ECLI:NL:RBNNE:2022:3715

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
18/235644-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere diefstallen, witwassen en rijden zonder rijbewijs

Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen, het medeplegen van witwassen, schuldheling en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de diefstal van motorfietsen en scooters, waarbij hij zich richtte op deze voertuigen. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij een significante bijdrage had geleverd aan deze poging. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 150 dagen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 80 uren en een geldboete van € 400,00 opgelegd voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de proeftijd verbonden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering.

De zaak kwam ter terechtzitting op 13 september 2022, waar de verdachte aanwezig was met zijn advocaat, mr. M.H. Wormmeester. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D. Roggen. De rechtbank heeft de bewijsvoering en de verklaringen van de betrokken partijen zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft zich in een periode van ruim een half jaar schuldig gemaakt aan een reeks vermogensdelicten, wat niet alleen schade toebracht aan de slachtoffers, maar ook hinder en ergernis veroorzaakte in de gemeenschap. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een gedeeltelijke strafkorting.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/235644-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/287288-20, 18/287320-20, 18/292035-20 en 18/336596-21.
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.
Ter terechtzitting zijn tevens verschenen:
  • [naam 10] , namens de Raad voor de Kinderbescherming
  • [naam 9] , jeugdreclasseerder namens Jeugdbescherming Noord.

Tenlastelegging

Parketnummer 18/235644-20
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2020 te Emmen en/of Nieuw-Weerdinge, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] (hoofdagent politie Noord-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • terwijl hij en/of zijn mededader(s) (met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans methoge snelheid) in een Mercedes Vito reed/reden over een of meer smalle, onverlichte wegen, te weten de Pottendijk WZ en/of de Veenakkers en/of Weerdinger-Erfscheidenveen, waar niet of nauwelijks uitwijkmogelijkheden waren - en/of
  • terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat op korte afstand achter de Mercedes Vito eenpolitievoertuig reed - een koffer, althans een voorwerp, uit (de laadruimte van) de Mercedes Vito heeft gegooid en/of geduwd (meermalen) een motor uit (de laadruimte van) de Mercedes Vito heeft gegooid en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Enschede, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: Hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of deverplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeftovergedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf; 3.
Hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Assen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (BMW, met kenteken [kenteken] ) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: Hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (motor BMW kenteken [kenteken] ),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of deverplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeftovergedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Parketnummer 18/287288-20
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 23 oktober 2019 op 24 oktober 2019 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motor (merk KTM, gekentekend [kenteken] ) en/of een motorhoes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 oktober 2019 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motor (merk KTM, gekentekend [kenteken] ) en/of een motorhoes, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 18/287320-20
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2019 tot en met 19 september 2019 te Assen, Groningen en/of De Punt, althans in Nederland, een goed te weten een scooter (gekentekend [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 19 september 2019 te De Punt, gemeente Tynaarlo als bestuurder van een motorrijtuig (gekentekend [kenteken] ) heeft gereden op de weg, de Ydermade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Parketnummer 18/292035-20
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2020 te Assen kentekenplaten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2020 te Groningen, een scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 18/336596-21
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 december 2019 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (Vespa Sprint), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen goed/scooter onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/235644-20
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling. Zij heeft veroordeling gevorderd voor het onder 3 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van witwassen van de BMW-motorfiets. De officier van justitie heeft tevens veroordeling gevorderd voor de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal van de Kawasaki-motorfiets.
Parketnummer 18/287288-20
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Parketnummer 18/287320-20
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 ten laste gelegde opzetheling en het onder 2 ten laste gelegde rijden zonder rijbewijs.
Parketnummer 18/292035-20
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor de onder 1 ten laste gelegde diefstal van één kentekenplaat. De onder 2 ten laste gelegde heling kan volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/336596-21
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde medeplegen van diefstal gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/235644-20
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde diefstal van de Kawasaki en de BMW heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft ontkend dat hij ten tijde van de diefstal van de Kawasaki in Enschede is geweest en dat hij ook niet verantwoordelijk is geweest voor de diefstal. Voor het onder 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van witwassen van de BMW en Kawasaki kan volgens de raadsvrouw wel een bewezenverklaring volgen.
Parketnummer 18/287288-20
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Parketnummer 18/287320-20
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een bewezenverklaring kan volgen voor de onder 1 ten laste gelegde schuldheling en het onder 2 ten laste gelegde rijden zonder rijbewijs.
Parketnummer 18/292035-20
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde heling van de scooter, aangezien het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat op basis waarvan kan worden aangenomen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter van diefstal afkomstig was.
Parketnummer 18/336596-21
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan het medeplegen van de diefstal wettig en overtuigend worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/235644-20
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat kan worden vastgesteld dat zich vijf verdachten in de Mercedes Vito bevonden en dat verdachte zich samen met twee anderen in de bestuurderscabine bevond ten tijde van de achtervolging. Op basis van de inhoud van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank ook worden vastgesteld dat verdachte niet de bestuurder is geweest van de Mercedes Vito. Tijdens de achtervolging door de politie zijn door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] twee motorfietsen uit de laadruimte van de Mercedes Vito geduwd, terwijl vanuit de bestuurderscabine zou zijn geroepen dat motorfietsen er uit moesten. Op basis van de verklaringen van verdachte en medeverdachten kan niet worden vastgesteld dat verdachte heeft geroepen dat de motorfietsen uit de laadruimte moesten worden geduwd. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij tegen de bestuurder heeft gezegd dat hij moest stoppen.
