ECLI:NL:RBNNE:2022:3716

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
18/158340-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling, diefstal en bezit van hennep met vrijspraak voor diefstal van motorfietsen

Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzetheling, diefstal en het bezit van hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd vrijgesproken van de betrokkenheid bij de diefstal en het witwassen van twee motorfietsen, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij deze feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk behulpzaam was geweest bij de diefstal van de motorfietsen, aangezien er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de diefstal of dat hij op enige wijze betrokken was bij het vervoer van de gestolen goederen.

De rechtbank achtte de feiten 3, 4, 5 en 6 wel wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had op 15 juni 2020 een fiets voorhanden gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daarnaast had hij op 18 mei 2020 een elektrische fiets gestolen en opzettelijk 118,83 gram hennep aanwezig gehad. Ook werd de verdachte schuldig bevonden aan diefstal van natuurstenen in vereniging met een ander. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar constateerde dat deze meer dan vijf jaar geleden waren en dat hij sindsdien niet opnieuw in aanraking was gekomen met de politie. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was gevorderd, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/158340-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/012505-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.W. Bouwman, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door D. Roggen.
Ter terechtzitting is tevens verschenen [benadeelde partij 2] , benadeelde partij.

Tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer 18/158340-20ten laste gelegd dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Enschede, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
of
medeverdachten, in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Enschede, althans in Nederland, een motorfiets (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl medeverdachten zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte zijn gehuurde bus ter beschikking gesteld van 27 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 aan die medeverdachten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of deverplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
of
medeverdachten, in of omstreeks de periode van 27 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of deverplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij/zij wist(en) dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte zijn gehuurde bus ter beschikking gesteld van 27 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 aan die medeverdachten;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Assen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (BMW, met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
of
medeverdachten, in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Assen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (BMW, met kenteken [kenteken] ) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij
2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl medeverdachten zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte zijn gehuurde bus ter beschikking gesteld van 27 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 aan die medeverdachten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (motor BMW kenteken [kenteken] ),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
of
medeverdachten, in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (motor BMW kenteken [kenteken] ),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij/zij wist(en) dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte zijn gehuurde bus ter beschikking gesteld van 27 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 aan die medeverdachten;
3.
hij op of omstreeks 15 juni 2020 te Assen, een fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 18 mei 2020 te Assen , althans in Nederland, een elektrische fiets (Batavus), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
5.
hij op of omstreeks 15 juni 2020 te Assen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 118,83 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij in of omstreeks 27 maart 2020 tot en met 30 maart 2020 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (4 pallets) natuurstenen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de Gemeente Assen, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; Aan verdachte is onder
parketnummer 18/012505-20ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 november 2019 tot en met 12 november 2019 te Assen, althans in de gemeente Assen, althans in Nederland, een goed, te weten een motorfiets (Merk Yamaha, type T-max 500) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18/158340-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder parketnummer 18/158340-20 onder 3 ten laste gelegde opzetheling, de onder 4 ten laste gelegde diefstal, het onder 5 ten laste gelegde aanwezig hebben van 118,83 gram hennep, de onder 6 ten laste gelegde diefstal in vereniging en de onder parketnummer 18/012505-20 ten laste gelegde opzetheling.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/158340-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder dit parketnummer onder 3, 4 heeft zij betoogd dat er sprake is van een vormverzuim (onrechtmatige doorzoeking van de woning van verdachte) dat bewijsuitsluiting tot gevolg zou moeten hebben. Indien de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaat heeft de raadsvrouw betoogd dat er een bewezenverklaring kan volgen voor de onder 3 ten laste gelegde opzetheling en de onder 4 ten laste gelegde diefstal zonder braak of verbreking. Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft zij zich op het standpunt gesteld dat enkel het voorhanden hebben van de hennep bewezen kan worden en ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat er weliswaar sprake is van diefstal maar niet in vereniging gepleegd. De opzetheling zoals ten laste gelegd onder parketnummer 18/012505-20 kan volgens de raadsvrouw niet bewezen worden, maar enkel de schuldheling aangezien slechts kan worden vastgesteld dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de motorfiets van diefstal afkomstig was.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/158340-20
Feit 1 en 2
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal dan wel het (schuld)witwassen van de tenlastegelegde motorfietsen. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij deze feiten door de door hem gehuurde Mercedes Vito met dat doel aan medeverdachten ter beschikking te stellen. De enkele constatering dat door medeverdachten gebruik is gemaakt van de door verdachte gehuurde Mercedes Vito om de gestolen motorfietsen te vervoeren, is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte ook opzet heeft gehad op de diefstal c.q. het witwassen van de motorfietsen, zodat ook de ten laste gelegde medeplichtigheid aan deze feiten niet bewezen kan worden.
