ECLI:NL:RBNNE:2022:3708

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
18/158920-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens witwassen, diefstal en heling van motorfietsen en scooters

Op 13 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van meerdere vermogensdelicten, waaronder het medeplegen van witwassen van motorfietsen, diefstal in vereniging van scooters en heling van onderdelen van een scooter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van twee motorfietsen, het witwassen van onderdelen van een scooter, schuldheling van een scooter, en tweemaal diefstal in vereniging van een scooter en elektrische fietsen. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij een significante bijdrage had geleverd aan deze poging. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 200 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich in een periode van twee jaar schuldig had gemaakt aan een reeks van vermogensdelicten, wat aanzienlijke schade en hinder voor de slachtoffers had veroorzaakt. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn bij de strafoplegging. De verdachte werd ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden tijdens de proeftijd van drie jaar, waaronder het volgen van een behandeling en het meewerken aan schuldhulpverlening.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/158920-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/005024-22, 18/299685-21, 18/287289-20, 18/211252-
21 en 18/142459-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door D. Roggen.
Ter zitting zijn tevens de volgende benadeelde partijen verschenen:
  • [benadeelde partij 1] ;
  • [benadeelde partij 2] ;
  • [benadeelde partij 3] ;
  • [benadeelde partij 4] ;
  • [benadeelde partij 5] .

Tenlastelegging

Parketnummer 18/158920-20
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2020 te Emmen en/of Nieuw-Weerdinge, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 6] (hoofdagent politie Noord-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • terwijl hij en/of zijn mededader(s) (met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, althans methoge snelheid) in een Mercedes Vito reed/reden over een of meer smalle, onverlichte wegen, te weten de Pottendijk WZ en/of de Veenakkers en/of Weerdinger-Erfscheidenveen, waar niet of nauwelijks uitwijkmogelijkheden waren - en/of
  • terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat op korte afstand achter de Mercedes Vito eenpolitievoertuig reed
  • een koffer, althans een voorwerp, uit (de laadruimte van) de Mercedes Vito heeft gegooid en/ofgeduwd (meermalen) een motor uit (de laadruimte van) de Mercedes Vito heeft gegooid en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Assen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (BMW, met kenteken [kenteken] ) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (motor BMW kenteken [kenteken] ),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of deverplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeftovergedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
Hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 te Enschede, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (Kawasaki, met kenteken [kenteken] ),
  • de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of deverplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn en/of
  • dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeftovergedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
Parketnummer 18/005024-22
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode 22 juni 2021 tot en met 3 juli 2021, te Assen, (van) een scooter, althans onderdelen van een scooter, althans een of meer voorwerpen
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeftverborgen en/of heeft verhuld, dan wel
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren,en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,en/of
  • gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
Parketnummer 18/299685-21
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in/op of omstreeks (21) augustus 2021 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een motorscooter (Piaggio M34) en/of een kentekenplaat ( [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Parketnummer 18/287289-20
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 23 oktober 2019 op 24 oktober 2019 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motor (merk KTM, gekentekend [kenteken] ) en/of een motorhoes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 24 oktober 2019 te Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motor (merk KTM, gekentekend [kenteken] ) en/of een motorhoes, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 18/211252-21
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, namelijk een snorfiets (merk/type: Piaggio C25), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter, namelijk een snorfiets (merk/type: Piaggio C25), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18/142459-22
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks in de nacht van 11 juni 2019 op 12 juni 2019 te Assen
  • tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • ( uit een fietsenstalling van het hotel De Bonte Wever) een of meer elektrische fietsen en/of een of meer opladers en/of een of meer oplaadkabels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan respectievelijk [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 10] en/of [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 12] en/of [benadeelde partij 13] en/of [benadeelde partij 14] en/of [benadeelde partij 15] en/of [benadeelde partij 16] en/of [benadeelde partij 17] en/of [benadeelde partij 18] en/of [benadeelde partij 19] , heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/158920-20
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling. Zij heeft veroordeling gevorderd voor het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van witwassen van respectievelijk de Kawasaki en de BMW-motorfiets.
Parketnummer 18/005024-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde witwassen.
Parketnummer 18/299685-21
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde schuldheling.
Parketnummer 18/287289-20
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging.
Parketnummer 18/211252-21
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de subsidiair ten laste gelegde diefstal in vereniging.