Hoewel de gedragingen van medeverdachten naar het oordeel van de rechtbank een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel opleveren, volgt uit het voorgaande dat verdachte aan deze handelingen geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Nu er geen sprake is geweestoHo van een nauwe en bewuste samenwerking zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het medeplegen van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisant [benadeelde partij 1] .
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
De telefoon, een iPhone 6, die is aangetroffen in de Mercedes Vito op 31 maart 2020 is van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2020,opgenomen op pagina 278 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020157357Z (onderzoek LISTER / NN3R020047) d.d. 6 januari 2021, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen zaterdag 28 maart 2020 om 20:22 uur en dinsdag 31 maart 2020 om 10:00 uur. Ik wil aangifte doen inzake diefstal van mijn motor, dit betreft een Kawasaki Ninja 300 ABS en deze is voorzien van kenteken [kenteken] , en deze motor is mijn eigendom. Niemand had het recht of de toestemming deze motor weg te nemen en het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ik heb na een telefoontje op 31 maart 2020 , afkomstig van de politie in Drenthe pas ontdekt dat mijn motor was gestolen, dit komt omdat ik de motor niet bij mijn woning gelegen aan de [straatnaam] te Enschede heb staan. Ik ben een paar dagen geleden verhuisd en ik heb de motor op de parkeerplaats bij mijn oude adres laten staan, dit betreft de [straatnaam] te Enschede. Ik heb deze motor slotvast en onbeschadigd geparkeerd op de genoemde parkeerplaats, daar heeft deze motor al die tijd gestaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2020,opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op donderdag 2 april 2020 omstreeks 14.20 uur belde ik op verzoek van collega [verbalisant 2] met
[naam 1] ( [naam 1] ) Geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] . [naam 1] was bereikbaar op [telefoonnummer] . Hij wilde graag informatie geven in verband met de aanhouding van zijn zoon [verdachte] .
Hij vertelde dat hij op vrijdag 27 maart 2020 met [medeverdachte 3] naar Marum (Groningen) reed. Hij vertelde dat [medeverdachte 3] bij een tankstation een witte Bus had gereden. Hij vertelde dat het de bus is die in het weiland terecht was gekomen, en waar zijn zoon betrokken bij was en aangehouden. Hij wilde melden dat [medeverdachte 3] degene is die de bus heeft gehuurd, en dat hij mede aansprakelijk is voor wat er in Emmen is gebeurd. [naam 1] vertelde dat [medeverdachte 3] de bus aan zijn zoon heeft mee gegeven terwijl hij weet dat [verdachte] minderjarig is.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020,opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op donderdag 24 september 2020 is er een extractierapport opgemaakt met gegevens afkomstig van een simkaart welke bij behoorde bij een inbeslaggenomen witte Apple iPhone 6. Hiervoor verwijs ik naar Kennisgeving van Inbeslagname IBN-005-01. De tijden genoemd in het extractierapport komen overeen met de daadwerkelijke tijd.
Uit onderzoek is gebleken dat de simkaart en bijbehorende iPhone 6 kennelijk in gebruik zijn bij [verdachte] .
- In de bron/source Snapchat vindt er een groepsgesprek plaats tussen onder meer [medeverdachte4] [medeverdachte 1] en [verdachte] . In dit gesprek gebruikt [medeverdachte 4] ook een paar keer de naam [naam 2] en [naam 3] .
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] zijn medeverdachten in het onderzoek Lister.
(bron: extractierapport Snapchat 2 pag. 5 t/m 11)
- Op 28 maart 2020 om 17:06:08 uur wordt er uitgebeld naar [medeverdachte 4] door [accountnaam]
.
(bron: extractierapport Call Log pag. 2)
- Uit een email blijkt dat deze is geadresseerd aan [verdachte] met bestemming [accountnaam] @icloud.com
(bron: extractierapport Emails pag. 22)
- Uit wachtwoorden blijkt dat er bij Snapchat gebruik wordt gemaakt van het account [accountnaam] .
(bron: extractierapport Passwords pag. 22)
  • In een WhatsApp gesprek tussen onder meer een [naam 4] wordt er afgesproken op 30 maart 2020 met iemand die zich kenbaar maakt als [naam 2] om af te spreken bij de Jumbo in Angelslo. Angelslo betreft een wijk in Emmen. Ook vind er een gesprek plaats op 28 maart 2020 tussen een [naam 5] waarin wordt gevraagd of de gebruiker van de telefoon in Enschede komt. De gebruiker geeft aan dat hij vnv komt. Volgens de site alle afkortingen.nl staat vnv voor vanavond. (bron: extractierapport WhatsApp pag. 11-20)
  • Uit de Contacts blijkt dat verdachte [verdachte] op Facebook en Snapchat vrienden is met[medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] . Tevens blijkt dat verdachte [verdachte] via Facebook, Instagram en snapchat vrienden is met [medeverdachte 4] .