Feit 3 en 4
Vormverzuim
De verdediging heeft zich ter terechtzitting kort gezegd op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de woning van de verdachte onrechtmatig is geweest aangezien door de verdachte daartoe geen toestemming is verleend en er evenmin een wettelijke bevoegdheid tot doorzoeking bestond. Volgens de raadsvrouw is gelet op de gedragingen van de politie in de woning van verdachte geen sprake geweest van het enkel zoekend rondkijken. Dit levert volgens de verdediging een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dat, gezien de ernst ervan, moet leiden tot bewijsuitsluiting van de in de woning en de berging van verdachte aangetroffen fietsen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de politie met toestemming van verdachte aanwezig was in zijn woning en dat de politie in de woning slechts zoekend heeft rondgekeken. Door de politie is gezien dat op het balkon onder een kleed een fiets stond die na nadere controle van diefstal afkomstig bleek te zijn. Gelet op die constatering heeft de politie ook gekeken in de berging van de woning van verdachte waar eveneens een gestolen fiets werd aangetroffen. In het geval de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een vormverzuim, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling van dit vormverzuim.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 15 juni 2020 is verdachte gehoord door de politie en is aan hem toestemming gevraagd om zijn woning te betreden om telefoons op te halen. Daarop heeft verdachte geantwoord: “Jullie kunnen de telefoons gewoon pakken. Het gaat om vier of vijf telefoons.”. De rechtbank constateert derhalve dat verdachte enkel toestemming heeft gegeven aan de politie om zijn woning te betreden om daar de telefoons op te halen.
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 15 juni 2020 blijkt dat hij op 15 juni 2020 samen met verbalisant [verbalisant 2] in de woning van verdachte is geweest ter inbeslagname van de hiervoor genoemde telefoons. Vanuit de woonkamer zag [verbalisant 1] een fiets op het balkon staan met daaroverheen een bruinkleurig kleed. Aangezien de achterzijde van de fiets onder het kleed uitstak zag [verbalisant 1] dat het een elektrische fiets betrof. Omdat de fiets afgedekt op het balkon stond, rees bij verbalisant [verbalisant 1] het vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was. Vervolgens heeft [verbalisant 1] het kleed van de fiets gehaald en na controle van het framenummer bleek de fiets inderdaad als gestolen geregistreerd te staan.
Uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 17 juni 2020 blijkt dat de verbalisanten ook de gezamenlijke berging van het appartementencomplex, gelegen aan de zijkant van het complex, zijn binnengegaan. In deze berging hebben verbalisanten een fiets aangetroffen, waarvan het slot niet origineel leek. Dit slot kon worden geopend met een sleutel aan de sleutelbos van verdachte. Na controle van het framenummer bleek ook deze fiets als gestolen geregistreerd te staan.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de handelingen van de verbalisanten verder zijn gegaan dan ‘zoekend rondkijken’ en er feitelijk sprake is geweest van een doorzoeking van de woning terwijl verdachte hiervoor geen toestemming heeft gegeven en er evenmin is gebleken van een machtiging tot doorzoeking van de woning. De verbalisanten waren derhalve naar het oordeel van de rechtbank op dat moment niet bevoegd om de woning en de berging te doorzoeken. Ten aanzien van de aangetroffen hennep is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een doorzoeking, aangezien deze hennep door de verbalisanten direct zichtbaar was op een bankstel naast het bankstel waarop de mobiele telefoons werden aangetroffen.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat ten aanzien van feit 3 en 4 sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De vraag is vervolgens of, en zo ja welke, rechtsgevolgen aan deze vormverzuimen moeten worden verbonden. Bij de beoordeling hiervan dient de rechtbank rekening te houden met de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren, te weten het belang van de geschonden voorschriften, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De rechtbank stelt voorop dat bewijsmateriaal rechtstreeks door het vastgestelde verzuim is verkregen. Ten aanzien van de vraag of en zo ja welk gevolg dient te worden verbonden aan de vaststelling dat er sprake is van een onherstelbare vormverzuim, heeft de rechtbank gelet op hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 19 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY5321, rov. 2.3-2.4.6) heeft overwogen. Bij de beantwoording van voornoemde vraag stelt de rechtbank het door de Hoge Raad uiteengezette beoordelingskader voorop.
Het belang van het geschonden voorschrift
Het belang dat de geschonden voorschriften dienen, is de bescherming van het huisrecht en het privéleven van de bewoner, zoals verankerd in onder meer artikel 12 van de Grondwet en artikel 8, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM). De verzuimen raken dus aan gewichtige rechtsbeginselen en de verdachte is getroffen in de belangen die deze beginselen beschermen.
De ernst van het verzuim
Het verzuim is naar het oordeel van de rechtbank ernstig. Voor het doorzoeken van de woning was een machtiging vereist van de rechter-commissaris, desalniettemin hebben verbalisanten zonder deze machtiging de woning en berging doorzocht.
Het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt
Bij de beoordeling van deze factor is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door de verzuimen daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv.
Het nadeel dat de verdachte heeft ondervonden is gelegen in de inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer en het huisrecht, waarbij het nadeel voor verdachte er in casu met name in heeft bestaan dat verbalisanten in de woning van verdachte onderzoek hebben gedaan zonder dat verdachte daar toestemming voor heeft gegeven. De rechtbank merkt hierbij wel op dat er rechtmatig is binnengetreden in de woning van verdachte en dat dientengevolge voor een deel wel een gerechtvaardigde inbreuk is gemaakt op verdachtes recht op privacy en zijn huisrecht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte in onvoldoende mate nadeel als gevolg van de schending van het voorschrift heeft ondervonden om over te gaan tot bewijsuitsluiting. Dit geldt temeer nu de verdachte zijn bekennende verklaring die hij tegenover de politie heeft afgelegd, ter terechtzitting heeft herhaald. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de geconstateerde schending te betrekken bij de bepaling van de strafmaat.
De rechtbank zal daarom volstaan met de enkele constatering dat sprake is geweest van het genoemde onherstelbare vormverzuim.
Bewijsmiddelen feit 3, 4 en 5
De rechtbank acht feit 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt ten aanzien van
feit 3als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 april 2018,opgenomen op pagina 324 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PI01002020157357Z (onderzoek LISTER / NN3R020047) d.d. 6 januari 2021, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 7].
Deze opgave luidt ten aanzien van
feit 4als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt afschrift van aangifte d.d. 21 mei 2020, opgenomen oppagina 337 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 3] .