Parketnummer 18/142459-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/158920-20
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van beide motorfietsen kan worden afgeleid. Ook het subsidiair ten laste gelegde witwassen kan volgens de raadsman niet worden bewezen, aangezien uit het dossier niet blijkt dat verdachte enige wetenschap heeft gehad van de herkomst van de motorfietsen of dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze motorfietsen van enig misdrijf afkomstig waren.
Parketnummer 18/005024-22
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het gaat om een samengestelde scooter, maar dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de scooter heeft samengesteld. Het is daarnaast niet aannemelijk dat verdachte de scooter, waarop een kenteken op naam van verdachte zichtbaar is, te koop zou zetten op marktplaats.
Parketnummer 18/299685-21
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat op basis waarvan kan worden gesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de motorscooter van diefstal afkomstig was.
Parketnummer 18/287289-20
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat enkele aantreffen van verdachte in de ruime omgeving van de plaats delict en het aantreffen van de fiets van verdachte met het dekzeil van de gestolen scooter onvoldoende is om te kunnen vaststellen dat verdachte verantwoordelijk is geweest voor de diefstal dan wel de heling van de scooter.
Parketnummer 18/211252-21
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal dan wel heling. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte volgens zijn eigen verklaring de scooter wilde meenemen, omdat hij dacht dat deze van een vriend was. De raadsman stelt dat verdachte niet het oogmerk heeft gehad om zich de scooter wederrechtelijk toe te eigenen en dat op het moment dat verdachte de scooter voorhanden had deze niet afkomstig was van enig misdrijf.
Parketnummer 18/142459-22
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/158920-20
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat kan worden vastgesteld dat zich vijf verdachten in de Mercedes Vito bevonden en dat verdachte zich samen met twee anderen in de bestuurderscabine bevond ten tijde van de achtervolging. Op basis van de inhoud van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank ook worden vastgesteld dat verdachte niet de bestuurder is geweest van de Mercedes Vito. Tijdens de achtervolging door de politie zijn door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] twee motorfietsen uit de laadruimte van de Mercedes Vito geduwd, terwijl vanuit de bestuurderscabine zou zijn geroepen dat motorfietsen er uit moesten. Op basis van de verklaringen van verdachte en medeverdachten kan niet worden vastgesteld dat verdachte heeft geroepen dat de motorfietsen uit de laadruimte moesten worden geduwd.
Hoewel de gedragingen van de medeverdachten naar het oordeel van de rechtbank een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel opleveren, volgt uit het voorgaande dat verdachte aan deze handelingen geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Nu er geen sprake is geweestoHo van een nauwe en bewuste samenwerking zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het medeplegen van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisant [benadeelde partij 6] .
Feit 2 primair en feit 3 primair
De rechtbank acht de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde diefstallen niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de diefstal in Enschede is geweest of op enig ander wijze betrokken is geweest bij de diefstal van de Kawasaki-motorfiets.
Ten aanzien van de diefstal van de BMW-motorfiets stelt de rechtbank vast dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij verantwoordelijk zijn geweest voor de diefstal van deze motorfiets, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 2 subsidiair en 3 subsidiair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 31 maart 2020 zat ik voorin de Mercedes Vito tijdens de achtervolging door de politie. We hebben op enig moment die avond een BMW-motorfiets en een Kawasaki-motorfiets opgehaald om deze te verkopen in Emmen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2020,opgenomen op pagina 278 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020157357Z (onderzoek LISTER / NN3R020047) d.d. 6 januari 2021, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 7] :
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen zaterdag 28 maart 2020 om 20:22 uur en dinsdag 31 maart 2020 om 10:00 uur. Ik wil aangifte doen inzake diefstal van mijn motor, dit betreft een Kawasaki Ninja 300 ABS en deze is voorzien van kenteken [kenteken] , en deze motor is mijn eigendom. Niemand had het recht of de toestemming deze motor weg te nemen en het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ik heb na een telefoontje op 31 maart 2020 , afkomstig van de politie in Drenthe pas ontdekt dat mijn motor was gestolen, dit komt omdat ik de motor niet bij mijn woning gelegen aan de [straatnaam] te Enschede heb staan. Ik ben een paar dagen geleden verhuisd en ik heb de motor op de parkeerplaats bij mijn oude adres laten staan, dit betreft de [straatnaam] te Enschede. Ik heb deze motor slotvast en onbeschadigd geparkeerd op de genoemde parkeerplaats, daar heeft deze motor al die tijd gestaan. Maar 28 maart 2020 ben ik verhuisd en heb ik de motor daar nog even laten staan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 maart 2020,opgenomen op pagina 282 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 4] :
Ik ben eigenaar van een motorfiets van het merk BMW, type R 1200 GS rood met zilver en zwart van kleur, voorzien van kenteken [kenteken] . De motorfiets is niet verzekerd voor diefstal. Op dinsdag 17 maart 2020 omstreeks 17:00 uur heb ik de motorfiets geparkeerd aan de [straatnaam] te Assen. De motorfiets stond geparkeerd op de oprit onder carport bij de woning, de motor stond achter de auto geparkeerd. Ik heb de motorfiets afgesloten met het stuurslot/ contactslot en ik heb gecontroleerd dat de motorfiets was afgesloten. Toen ik op woensdag 18 maart 2020 omstreeks 09:50 uur de motorfiets weer in gebruik wilde nemen zag ik dat deze door onbekende(n) was weggenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus 2020,opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Collega [verbalisant 2] van Assen had mij een aantal foto's gestuurd van personen uit Assen met het verzoek om te zien of ik personen die ik op dinsdag 31 maart 2020 omstreeks 00.30 uur heb gesproken op de [straatnaam] te Emmen.