(bron: extractierapport Contacts pag. 21)
- Bovenstaande werd aangetroffen in de inbeslaggenomen gsm. Genoemde foto is gemaakt met decamera van het toestel in dit geval de Iphone 6 en werd vervolgens opgeslagen in de standaardmap van de gsm, in dit geval DCIM. DCIM is de afkorting voor 'digital camera images'. Oftewel: de foto's van een digitale camera. DCIM is de standaardmap waarin elk apparaat met een camera automatisch foto's opslaat. De map is aanwezig op het geheugenkaartje van de camera, maar ook op bijvoorbeeld de mobiele telefoon.
(bron: extractierapport Images nummer 4 pag. 23 )
- Uit de searched items oftewel op gezochte items blijkt dat er is gezocht op [medeverdachte 4] opFacebook. Tevens blijkt dat er is gezocht op [straatnaam] te Enschede op 29 maart 2020 om 02.25.03uur.
(bron: extractierapport Searched Items nummer 1 en 2 pag. 22 )
Locatie [straatnaam] Enschede volgens Googlemaps. Op dinsdag 31 maart 2020 werd aangifte gedaan van diefstal van een Kawasaki Ninja, welke weggenomen zou zijn van een parkeerplaats gelegen aan de [straatnaam] ter hoogte van [nummer] in Enschede. Genoemde Kawasaki zou zijn weggenomen tussen zaterdag 28 maart 2020 om 20.22 uur en dinsdag 31 maart 2020 om 10.00 uur.
(...)
In de gsm van verdachte [verdachte] werd een afbeelding dan wel foto aangetroffen van een groene Kawasaki Ninja.
Opvallend zijn de overeenkomsten van beide motoren op beide foto’s. Op beide foto’s is een groene Kawasaki Ninja afgedeeld. De dubbele uitlaat voorzien van een witte cirkel zou een unieke uitlaat zijn en komt qua vorm en uiterlijk overeen met de foto van aangever en de foto aangetroffen in de gsm van verdachte [verdachte] . Hetzelfde geldt voor de schade aan de kuip van de motor welke overeen komt op beide foto’s.
Genoemde foto is volgens het Digitaal Platform aangepast op 29 maart 2020 om 16.26.06 uur naar een JPG bestand in het toestel in dit geval de Iphone 6. De originele foto is aangetroffen in de gsm welke kennelijk in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 4] . Originele foto is gemaakt op 29 maart 2020 om 03.54.40 uur
(bron: extractierapport Images nummer 2 pag. 23 )
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2020, opgenomen op pagina 233 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Uit onderzoek is gebleken dat de simkaart en bijbehorende iPhone 6 kennelijk in gebruik zijn bij [verdachte] .
Uit nader onderzoek bleek dat betreffende gsm op onderstaande plaatsen is geweest en de daarbij opvallendheden.
Op zaterdag 28 maart 2020 omstreeks 20.45 uur is er een ANPR hit op de kruising van wegen gevormd door de Kuipersdijk en de J.J. Van Deinselaan in Enschede. Het betrof hier een witte Mercedes Vito voorzien van kenteken [kenteken] . Hiervoor verwijs ik naar AH-019-01. Uit de devicelocations of te wel de toestel locaties van bovengenoemde onderzochte gsm bleek dat deze op zaterdag 28 maart om 20.45.07 op dezelfde kruising zijn locatie aangeeft. Hiervoor verwijs ik naar het extractierapport welke is bijgevoegd bij dit proces-verbaal. Uit de coördinaten onder tag 1 uit het extractierapport blijkt dat de ingevoerde coördinaten dezelfde kruising aangeven. Deze coördinaten zijn ingevoerd in Google Maps. Zie afbeelding 1. Tag 2 uit het extractierapport geven de locatie in de nabijheid weer van bovengenoemd kruispunt. Door verbalisant [verbalisant 8] werkzaam bij het Digitale Platform werd verklaard dat er ongeveer een afwijking van circa 50 meter in de plaatsbepaling aan de hand van de ingevoerde coördinaten aanwezig zou kunnen zijn. Met zekerheid is te zeggen dat de gsm op de ingevoerde coördinaten aanwezig is geweest of in de nabijheid binnen een straal van 50 meter.
Op zondag 29 maart 2020 om 02.39.07 uur geeft de gsm zijn locatie weer aan de [straatnaam] te Enschede ter hoogte van [nummer] . Hiervoor verwijs ik naar tag 3 van het extractierapport. Op deze locatie is een Kawasaki Ninja weggenomen tussen zaterdag 28 maart 2020 om 20.22 uur en dinsdag 31 maart 2020 om 10.00 uur. Hiervoor verwijs ik naar AAN-002-01. De coördinaten welke door de gsm worden aangegeven komen nagenoeg overeen met de locatie alwaar de Kawasaki werd weggenomen.
