2020 blijkt dat zij naar aanleiding van de getuigenverklaring van [naam 1] door de politie was benaderd voor het afleggen van een getuigenverklaring. [slachtoffer 2] wenste echter direct aangifte te doen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij vanaf maart 2018 rijles had bij verdachte. Verdachte maakte na vijftien lessen seksuele opmerkingen tijdens het schakelen. Hij zei dan: “Pak hem vast, zoals je bij je vriend doet. Dat doet hem vast geen zeer.”
Verdachte had ook een verhaal over neukende duiven en een buurvrouw met grote borsten die haar shirtje omhoog deed, waardoor hij een stijve kreeg. Verdachte praatte daar iedere les over. [slachtoffer 2] vond dat vervelend en ongemakkelijk.
Verdachte raakte haar knie aan, waarbij hij wreef over haar knie en bovenbeen en dan ging hij naar de binnenkant van haar bovenbeen, nog niet bij haar lies. [slachtoffer 2] reageerde daarop met te stellen dat verdachte uit haar zone moest blijven. Dit is in totaal drie keer gebeurd. Zij is in september 2018 gestopt met lessen bij verdachte. [slachtoffer 2] heeft haar moeder als eerste verteld wat haar is overkomen.
De getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij de buurvrouw is van [slachtoffer 1] . Op een avond merkte zij dat [slachtoffer 1] nerveus was. [slachtoffer 1] vertelde aan haar dat verdachte haar seksueel getinte filmpjes stuurde en dat hij aan haar had gezeten. [slachtoffer 1] vertelde dat verdachte aan haar rechter bovenbeen had gezeten en daarbij vrij dicht bij haar geslachtsdeel kwam. [slachtoffer 1] had verdachte weggeduwd. [slachtoffer 1] vertelde ook dat verdachte iets zei in de trant van: “ik wil jou wel doen in de auto” en iets met “klaarkomen”. De getuige heeft dit aan haar vriend verteld en samen hebben zij [slachtoffer 1] naar het politiebureau gebracht voor het doen van aangifte.
De getuige [naam 3] , moeder van [slachtoffer 2] , heeft onder meer verklaard dat [slachtoffer 2] rijlessen bij verdachte had. Op een gegeven moment zegde [slachtoffer 2] de lessen af. Daarna vertelde [slachtoffer 2] huilend dat zij niet meer wilde rijden bij verdachte. [slachtoffer 2] vertelde dat verdachte rare opmerkingen maakte en had gesproken over wippende duiven en een buurmeisje met grote borsten die haar shirtje omhoog had gedaan. Ook vertelde [slachtoffer 2] dat verdachte aan haar zat. Verdachte pakte haar hand en legde die op de versnellingspook en vroeg of dat lekker was. Hij legde zijn hand op haar knie en op de binnenkant van haar bovenbeen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] rijles heeft gegeven. Hij heeft enkel gereden in de provincie Friesland. Verdachte heeft bekend dat hij aan [slachtoffer 1] op 13 december 2019 het hiervoor genoemde filmpje heeft gestuurd.
Beoordeling
Op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen kunnen vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. Daarbij komt dat haar verklaring ondersteuning vindt in de WhatsApp berichten tussen [slachtoffer 1] en [naam 4] , de door verdachte gestuurde pornografische film aan [slachtoffer 1] en de verklaringen van de getuigen [naam 2] en [naam 1] .
De rechtbank stelt voorts vast dat ook [slachtoffer 2] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Ook in haar verklaringen zijn geen onverklaarbare tegenstrijdigheden te vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaring niet op waarheid berust. Daarbij komt dat ook haar verklaring ondersteuning vindt in het overige bewijs, te weten in de verklaringen van de getuigen [naam 3] en [naam 1] .
De rechtbank overweegt nadrukkelijk dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook voldoende steun vinden in elkaar, want hun verklaringen komen in grote lijnen overeen wat betreft de aard van de handelingen gepleegd door verdachte en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde feitelijke handelingen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de ten laste gelegde handelingen als ontuchtig zijn aan te merken. Ontuchtige handelingen zijn handelingen gericht op seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen ongebruikelijk en ongepast zijn tussen een rijinstructeur en een leerling. Daarnaast zijn ook seksueel getinte opmerkingen gemaakt door verdachte. De combinatie van de handelingen en opmerkingen leiden tot de conclusie van de rechtbank dat deze handelingen aangemerkt moeten worden als seksueel.
Verdachte was de rijinstructeur van aangeefsters. [slachtoffer 1] was negentien jaar oud toen zij begon met rijlessen en [slachtoffer 2] was pas zeventien jaar oud. Verdachte was ruim veertig jaar ouder dan aangeefsters. De rechtbank is daarom van oordeel dat de seksuele handelingen ook in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Bovendien had verdachte hiervoor geen toestemming.
Hiervan is niet alleen sprake geweest wanneer verdachte zijn hand op de binnenzijde van het bovenbeen naar de liesstreek bewoog, maar ook op de andere momenten dat verdachte zijn hand op hun benen legde. Verdachte heeft de aanrakingen opgebouwd, waardoor de handelingen als een geheel moeten worden bezien en ook de eerste aanrakingen kunnen daarom worden aangemerkt als handelingen in strijd met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de handelingen als ontuchtig aan te merken zijn.
De rechtbank is verder van oordeel dat er sprake is van dwang doordat er tussen aangeefsters en verdachte sprake is van een groot leeftijdsverschil, hij hun rijinstructeur was en er daarmee ook een afhankelijkheidsrelatie bestond. Bovendien raakte hij hen onverhoeds aan terwijl zij de lesauto bestuurden, waardoor zij zich niet aan het handelen van verdachte konden onttrekken.
Door de verdediging zijn meerdere motieven aangedragen waarom aangeefsters niet de waarheid zouden hebben verklaard. Zo is gewezen op het financiële motief van aangeefsters voor het doen van aangifte, maar ook heeft verdachte ter terechtzitting een en ander verklaard over een mogelijke rol van getuige [naam 1] als brein achter de aangiftes in het kader van het uitschakelen van concurrentie als rijschoolhouder.
De rechtbank constateert dat dit speculatieve opmerkingen en/of gissingen zijn, die niet worden onderbouwd door feiten. Voor de suggestie van de verdediging dat sprake zou zijn van een motief bij aangeefsters en getuige [naam 1] om valse verklaringen af te leggen, heeft de rechtbank in het dossier noch in hetgeen is besproken ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden.
Conclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan acht de rechtbank het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.