Ik verklaar dat ik 100% zeker weet dat ik [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2000, herken als de persoon waar ik mee heb gesproken die nacht. Hij was de persoon die verklaarde dat ze daar stonden te wachten op een taxi die hen naar Emmen-Zuid moest vervoeren.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1]
d.d. 16 juni 2020, opgenomen op pagina 548 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik werd op 30 maart 2020 om 23:00 uur opgehaald bij de Poiesz in Baggelhuizen door die Mercedes Vito. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zaten in de bus. Ik zat met [medeverdachte 2] achterin. In totaal zaten er vijf personen in de bus.
Toen ik in de bus stapte mochten we niet kijken waar we heen gingen, maar alleen als we er waren. Als we waren mochten we kijken wat er stond. We stopten ergens, ik weet zeker in Assen oost, maar herkende het niet. Het was bij een flat, wel 5 verdiepingen hoog, maar levendig. Er stonden allemaal fietsen voor de flat. Daar zag ik die Kawasaki staan. Ik dacht dat die daar gestasht stond, maar er zat nog wel een ketting aan. Die motor werd in de Mercedes Vito getild. Hij stond nog vast aan de ketting. Hierbij heb ik mee geholpen om deze in de bus te krijgen. We hebben deze opgetild en in de bus gezet.
Die BMW hebben we in Baggelhuizen weggehaald. Vlakbij de Baggelhuizen school, gewoon van een parkeerplaats voor een huis.
We zijn daarna naar Emmen gereden om de motoren te verkopen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1]
d.d. 17 juni 2020, opgenomen op pagina 565 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
De motoren waren al lang gestolen. Die stonden al klaar. Ik neem aan dat die andere jongens de Kawasaki-motor gewoon gepakt hebben en dat ze die niet eerlijk hebben gekocht. Dat is onze handel. Wij hebben geen eerlijke spullen. De BMW heb ik weggenomen in Kloosterveen aan de [straatnaam] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2]
d.d. 24 juni 2020, opgenomen op pagina 484 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
We hebben de motor in de bus gezet in Baggelhuizen. Toen zijn we naar Emmen gegaan en daar zou een jongen ze kopen en die is niet komen opdagen. We hebben de motoren ingeladen bij de school in Baggelhuizen. Daar heb je een voetbalveldje met een huisje en daar hebben wij hem weggehaald en bij de parkeerplaats daarnaast ingeladen. De motor hadden we daar even in het bos neergezet. Dat was de motor die [medeverdachte 1] en ik hadden gestolen in Kloosterveen.
De andere motor was een Kawasaki-motor en deze hebben wij ingeladen bij een flat in Assen, in de buurt van het spoor. Vlakbij het GGZ-terrein. Die motor was van die andere drie jongens. Ik denk wel dat deze gestolen was. Toen we deze motor ook hadden ingeladen zijn we naar Emmen gereden. [medeverdachte 4] had volgens mij contact met de koper. Het klopt dat wij op het industrieterrein zijn gecontroleerd door een politieagent. Daar waren wij alle vijf bij aanwezig.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2]
d.d. 25 juni 2020, opgenomen op pagina 502 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
Op het moment dat we de groene Kawasaki gingen ophalen zat ik rechts voorin de bus.