Op zondag 29 maart 2020 om 03.54.25 en 03.54.27 uur geeft de gsm zijn locatie weer aan de [straatnaam] te Assen ter hoogte van perceel 33 tot en met 59. Zie hiervoor afbeelding 5 en 6. Op zondag 29 maart 2020 omstreeks 03.54.40 uur wordt er met de gsm van verdachte [medeverdachte 4] een foto gemaakt van de Kawasaki Ninja, gelet op de achtergrond mogelijk tegen de blinde muur van de [straatnaam] , hierbij lettende op de coördinaten weergegeven in de gsm van verdachte [medeverdachte 4] . Voor de locatie verwijs ik naar afbeelding 7 en 8 en voor de coördinaten en tijdstip tag 4 en 5 van het extractierapport. Tevens verwijs ik naar AH-006-01, dit betreft een procesverbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] . Waarin meerdere flatbewoners een Kawasaki Ninja hebben zien staan in de [straatnaam] te Assen. Afbeelding 8 is ook aangetroffen in de gsm van verdachte [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2020, opgenomen op pagina 254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op woensdag 21 oktober 2020 heb ik verbalisant [verbalisant 5] naar aanleiding van de bevindingen met betrekking tot de ANPR registraties van het voertuig Mercedes Vito, wit van kleur en voorzien van het kenteken [kenteken] welke zijn beschreven in AH-019-01 zaak 1 2020080308 onderzoek gedaan.
Ik verbalisant heb gezocht naar registraties welke betrekking hadden op voornoemd voertuig en wel over de periode van 27 maart 2020 tot en met 31 maart 2020. Uit de registratie PL0600-20201368901 is gebleken dat verbalisanten van de politie Eenheid Oost Nederland, District Twente, Basisteam Enschede op zaterdag, 28 maart 2020 omstreeks 21:15 uur een witte Mercedes Vito voorzien van het kenteken [kenteken] hebben aangetroffen bij de parkeerplaats "Het Stroink" te Enschede en wel tegen over scholen. Verbalisanten hebben hier personen aangesproken over het feit dat zij met ongeveer tien (10) personen bij elkaar stonden, dit in verband met Corona.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet verantwoordelijk is geweest voor de diefstal van de Kawasakimotorfiets. Wel heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat de in de Mercedes Vito aangetroffen iPhone 6 van hem was. Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de telefoon van verdachte, in de periode dat de motorfiets is weggenomen, telefoonmasten in Enschede heeft aangestraald op hetzelfde moment dat ook de Mercedes Vito met kenteken
[kenteken] middels een ANPR-registratie in Enschede is waargenomen. Met de telefoon van verdachte is ook gezocht naar het adres [straatnaam] te Enschede, waarna de telefoon van verdachte op 29 maart 2020 om 02.39.07 uur zich ook daadwerkelijk op een locatie aan de [straatnaam] te Enschede ter hoogte van [nummer] bevond. Dit betreft de locatie waar de Kawasaki-motorfiets is weggenomen. Rond 03.54 uur die nacht straalt de telefoon van verdachte vervolgens het adres [straatnaam] in Assen aan, alwaar met de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 4] een foto is gemaakt van de Kawasaki-motor. Deze foto is ook aangetroffen op de telefoon van verdachte. Uit de verklaring van de vader van verdachte blijkt voorts dat de hiervoor genoemde Mercedes Vito door medeverdachte [medeverdachte 3] , die op dat moment een relatie had met de zus van verdachte, aan verdachte ter beschikking zou zijn gesteld.
De rechtbank is van oordeel op basis van de hiervoor genoemde omstandigheden wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte verantwoordelijk is geweest voor de diefstal van de Kawasaki-motorfiets. Hoewel het waarschijnlijk is dat verdachte de Kawasaki-motorfiets samen met anderen heeft weggenomen, kan op basis van de inhoud van het dossier het medeplegen niet wettig en overtuigend worden bewezen. Ook blijkt uit het dossier niet dat verdachte de motorfiets door middel van braak of verbreking onder zich heeft gekregen, zodat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van alleen de diefstal.
Feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat gelet op de bekennende verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kan worden vastgesteld dat zij verantwoordelijk zijn geweest voor de diefstal van de BMW-motorfiets. Verdachte zal derhalve van het onder 3 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 maart 2020,opgenomen op pagina 282 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-
2020157357Z (onderzoek LISTER / NN3R020047) d.d. 6 januari 2021, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 3] .
Parketnummer 18/287288-20
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder parketnummer 18287288-20 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 oktober 2019,opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019324676Z d.d. 7 december 2019, inhoudende de verklaring van [naam 6] , namens [benadeelde partij 4] .