Deze opgave luidt ten aanzien van
feit 5als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2020,opgenomen op pagina 343 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming d.d. 15 juni 2020,opgenomen op pagina 344 van voornoemd dossier;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming d.d. 15 juni 2020,opgenomen op pagina 345 van voornoemd dossier;
Feit 6
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 15 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 29 maart 2020 in Assen stenen weggenomen. Ik heb deze stenen bij [medeverdachte] in de tuin gelegd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2020,opgenomen op pagina 355 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 1] namens de Gemeente Assen:
Ik doe aangifte van diefstal van stenen. Deze stenen zijn geheel het eigendom van de Gemeente
Assen. Deze stenen liggen in pallets opgeslagen op een opslagplaats aan de Plesmanstraat. (…) Vanochtend, maandag 30 maart 2020 omstreeks 07:45 uur kwamen de bouwvakkers bij de opslagplaats om stenen op te halen toen ze zagen dat het hekwerk open stond. Ze zagen dat alle natuurstenen, welke speciaal gemaakt zijn en uit China komen, weg waren. (…) Het gaat om 4 volle pallets met stenen welke weg zijn. De pallets staan er nog wel maar de stenen zijn weg. Tevens lagen er in een paar pallets nog een paar kleine stukken steen, deze zijn ook weg. In totaal is er denk ik voor ongeveer 4000 kilo aan natuursteen gestolen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 maart 2020,opgenomen op pagina 358 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op zondag 29 maart 2020 tussen 12:00 uur en 16:00 uur ongeveer. Ik liep langs het terrein van de gemeente. (…) Ik zag dat er een witte bestelbus, een Mercedes Vito met het kenteken [kenteken] op het terrein stond en dat er een donkere, Antiliaanse man, en een Hindoestaanse vrouw bezig waren met stenen in de bestelbus te laden.
Toen ik terug kwam van de Jumbo kwamen ze weer aanrijden. Ik heb gezien dat ze in eerder genoemde tijdsbestek meerdere malen zijn weggegaan en terug zijn gekomen om meer in te laden. Ik zag dit kleine stenen waren, althans om straten mee te maken. Ik denk 5cm breed bij 15cm lang en ze bruin/rood van kleur.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de diefstal van natuursteen alleen heeft gepleegd. Op basis van de hiervoor aangehaalde verklaring van getuige [naam 2] is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de diefstal samen met een ander heeft gepleegd. [naam 2] verklaart gedetailleerd over de tweede persoon die samen met verdachte stenen aan het inladen is in de Mercedes Vito. De omschrijving die [naam 2] geeft van de mededader komt daarbij voor een groot gedeelte overeen met medeverdachte [medeverdachte] , bij wie een aantal van de weggenomen stenen in de tuin is aangetroffen. Gelet daarop komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde diefstal in vereniging.
Parketnummer 18/012505-20:
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/012505-20 tenlastegelegde bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt ten aanzien van feit 3 als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 november 2019,opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019297156, d.d. 9 januari 2020, inhoudend de aangifte van [benadeelde partij 6] .
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij de motorfiets die is aangetroffen in de woning van [medeverdachte] heeft gewonnen bij een pokertoernooi in Assen op zaterdag 9 november 2019, waarna hij de motorfiets daar in de schuur heeft geplaatst. Naar eigen zeggen heeft verdachte geen papieren gekregen van de motorfiets, zodat hij geen mogelijkheid had om de motorfiets op zijn naam te zetten. Verdachte zegt niet meer te weten of er een kentekenplaat op de motorfiets heeft gezeten en de bijbehorende sleutel is hij kwijtgeraakt. Uit de aangifte van [benadeelde partij 6] blijkt voorts dat de betreffende motorfiets is weggenomen in de nacht van 8 op 9 november 2019 in Assen.
Hoewel verdacht zijn verklaring op geen enkele manier nader heeft onderbouwd, en deze verklaring daarmee ook niet kan worden geverifieerd, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden waaronder verdachte de motorfiets naar eigen zeggen in bezit heeft gekregen, het niet anders kan zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de motorfiets wist dat deze van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank betrekt bij dat oordeel voorts de omstandigheid dat aanwijzingen ontbreken dat wetenschap bij de verdachte van de criminele herkomst van de motorfiets eerst is ontstaan na het verwerven of voorhanden krijgen daarvan. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/158340-20 onder 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde en het onder parketnummer 18/012505-20 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/158340-20
3.
hij op 15 juni 2020 te Assen, een fiets, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. hij op 18 mei 2020 te Assen een elektrische fiets (Batavus), toebehorende aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 15 juni 2020 te Assen opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 118,83 gram, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
6.