[medeverdachte 4] reed en [medeverdachte 3] zat in het midden. Achterin zaten [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik had een bericht gekregen van [medeverdachte 4] dat ze motoren konden verkopen. Hij regelde de verkoop.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ter terechtzitting is vrijspraak bepleit voor het (schuld)witwassen, waartoe is aangevoerd dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen niet wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Kawasaki en de BMW-motorfiets van misdrijf afkomstig waren.
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst vast dat zowel de Kawasaki als de BMW-motorfiets van misdrijf, te weten van diefstal, afkomstig waren.
De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte de Kawasaki en de BMW-motorfiets voorhanden heeft gehad onder de volgende omstandigheden.
Op basis van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met twee medeverdachten die [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 30 maart 2020 om 23:00 uur hebben opgehaald in Assen. Vervolgens hebben zij dezelfde avond met zijn vijven in Assen Oost de Kawasaki-motorfiets, die voorzien was van een kettingslot en op stuurslot stond, in de Mercedes Vito geladen en hebben zij even later ook de door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gestolen BMW-motorfiets ingeladen. Vervolgens zijn zij gezamenlijk naar een industrieterrein in Emmen gereden met als doel om deze motorfietsen daar te verkopen. In Emmen zijn verdachte en zijn medeverdachte rond 00:30 uur die nacht gecontroleerd door verbalisant [verbalisant 1] . Door verdachte is toen verklaard dat zij daar stonden te wachten op een taxi die hen naar Emmen-Zuid moest vervoeren.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde omstandigheden dusdanig dat geen enkele twijfel kon bestaan over de niet legale herkomst van de Kawasaki-motorfiets en de BMW-motorfiets. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten wisten dat de motorfietsen van diefstal afkomstig waren en komt daarmee tot een bewezenverklaring van het medeplegen van witwassen. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat verdachte die nacht tegenover verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij en zijn medeverdachten op het industrieterrein in Emmen aan het wachten waren op een taxi. Kennelijk was verdachte zich bewust van de niet legale herkomst van de motorfietsen in de laadruimte van de Mercedes Vito, anders had hij ook geen aanleiding om op dat moment te liegen over de reden van hun aanwezigheid op het industrieterrein.
Parketnummer 18/005024-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de aangetroffen scooter gekocht van een man in Den Haag. Er zat toen een kentekenplaat op en die heb ik op mijn naam gezet. Ik heb de scooter in de schuur gezet waar deze is aangetroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juni 2021,opgenomen op pagina 44 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021258805Z d.d. 21 september 2021, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Aangever verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen dinsdag 22 juni 2021 te 03:00 uur en dinsdag 22 juni 2021 te 03:20 uur:
mijn scooter is gestolen om 03:20 op 22 juni de dader was te zien op de camera beelden van de buren maar niet herkenbaar.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2021,opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 3 juli 2021 kreeg ik het verzoek van collega [verbalisant 4] om te gaan naar de [straatnaam] in
Assen. Op dit adres zou vermoedelijk een gestolen scooter in het schuurtje staan. Samen met collega [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 2] zijn wij naar het zojuist genoemde adres gegaan om in de schuur te kijken.
Beneden bevind zich een deur welke toegang verschaft naar een gang met de schuurdeuren. Boven de deur zat een stuk glas waardoor je naar binnen kon kijken. Door het glas zag ik een zwarte scooter staan. Ik kon geen kenteken zien.
Vervolgens heb ik aangebeld op [straatnaam] . De deur werd open gedaan door een vrouw. De vrouw bleek later te zijn: [naam 2] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zei tegen [naam 2] dat wij in haar schuur wilden kijken omdat hier vermoedelijk een gestolen scooter stond. Ik hoorde haar zeggen: "Nou in mijn schuur, dat hoop ik niet".
Wij liepen naar beneden en [naam 2] opende haar schuurdeur. Vervolgens zag ik in de schuur een zwarte scooter staan. Ik zei direct tegen [naam 2] dat zij niet tot antwoorden verplicht was op mijn vragen. Ik vroeg aan [naam 2] van wie deze scooter was. Ik hoorde haar zeggen dat die van een vriend van haar was die hem daar even neer had gezet.
Mijn collega [verbalisant 2] en ik reden de scooter de schuur uit. Buiten op de stoep zag ik dat achterop een blauw kenteken plaatje zat. Op het kenteken plaatje las ik: [kenteken] . Op naam van [verdachte] geboren op [geboortedatum] -2000 te [geboorteplaats] . Bij het kenteken [kenteken] hoort een Turbho RL-50 met chassisnnummer [nummer] . Ik zag dat het chassisnummer van de scooter voor mij weggeslepen was. Het chassisnummer was niet meer zichtbaar. De scooter betrof een Piaggio.