Parketnummer 18/287320-20
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1 bewezenverklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Ik heb de scooter waarop ik op 19 september 2019 reed gekocht van [naam 7] voor
€ 600,00. Ik heb de scooter gekocht in Assen-Oost bij de kerk. Ik zou de volgende dag de papieren van de scooter krijgen, maar die heb ik nooit gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 mei 2019, opgenomenop pagina 21 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020004053Z d.d. 31 januari 2020, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 7] :
Mijn scooter is in gebruik bij mijn kleindochter, [naam 11]. Zij woont aan de [straatnaam] te Groningen. Op zondag 12 mei 2019 omstreeks 12.00 uur plaatste mijn kleindochter [naam 11] de bromscooter voor haar huis aan de [straatnaam] te Groningen in een portaal. Zij woont op de eerste verdieping. Zij sloot hem hierbij af met een stuurslot. Er bevond zich onder het buddyseat ook een kettingslot, maar deze heeft ze niet gebruikt. Wel activeerde zij het alarm van de bromscooter. Dit alarm werd geactiveerd middels een afstandsbediening. Hierop liep zij naar haar huis.
Mijn kleindochter werkte die middag in de [supermarkt] in de wijk de Weyert te Groningen. Zij liep naar haar werk tussen 12.00 uur en 13.00 uur vanaf haar woning. Omstreeks 16.00 uur kwam ze lopend terug van haar werk. Thuisgekomen ontdekte [naam 11] dat de bromscooter was ontvreemd. De bromscooter is geheel mijn eigendom. Hij staat ook op mijn naam. Het betreft een zwarte Piaggio voorzien van kenteken [kenteken] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020,opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op dinsdag 7 januari 2020 heb ik verbalisant [verbalisant 6] een onderzoek ingesteld in de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] .
Het betreft een onderzoek naar aanleiding van heling van een scooter, waarop de verdachte is aangehouden. De verdachte heeft in zijn verhoor aangegeven dat hij de scooter gekocht zou hebben van [naam 7] .
De mobiele telefoon van de verdachte is door de afdeling digitale platform onderzocht en de beschikbare informatie is veiliggesteld.
Ik verbalisant [verbalisant 6] heb gekeken in het software en ik zag een whats app gesprek met [naam 7] . Ik zag Whats-app. gesprek tussen de verdachte [verdachte] en [naam 7] .
Het betreft een gesprek tussen de deelnemers:
- [ telefoonnummer] @ s.whatsapp.net
[naam 7] - [telefoonnummer] @s.whatsapp.net
[verdachte]
[naam 7]
Dit gesprek ging over een Zip. (Dit is mogelijk een Piaggio Zip)
Dit Whats-app gesprek vind plaats op 12-09-201915.49 uur en 15.51 uur.
[verdachte] 15.49 uur: wat moet je voor de zip
[naam 7] 15.49 uur: Gewoon zo
[verdachte] 15.49 uur: Ja
[verdachte] 15.50 uur: Nu gelijk
[naam 7] 15.50 uur: Wat geef je
[verdachte] 15.50 uur: 500 nu
[naam 7] 15.50 uur: Heb hem net klaar 600
[naam 7] 15.50 uur: Mag je
[naam 7] 15.50 uur Hem
[verdachte] 15.50 uur 550 haal ik hem nu op
[naam 7] 15.50 uur: 600 pik
[verdachte] 15.50 uur: Heb hier 550 nu
[naam 7] 15.50 uur: Doe je de rest later
[verdachte] 15.51 uur: is goed
Op 18-09-2019 in het Whats app gesprek stuurt [naam 7] een bericht naar verdachte [verdachte] , zie pagina 17, hierin schrijft hij het volgende:
"Je broer berichte me nu heeft [naam 8] die papieren niet Ga koken in wiekent voor fram groningen was 1 bankie vind echt Kut maar als ander fram bij komt heb nog goeie scooter is alleen om bouwen en kennen we zelf wel We houden contact goed ik wist echt niet dat kenteken weg gedaan heeft had ik je gezegd bro"
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de omstandigheden waaronder verdachte de ten laste gelegde scooter heeft verworven, verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. De rechtbank overweegt daartoe dat de wijze waarop verdachte de scooter heeft aangeschaft via whatsapp, de inhoud van dit gesprek, de persoon van de verkoper en het ontbreken van een kenteken en bijbehorende papieren, voor verdachte voldoende redenen moeten zijn geweest om te vermoeden dat de scooter van een misdrijf afkomstig was. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte daadwerkelijk wist dat de scooter van diefstal afkomstig was, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van de opzetheling.
Feit 2
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2019,opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020004053Z d.d. 31 januari 2020, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 7] ;
een schriftelijk bescheid, te weten een brief van de Rijksdienst voor het Wegverkeer d.d. 11 juni2020, als apart document opgenomen in voornoemd dossier, en waarin vermeld wordt dat verdachte niet geregistreerd staat in het Centraal Rijbewijzenregister met een rijbewijs of maatregel.
Parketnummer 18/292035-20
Feit 1
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 februari 2020,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020070643 d.d. 23 maart 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 5] .
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat de scooter van een misdrijf afkomstig is, maar dat niet kan worden vastgesteld dat de scooter of onderdelen daarvan ook daadwerkelijk van diefstal of een ander misdrijf afkomstig zijn nu uit onderzoek aan de hand van het framenummer is gebleken dat de scooter niet als gestolen geregistreerd staat.
