De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 17 januari 2008 heeft de toenmalige rechtbank Leeuwarden veroordeelde ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege vanwege een poging tot zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (driemaal), mishandeling en (kort gezegd) vernieling.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 1 februari 2008 en laatstelijk op 13 februari 2020 verlengd met twee jaren.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangegeven.
De veroordeelde is een thans 46-jarige man bij wie sprake is van schizofrenie, een autismespectrumstoornis en een stoornis in gebruik van cannabis. De stoornis in het gebruik van cannabis is al enkele jaren in remissie vanwege het verblijf in instellingen.
Er is geen sprake van ziekte-inzicht en veroordeelde weigert vrijwel alle vormen van behandeling. Zijn waansysteem is onverminderd aanwezig: in zijn beleving zijn er groepen mensen die complotten tegen hem smeden. Als gevolg hiervan is hij dusdanig angstig voor de buitenwereld dat hij niet meewerkt aan behandeling, thans nauwelijks verlof onderneemt en de wens heeft om zijn leven lang in een tbs-kliniek te verblijven, bij voorkeur met een longstay-status. Het behandelingsteam heeft ook in deze adviesperiode gepoogd, zonder het beoogde resultaat, hem te motiveren voor enige vorm van programmadeelname.
Door de persisterende weigering om mee te werken aan behandeling is geopperd of De Voorde nog wel de meest passende verblijfplek voor veroordeelde is. Naar aanleiding van de zorgconferentie van 30 november 2020 is het psychose-protocol doorlopen, wat inhield dat veroordeelde vanaf december 2020 is gestart met de opbouw van een antipsychoticum. Tegelijkertijd is een ander antipsychoticum middel afgebouwd. De beoogde effecten bleven grotendeels uit. De veroordeelde weigerde behandeling met een ander middel en diende in oktober 2021 een overplaatsingsverzoek in.
Onafhankelijk van het verzoek is door het behandelingsteam besloten de behandeling te beëindigen.
In november 2021 is het overplaatsingsverzoek gehonoreerd en kan veroordeelde naar de [instelling].
Zonder het kader van de tbs-maatregel wordt het risico van terugval in gewelddadig gedrag als hoog ingeschat. De verwachting is dat veroordeelde acuut veel stress en achterdocht zal ervaren en dat zijn beperkte copingvaardigheden tekort zullen schieten. Hij zal mogelijk een maatregel willen afdwingen om zo weer in een beveiligde situatie terecht te komen. Overgang naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg wordt thans prematuur geacht. Ondanks dat de tbs-behandeling lang duurt is er weinig tot geen sprake van bewerkte risicofactoren. Geadviseerd wordt de terbeschikkingstelling te verlengen met de duur van twee jaren.
De deskundige J. Visser, GZ-psycholoog/hoofd behandeling van de kliniek, heeft ter zitting – zakelijk weergegeven – het advies als volgt bevestigd en toegelicht.
In de dagelijkse begeleiding staan de risico’s niet op de voorgrond, maar buiten de kliniek zullen spanningen en angsten toenemen en daarmee de risico’s voor veroordeelde en anderen.
Het waansysteem van veroordeelde is moeilijk te beïnvloeden met medicatie. Daarom is er ook niet gekozen voor dwangmedicatie.
Veroordeelde verblijft sinds twee weken in de [instelling].
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
Veroordeelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in het onderliggende vonnis voorkomende bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de opgelegde straf en maatregel, in onderling verband en samenhang bezien vast, dat het evident is dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot zware mishandeling.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met twee jaren verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.