(...)
Ik vroeg vervolgens nogmaals aan [naam 2] van wie deze scooter was. Ik hoorde [naam 2] zeggen dat de scooter van [verdachte] was. Ik hoorde haar zeggen dat [verdachte] ongeveer drie (3) á vier (4) dagen geleden de scooter in haar schuur had neer gezet.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2021, opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op verzoek van de collega's deed de vriendin vrijwillig de deur van het schuurtje open waarbij zij de scooter aantroffen. De bromfiets werd vervolgens gecheckt waaruit bleek dat het framenummer er af geslepen was. Dit is een grote aanwijzing dat de bromfiets van diefstal afkomstig is. Nadat de collega's de foto's vergeleken met de advertentie waarop de aangever zijn eigen scooter herkende, zagen zij de overeenkomsten. Op mijn advies werd de bromfiets vervolgens in beslaggenomen Op het bureau heb ik de aangever gebeld of deze naar het bureau wilde komen ter identificatie van zijn bromfiets.
Ter plaatse gaf de aangever aan dat de kappen, het zadel, de verlichting allemaal afkomstig waren van zijn scooter. Hij gaf echter aan dat het motorblok niet bij zijn scooter hoorde en de voorvork, stuur en display ook niet. De scooter kan, zoals aangetroffen, heel erg goed een zogenaamde samengestelde scooter zijn. Dat is een scooter opgebouwd van verschillende elementen zoals een frame, kenteken en motorblok, kappen enzovoorts.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank constateert op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen dat op 3 juli 2021 in de schuur van [naam 2] een scooter is aangetroffen, waarvan onderdelen van diefstal afkomstig zijn. Deze onderdelen zijn herkend door aangever [naam 1] als onderdelen van zijn scooter die op 22 juni 2021 is weggenomen. Op de scooter die in de schuur is aangetroffen is een kenteken bevestigd die op naam staat van verdachte, maar die niet hoort bij dat type scooter. Ook constateert de politie dat het framenummer is weggeslepen. Verdachte heeft vervolgens ter terechtzitting en bij de politie verklaard dat hij deze scooter enkele maanden eerder heeft gekocht van een man in Den Haag, waarna hij de scooter bij voornoemde [naam 2] in de schuur zou hebben geplaatst. Door [naam 2] is echter verklaard dat verdachte deze scooter 3 à 4 dagen voor 3 juli 2021 in de schuur heeft geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij de scooter op 19 mei 2021 via Marktplaats heeft gekocht in Den Haag niet kan worden geverifieerd en ook niet aannemelijk is, mede gelet op het feit dat op de scooter onderdelen zijn aangetroffen die afkomstig zijn van een diefstal gepleegd op 22 juni 2021. Het verweer van de verdediging dat verdachte geen weet heeft gehad van de onderdelen die later op de scooter zijn geplaatst, wordt door de rechtbank gelet op het bovenstaande verworpen. De rechtbank ziet gelet op alle omstandigheden geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [naam 2] dat verdachte de scooter, met de gestolen onderdelen, enkele dagen voor 3 juli 2021 in de schuur heeft geplaatst. Dat verdachte het kentekenplaatje dat op de scooter is bevestigd al eerder op naam had staan doet daar niet aan af, aangezien het goed mogelijk is dat verdachte een kentekenplaat die al langer op zijn naam stond heeft bevestigd op de scooter.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte onder de gegeven omstandigheden, met name gelet op het afgeslepen framenummer, heeft geweten dat in ieder geval verschillende onderdelen van de scooter van enig misdrijf afkomstig zijn geweest. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring voor het ten laste gelegde witwassen van onderdelen van een scooter.
Parketnummer 18/299685-21
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 21 augustus 2021 reed ik met een motorscooter in de buurt van Groningen. Ik was die avond op een feestje en ik was erg dronken. Ik kreeg toen van iemand op dat feestje de motorscooter en ben toen een rondje gaan rijden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 augustus 2021,opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021229107 d.d. 14 november 2021, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik ben eigenaar van de motorfiets van mijn partner van het merk Piaggio, type M34, donkerbruin/paars van kleur en voorzien van kenteken [kenteken] . In het kentekenregister staat de Piaggio op naam van [benadeelde partij 5] .