Parketnummer 18/336596-21
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 december 2019,opgenomen op pagina 63 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019321318 d.d. 17 december 2019, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 6] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/235644-20 onder 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/287288-20 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/287320-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/292035-20 onder 1 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/336596-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/235644-20
2.
Hij in de periode van 28 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Enschede, een motorfiets (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ), dat toebehoorde aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
Hij in de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, één voorwerp (motor BMW kenteken [kenteken] ), voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/287288-20hij in de nacht van 23 oktober 2019 op 24 oktober 2019 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, een motor (merk KTM, gekentekend [kenteken] ) en een motorhoes, die toebehoorde aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18/287320-20
1.
hij in de periode van 12 september 2019 tot en met 19 september 2019 te Assen een goed te weten een scooter (gekentekend [kenteken] ) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed redelijkerwijs kon vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op 19 september 2019 te De Punt, gemeente Tynaarlo, als bestuurder van een motorrijtuig (gekentekend [kenteken] ) heeft gereden op de weg, de Ydermade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Parketnummer 18/292035-20
1. hij op 23 februari 2020 te Assen een kentekenplaat, die toebehoorde aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18/336596-21
hij op 3 december 2019 te Assen tezamen en in vereniging met anderen, een scooter (Vespa Sprint), die toebehoorde aan [benadeelde partij 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen scooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18/235644-20

2 ( ( primair): diefstal;
2 ( ( subsidiair): medeplegen van witwassen.
Parketnummer 18/287288-20diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 18/287320-20
1: schuldheling;
2: overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Parketnummer 18/292035-20
1: diefstal.
Parketnummer 18/336596-21
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer
18/235644-20 onder 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/28728820 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/287320-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/292035-20 onder 1 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/336596-21 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft gevorderd een meldplicht en toezicht door de jeugdreclassering als bijzonder voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie als de werkstraf niet naar behoren wordt verricht
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een deels voorwaardelijke taakstraf, aangezien zij het van belang acht dat verdachte niet opnieuw in de jeugddetentie terechtkomt wanneer hij zich niet aan de voorwaarden houdt. Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en dat het wenselijk is dat een meldplicht bij de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de straf wordt verbonden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim een half jaar schuldig gemaakt aan een reeks van vermogensdelicten, al dan niet in vereniging met anderen. Hij heeft zich daarbij gericht op kentekenplaten, scooters en motorfietsen. Verdachte heeft daarmee niet alleen forse schade toegebracht aan een grote groep mensen, maar ook veel hinder en ergernis veroorzaakt. Naast het feit dat verdachte zelf diefstallen heeft gepleegd, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling en het witwassen van een motorfiets en een scooter, waarmee hij de onderliggende criminaliteit heeft gefaciliteerd en in stand houdt. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij enkel oog heeft gehad voor zijn eigen gewin en zich totaal geen rekenschap heeft gegeven van de ellende die hij heeft veroorzaakt. Daarbij wijst de rechtbank ook op de manier waarop verdachte meerdere malen heeft geprobeerd om te ontkomen aan de politie, waarbij hij zowel zichzelf als medeweggebruikers in gevaar heeft gebracht. Wel acht de rechtbank het positief dat verdachte ter terechtzitting voor een belangrijk deel zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor de aan hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook gelet op de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering.
Ter terechtzitting heeft [naam 9] een toelichting gegeven op de evaluatie van het werkplan van de jeugdreclassering d.d. 17 februari 2022. Uit deze toelichting komt naar voren dat een tijd heeft geduurd voordat er een vertrouwensband met verdachte is ontstaan, maar dat er inmiddels sprake is van een werkbare situatie waarbij door de jeugdreclassering ondersteuning kan worden geboden bij praktische zaken. Voor het overige is er geen begeleiding vanuit de jeugdreclassering en heeft verdachte geen dagbesteding. Volgens [naam 9] lukt het verdachte niet om met verantwoordelijkheden om te gaan. Verdachte heeft geen intrinsieke motivatie voor gedragsverandering. Hij is sterk zelfbepalend en houdt zich maar net aan de afspraken. De jeugdreclassering is van mening dat daarom enkel een meldplicht kan worden opgelegd en de verplichting om mee te werken aan het verkrijgen en het behouden van dagbesteding. Een straf waarbij verdachte opnieuw in de jeugddetentie terechtkomt wordt door [naam 9] niet wenselijk geacht.
Door [naam 10] is ter terechtzitting benadrukt dat de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) niet met verdachte in contact kon komen, ondanks meerdere pogingen. Op basis van het laatste rapport dat ten behoeve van verdachte is opgesteld, heeft [naam 10] gesteld dat sprake is van een hechtingsstoornis die lastig te behandelen is, recente diagnostiek ontbreekt echter. Ook constateert de RvdK dat verdachte zeer zelfbepalend is en dat de jeugdreclassering weinig invloed op hem heeft, ondanks dat er wel sprake van een goed contact tussen verdachte en zijn jeugdreclasseerder. De RvdK acht het daarom toch wenselijk dat dit contact met de jeugdreclassering wordt voortgezet. Door de RvdK wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een werkstraf. Een werkstraf kan mogelijk bijdragen aan het vinden van meer permanente dagbesteding.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zijn thuissituatie nu een stuk rustiger is en dat hij zijn leven beter op orde heeft en niet meer blowt. Ook heeft verdachte verklaard dat hij graag hulp wil van de jeugdreclassering bij het regelen van praktische zaken.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte en zijn eerste verhoor op 20 september 2019. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting bij jeugdigen dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim één jaar en negen maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er een korting moet worden toegepast op de op te leggen straf.