hij in de periode van 27 maart 2020 tot en met 30 maart 2020 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, natuurstenen, toebehorende aan de Gemeente Assen, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 18/012505-20:
hij in de periode van 7 november 2019 tot en met 12 november 2019 te Assen, een goed, te weten een motorfiets (Merk Yamaha, type T-max 500) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18/158340-20:

3. opzetheling;
4. diefstal;
5. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
6. diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 18/012505-20:opzetheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/158340-20 onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/012505-20 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 104 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder de algemene voorwaarde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Wanneer de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen acht, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd aanzienlijk dient te worden beperkt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering van Verslavingszorg Noord-Nederland (hierna: VNN), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende vermogensdelicten, te weten diefstal van een elektrische fiets, diefstal van een partij natuurstenen, opzetheling van een motorfiets en opzetheling van een fiets. Dit betreffen voor de slachtoffers en de maatschappij zeer hinderlijke feiten en verdachte heeft daarmee blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een ruim 118 gram hennep. De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte weliswaar eerder onherroepelijk is veroordeeld voor met name druggerelateerde zaken, maar constateert dat deze veroordelingen nagenoeg allemaal dateren van meer dan vijf jaar geleden. De rechtbank constateert verder dat verdachte sinds zijn aanhouding op 15 juni 2020 niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de rapportages van de reclassering. In het reclasseringsrapport van VNN d.d. 12 juli 2022 wordt aangegeven dat sinds de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst, verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Door de reclassering wordt de kans op recidive ingeschat als gemiddeld en hoewel de reclassering inschat dat de kans op recidive verder zou afnemen indien betrokkene zich zou houden aan bijzondere voorwaarden en aan het werk blijft, adviseert de reclassering bij een veroordeling een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zonder reclasseringstoezicht. Daarbij heeft de reclassering mede gelet op het feit dat verdachte al ruim twee jaar reclasseringstoezicht heeft gehad en dat verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. De bereidheid van verdachte om gedurende een proeftijd nog langer verplicht in gesprek te gaan met de reclassering is niet aanwezig. Aangezien verdachte veelal werkzaam is in het buitenland wordt ook een taakstraf door de reclassering niet wenselijk geacht.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte en zijn eerste verhoor op 15 juni 2020. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met bijna vier maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er een korting moet worden toegepast op de op te leggen straf.
Gelet op de hoeveelheid en de aard en ernst van de feiten ziet de rechtbank in beginsel geen aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf. Gelet echter op de hiervoor besproken overschrijding van de redelijke termijn, komt de rechtbank toch tot een lagere straf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. Het onvoorwaardelijke strafdeel is daarmee gelijk aan de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een proeftijd van 2 jaren verbinden en de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken. Gelet op de duur en het verloop van het schorsingstoezicht, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om aan de proeftijd nog nadere bijzondere voorwaarden te verbinden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 1.927,43 ter zake van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 3.005,00 ter vergoeding van materiële schadevermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast heeft [benadeelde partij 1] € 250,00 ter vergoeding van proceskosten gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij afgewezen dienen te worden gelet op de gevorderde vrijspraak.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij moeten worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De rechtbank wijst de vordering niet af, zodat verdachte de mogelijkheid houdt om zijn vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten in totaal 118,83 gram hennep en 5,44 gram opium, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een weegschaal, vatbaar voor verbeurdverklaring nu het onder parketnummer 18/158340-20 onder 5 bewezenverklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan en deze toebehoort aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/158340-20 onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/158340-20 onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/01250-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 74 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van parketnummer 18/158340-20, feit 1 en 2:
Verklaart
[benadeelde partij 2]en
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in hun vordering. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partijen hun eigen proceskosten dragen.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen 118,83 gram hennep (1,83 en 117 gram) en 5,44 gram opium.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen weegschaal.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Sloten, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en mr. R. Baluah, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2022.
Mr. R. Baluah is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.