Op woensdag 18 augustus 2021 omstreeks 17:45 uur hebben wij onze motorfietsen geparkeerd aan de [straatnaam] te Groningen. De motorfietsen stonden geparkeerd in de garage. Deze garage hoort bij de woning maar heeft geen nummer. De garage zit niet aan de woning vast. De garage was afgesloten maar wij hebben geen sporen van braak ontdekt. Wij hebben onze motorfietsen afgesloten stuurslot en we hebben gecontroleerd dat onze motorfietsen waren afgesloten. Toen wij op vrijdag 20 augustus 2021 omstreeks 08:30 uur de motorfietsen weer in gebruik wilde nemen zagen we dat onze motorfietsen door onbekende(n) warenweggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 augustus 2021,opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 20] :
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen vrijdag 20 augustus 2021 te 21:00 uur en zaterdag 21 augustus 2021 te 12:00 uur:
"De kentekenplaat van mijn motorscooter is gestolen [kenteken] . Dit is voor mijn huisdeur gebeurt aan de [straatnaam] . Vrijdagavond daar na mijn werk neergezet met kenteken, zaterdagochtend wilde ik hem gebruiken en heb toen geconstateerd dat de kentekenplaat er niet meer op zat.”
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2021,opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op zaterdag 21 augustus 2021 omstreeks 03:45 uur waren wij, verbalisanten, aan het politiebureau gelegen aan de Parkallee 20 te Groningen. Wij, verbalisanten, waren in politie-uniform gekleed en met noodhulpsurveillance belast in het werkgebied van Basisteam Noord in Groningen.
Wij, verbalisanten, hoorden over de portofoon dat de noodhulpeenheid 22.03 achter een
motorscooter aan zat. Wij, verbalisanten, hoorden dat deze motorscooter met hoge snelheid over de N360 (De Rijksweg) vanuit de richting Ten Boer in de richting van Groningen zou rijden. (…) Wij, verbalisanten, zagen ter hoogte van de Albert Heijn aan de Rijksweg een motorfiets met hoge snelheid in tegengestelde richting van ons op ons afkomen. Op het moment dat deze motorfiets ons passeerde, zagen wij dat het een zwarte motorscooter betrof. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 7] , het dienstvoertuig omgekeerd en werd door ons, verbalisanten, de achtervolging ingezet. (…) Wij, verbalisanten, zagen dat de motorscooter op ongeveer 100 meter afstand van de Beneluxweg te Groningen linksaf sloeg in de richting van de Damsterwaard. Toen wij, verbalisanten, ter hoogte reden van waar de motorscooter linksaf was geslagen, zagen wij de motorscooter in het talud op het gras liggen.
Wij, verbalisanten, zagen dat de verlichting van de motorscooter nog aan was. Wij, verbalisanten, zagen dat de verdachte niet meer aanwezig was bij de motorscooter. Wij, verbalisanten, zagen dat het een zwarte motorscooter betrof van het merk Piagio type 500ie Cruiser Beverly. Wij, verbalisanten, zagen in het hoge gras verse loopsporen in de richting van de Damsterwaard te Groningen. Wij, verbalisanten, zagen dat deze sporen in de richting van de sloot liepen welke zich tussen het Roeierspad en de Damsterwaard bevind. Wij, verbalisanten, zagen dat aan de andere kant van de sloot ook verse loopsporen waren.
Hierop hebben wij, verbalisanten, aan de overige collega's, welke ook aan deze melding gekoppeld waren, doorgegeven dat de verdachte door de sloot is gekomen en natte kleding zou moeten hebben. Enkele minuten later hoorden wij de noodhulpeenheid 27.04 over de portofoon melden dat ze de verdachten zagen rennen. De verdachte werd kort hierna aangehouden aan de Damsterwaard ter hoogte van perceelnummer 7.
Wij, verbalisanten, hebben de zwarte motorscooter in beslaggenomen en laten afslepen door bergingsbedrijf [bedrijf].
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] Voertuig(en) : [nummer] , motor, Piaggio Ie Cruiser, kleur zwart, Nederland.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2021, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] :
Op dinsdag 21 september 2021, was ik in dienst voor regio Groningen-Noord. Diezelfde dag, omstreeks 9:15 uur, kreeg ik een deskundigenrapport van het Landelijk Informatiecentrum
Voertuigcriminaliteit, te zien was in deze rapportage dat het voertuigidentificatienummer de [nummer] betrof.