Straf
Gezien de aard, de hoeveelheid en de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur op zijn plaats. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de lange duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis een onvoorwaardelijke jeugddetentie van langere duur dan verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, niet wenselijk is. De rechtbank overweegt daartoe tevens dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen, waardoor voorzichtig gezegd kan worden dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou deze prille ontwikkeling in de kiem smoren. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk is. Enerzijds om daaraan een meldplicht en de verplichting om mee te werken aan het vinden en behouden van dagbesteding als bijzondere voorwaarden te verbinden en anderzijds om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten gaat plegen. Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een deels voorwaardelijke jeugddetentie, zodat daarnaast een taakstraf bestaande uit een werkstraf zal worden opgelegd. De rechtbank spreekt daarbij de hoop uit dat de werkstraf verdachte zal helpen ritme en structuur aan te brengen in zijn leven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen waarvan 55 dagen voorwaardelijk en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering opnemen en de verplichting om mee te werken aan het vinden en het behouden van dagbesteding gedurende de proeftijd die door de rechtbank op twee jaren zal worden bepaald.
Overtreding
Verdachte heeft zich naast de hiervoor besproken misdrijven ook schuldig gemaakt aan het rijden zonder rijbewijs, hetgeen een overtreding is. De rechtbank zal verdachte hiervoor een aparte straf opleggen. In beginsel acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 500,00 op zijn plaats, maar gelet op het tijdsverloop zal de rechtbank hierop een korting toepassen van € 100,00 en verdachte derhalve veroordelen tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 400,00.

Benadeelde partij

Parketnummer 18/235644-20
Inleiding
In het onderzoek onder de naam Lister zijn zes verdachten betrokken geweest. De rechtbank heeft geconstateerd dat benadeelde partij [benadeelde partij 3] in de zaken van medeverdachten een gewijzigde (lagere) vordering heeft ingediend. De rechtbank heeft tevens geconstateerd dat benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de zaken van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] een gewijzigde vordering heeft ingediend. De rechtbank acht het van belang om de vorderingen benadeelde partij zoals die zijn ingediend op gelijke wijze beoordelen, zodat ten aanzien van de civiele vorderingen wordt gekomen tot dezelfde uitspraak in alle zaken waarin tot een bewezenverklaring wordt gekomen van het feit waarop de vordering betrekking heeft. Gelet op het feit dat in de gewijzigde vorderingen een soortgelijk of een lager bedrag wordt gevorderd en deze gebaseerd zijn op de eerder ingediende vorderingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee niet in zijn verdediging is geschaad.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 1.927,43 ter zake van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 3.005,00 ter vergoeding van materiële schadevermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast heeft [benadeelde partij 2] € 250,00 ter vergoeding van proceskosten gevorderd.
Parketnummer 18/287288-20
[benadeelde partij 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 116,80 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Parketnummer 18/287320-20
[benadeelde partij 7] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 800,00 ter vergoeding van materiële schade en € 200,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Parketnummer 18/336596-21
[benadeelde partij 6] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 307,45 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/235644-20
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangepaste vordering van
[benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 2] voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om de hoofdelijkheid en de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Parketnummer 18/287288-20
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 4] onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet kan worden toegewezen.
Parketnummer 18/287320-20
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 7] onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet kan worden toegewezen.