Na het raadplegen van onze politiesystemen, bleek dat het voertuig behoort bij een motorfiets van het merk Piaggio, Beverly Cruiser 500ie, zwart van kleur. Dit voertuig zou horen bij de [kenteken] , op naam van [benadeelde partij 5] . Dit voertuig stond gesignaleerd als gestolen, hiervan is op 20 augustus 2021 te Groningen, aangifte gedaan. Onder het zadel, in de helmbak, lag nog een kentekenplaat. Dit betrof de [kenteken] , de eigenaar van de motorfiets waar deze bij hoort, heeft op 21 augustus aangifte gedaan van vermissing dan wel diefstal.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting is vrijspraak bepleit, waartoe is aangevoerd dat onder de gegeven omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter waarop hij reed en de zich daarin bevindende kentekenplaat van misdrijf afkomstig waren.
Bij de beoordeling van dit verweer gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden, die blijken uit de gebruikte bewijsmiddelen:
Verdachte heeft erkend dat hij heeft gereden op de gestolen Piaggio M34. De rechtbank stelt vast dat deze Piaggio M34 van diefstal afkomstig is, evenals de onder het zadel aangetroffen kentekenplaat met kenteken [kenteken] . Naar eigen zeggen heeft verdachte de motorscooter op een feestje in handen gekregen en heeft hij besloten om daarmee te gaan rijden terwijl hij op dat moment dronken was. Op het moment dat verdachte een stopteken kreeg van de politie, heeft hij geprobeerd te ontkomen aan zijn aanhouding door hard weg te rijden. Uiteindelijk is verdachte met de motorscooter ten val gekomen en heeft hij getracht lopend, via een sloot, te ontkomen aan de politie. Verdachte wordt kort daarna alsnog aangehouden.
Gelet op de feiten en de omstandigheden waaronder de motorscooter en de zich daarin bevindende goederen onder de verdachte werden aangetroffen en in aanmerking genomen dat de verdachte geen aannemelijke en verifieerbare verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben daarvan, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de motorscooter redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die van misdrijf afkomstig was. De rechtbank is bovendien van oordeel dat verdachte in de situatie waaronder hij naar eigen zeggen de motorscooter in bezit heeft gekregen, nader onderzoek had moeten verrichten naar de herkomst van de motorscooter. Verdachte heeft dit nagelaten. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte destijds redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de motorscooter een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 18/287289-20
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 oktober 2019, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO1002019324676Z d.d. 7 december 2019, inhoudend als verklaring van [naam 3] namens [benadeelde partij 8] :
Zij verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen woensdag 23 oktober 2019 om 19:00 uur en donderdag 24 oktober 2019 om 07:30 uur.
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben geen eigenaar van genoemde motorfiets. Mijn vriend is de eigenaar van de motorfiets van het merk Ktm, type 990 supermoto (85kw), oranje met een beetje zwart van kleur, voorzien van kenteken [kenteken] .
Op woensdag 23 oktober 2019 omstreeks 19:00 uur heeft mijn vriend de motorfiets nog geparkeerd zien staan aan de [straatnaam] te Assen op een trottoir.
De motorfiets stond naast de bossen geparkeerd. Mijn vriend heeft de motorfiets afgesloten middels het stuurslot, goedgekeurd kettingslot art slot 4 ster MKX-lock aan het achterwiel. Tevens zat er een hoes overheen bruin van kleur.
Toen mijn vriend op donderdag 24 oktober 2019 omstreeks 07:30 uur de motorfiets weer in gebruik wilde nemen zag ik dat deze door onbekende(n) was weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2019, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] :
Op donderdag 24 oktober 2019, omstreeks 02:05 uur, kregen wij, [verbalisant 12] en [verbalisant 11] hoofdagenten van de politie Eenheid Noord-Nederland, een melding van een medewerker van het operationeel centrum te Drachten te gaan naar het Larikspark te Assen. Aldaar zouden drie jongens mogelijk een scooter stelen.
Op donderdag 24 oktober 2019, omstreeks 02:10 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 11] , ter plaatse in het Larikspark. Wij reden over het Larikspad komende uit de richting van de Eem. Toen wij halverwege het pad reden scheen ik, verbalisant [verbalisant 11] , met een zaklamp over het veld toen ik de weerspiegeling van fietsspaken en een reflector zag. Tevens zag ik een blanke jongen bij deze reflectie. Ik zag dit op een afstand van ongeveer 100 meter. Vervolgens reed ik, verbalisant [verbalisant 11] , het grasveld op naar de reflectie en de persoon. Toen wij op 50 meter naderde zag ik dat de jongen zijn fiets achterliet en te voet er vandoor ging. (...)