Parketnummer 18/336596-21
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van
[benadeelde partij 6] voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om de hoofdelijkheid en de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vorderingen benadeelde partij aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie zoals hiervoor weergegeven, met uitzondering van het standpunt ten aanzien van de aangepaste vordering van [benadeelde partij 3] . De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de oorspronkelijke vordering onvoldoende is onderbouwd en daarom dient te worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/235644-20
[benadeelde partij 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde. Hoewel verdachte niet verantwoordelijk is geweest voor de diefstal van de BMWmotorfiets, staat de schade die de benadeelde partij heeft geleden naar het oordeel van de rechtbank in voldoende rechtstreeks verband met de handelingen van verdachte. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan het witwassen van deze motorfiets. De schade is ontstaan op het moment dat deze motorfiets uit een rijdende bestelbus is geduwd. Verdachte en medeverdachten waren op dat moment met deze bestelbus op weg om deze motorfiets te verkopen. Naar het oordeel van de rechtbank staat het witwassen van de motorfiets daarmee in een zodanig rechtsreeks verband tot de schade die aan de motorfiets is toegebracht dat deze vordering voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat op de vordering van de benadeelde partij van € 1.927,43 een bedrag van € 330,00 in mindering moet worden gebracht, aangezien het door de verzekering uitgekeerde bedrag en de opbrengst van de verkoop van het ‘wrak’ de aanschafwaarde met dat bedrag overstijgt. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.597,43, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 maart 2020. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan hem opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast bepalen op nul dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De schade die de benadeelde partij heeft geleden staat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende rechtstreeks verband met de handelingen van verdachte. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan de diefstal van de motorfiets en was met medeverdachten in de bestelbus op weg om deze motorfiets te verkopen. Tijdens deze rit is de motorfiets uit de bus gegooid, waardoor de (meeste) schade is ontstaan. De diefstal van de motorfiets door verdachte en zijn gedrag nadien staan in voldoende rechtsreeks verband tot de schade die aan de motorfiets is toegebracht, zodat deze vordering voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de vordering voor zover die ziet op de schade aan de motorfiets en het afslepen van het voertuig, voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is tot een bedrag van € 2.660,00. Uit de vordering blijkt dat de schade niet door een verzekering is vergoed. Hoewel de schade in eerste instantie was getaxeerd op
€ 2.750,00, blijkt uit het overgelegde overschrijvingsbewijs en de overgelegde factuur dat verdachte uiteindelijk een bedrag van € 2.535,00 voor de reparatie van de schade aan zijn motorfiets heeft betaald en dat hij € 125,00 heeft betaald voor het afslepen van die motorfiets.
Door de benadeelde partij is voorts een bedrag van € 345,00 gevorderd. Volgens de omschrijving die de benadeelde partij heeft gegeven betreft dit schade die ziet op betaalde rente over een kredietfinanciering. De rechtbank acht deze vordering onvoldoende onderbouwd en zal daarom de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. Ditzelfde geldt voor de gevorderde proceskosten tot een bedrag van € 250,00. Door de benadeelde partij is hierbij als omschrijving gegeven ‘vast bedrag eigen uren’, maar iedere verdere onderbouwing van deze proceskosten ontbreekt.
De vordering, kan daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 2.660,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 maart 2020 en zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet pondspondsgewijs toewijzen, omdat daar geen wettelijke grondslag voor is. Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan hem opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast bepalen op nul dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Parketnummer 18/287288-20
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Hoewel de benadeelde partij niet heeft onderbouwd dat hij een eigen risico heeft moeten betalen voor een bedrag van € 100,00, is de rechtbank van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat een verzekeringsmaatschappij eigen risico in rekening brengt op het moment dat overgegaan wordt tot vergoeding van schade. Een bedrag van € 100,00 acht de rechtbank daarbij zeer aannemelijk. Dat verdachte daarnaast kosten heeft moeten maken voor het doen van aangifte acht de rechtbank eveneens aannemelijk. De vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24
oktober 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan hem opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast bepalen op nul dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Parketnummer 18/287320-20
De rechtbank is van oordeel dat de door benadeelde partij [benadeelde partij 7] gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd, zodat deze vordering niet-ontvankelijk verklaard zal worden. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van onzekerheid of ongemak vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal dan ook worden afgewezen.
Parketnummer 18/336596-21
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/336596-21 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan hem opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast bepalen op nul dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 60a, 62, 77a. 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311, 417bis en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/235644-20 onder 1 en 3 primair en hetgeen verdachte onder parketnummer 18/292035-20 onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/235644-20 onder 2 primair en 3 subsidiair, het onder parketnummer 18/287288-20 primair, het onder parketnummer 18/287320-20 onder 1 en 2, het onder parketnummer 18/292035-20 onder 1 en het onder parketnummer 18/336596-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
55 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij deStichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie Assen en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • dat veroordeelde, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, meewerkt aan het verkrijgen enbehouden van dagbesteding.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Geeft aan de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie Assen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meervingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/287320-20, subsidiair (overtreding):
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 400,00(zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Ten aanzien van 18/235644-20, feit 2 en 3:
[benadeelde partij 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.597,43 (zegge: vijftienhonderdzevenennegentig euro en drieënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 3] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 3]te betalen een bedrag van € 1.597,43 (zegge: vijftienhonderdzevenennegentig euro en drieënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of een mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of een mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.660,00(zegge: tweeduizendzeshonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 2] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2]te betalen een bedrag van €
2.660,00(zegge: tweeduizendzeshonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of een mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of een mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/287288-20:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]toe en veroordeelt verdachte mitsdien hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 116,80(zegge: honderdzestien euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2019
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 4]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 116,80(zegge: honderdzestien euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of een mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of een mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/287320-20, feit 1:
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 7] voor zover deze ziet op de materiële schade nietontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 7] voor zover deze ziet op de immateriële schade af.
Bepaalt dat [benadeelde partij 7] zijn eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van 18/336596-21:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]toe en veroordeelt verdachte mitsdien hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 307,45(zegge: driehonderdzeven euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2019
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 6]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 307,45(zegge: driehonderdzeven euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of een mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of een mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.A.M. Wolters en mr. E.P.
van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2022.
Mr. R. Baluah is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.