Ik, Verbalisant [verbalisant 12] , zag vervolgens dat de reflectie een wit met blauwe, elektrische, damesfiets betrof. Ik zag dat er rondom de trapper een blauw koord was verwikkeld. Tevens zag ik naast, en gedeeltelijk over de fiets, een bruin/ grijs afdekzeil liggen.
Bij het dienstvoertuig sprak een persoon mij aan welke zich kenbaar maakte als zijnde de melder, [naam 4] . [naam 4] verklaarde dat hij woont aan de [straatnaam] te Assen. Dit betreft een flat met uitzicht op het park. Hij verklaarde dat hij op het balkon van zijn woning stond toen hij drie jongens naar de naastgelegen flat zag lopen. Hij verklaarde dat hij zag dat de jongens donkere trainingspakken droegen en dat een van de jongens een trolley met zich meedroeg. Hij zag dat de jongens naar een voertuig liepen die onder aan de flat geparkeerd stond. Dit voertuig was volgens [naam 4] vermoedelijk een motor dan wel scooter. Vervolgens zouden de jongens met het voertuig richting het park zijn gelopen. Bij het park, ter hoogte van de Laak, raakte [naam 4] het zicht op de jongens kwijt. Kort hierna zag melder de jongens weer terug komen lopen met het voertuig. Hierna zijn de jongens over het pad langs de CS Vincent van Gogh gelopen in de richting van de Selma Lagerlöflaan. Aldaar raakte [naam 4] wederom het zicht op de jongens kwijt. [naam 4] zag dit alles op zijn balkon vanaf de derde verdieping. Kort hierna hoorde [naam 4] het geluid van een flex komen uit het bos.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2019,opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 13] :
Op 30 oktober 2019 zag ik mijn fiets, een elektrisch damesmodel van het merk Sparta, type ION, grijs van kleur en voorzien van een nieuw door mij persoonlijk aangeschaft hangslot, staan in de fietsenstalling gelegen achter het bureau van politie Weierstraat 83 te Assen alwaar ik werkzaam ben. Ik herken deze fiets als zijnde mijn eigendom die ik op maandag 14 oktober in bruikleen heb gegeven aan mijn zoon, [verdachte] , geboren [geboortedatum] -2000 te [geboorteplaats] . Tot op heden, dag, datum en tijdstip zoals zojuist vermeld, heb ik deze fiets niet weer in mijn bezit gehad.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2019,opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 14] :
Vanaf de Slinge zijn wij verbalisanten de Stroom opgereden waarna wij aan de rechterzijde fietspad Laak passeerde. Op dit fietspad zagen wij 2 manspersonen lopen. Ze liepen van ons af in de richting van kinderboerderij de Lariks. Wij verbalisanten zijn het fietspad opgereden en hebben de 2 mannen gecontroleerd.
Na vaststelling van de identiteit van de 2 mannen bleek het te gaan om:
  • [medeverdachte 3] geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] .
  • [verdachte] geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] .
Ik verbalisant [verbalisant 14] heb de identiteitscontrole van [medeverdachte 3] gedaan. In het systeem zag ik dat [medeverdachte 3] was gekoppeld aan de doelgroep scooterdieven en helers.
Verbalisant [verbalisant 15] controleerde de identiteit van [verdachte] . Even later werd bekend dat ook hij in het systeem was gekoppeld aan de doelgroep scooterdieven en helers. Ik zag dat
[verdachte] een blauwe Adidas trainingsbroek met drie witte strepen aan de zijkant droeg, met daarop een blauwe/donkere jas. Ik zag da [medeverdachte 3] een donker trainingspak droeg. Verbalisant [verbalisant 15] zag dat [verdachte] een bezweet voorhoofd had.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2019, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 16] :
Op dinsdag 5 november 2019 sprak ik, verbalisant, met betrokkene [naam 3] . Zij heeft onder proces nummer 2019283076 aangifte gedaan van diefstal van een KTM motor. Daarbij werd ook een grijs met bruin afdekzeil weggenomen en een blauw touw. Onder dit proces is in het Lariksbos een fiets aangetroffen met daarin verwikkeld een grijs met bruin afdekzeil. Tevens zat er een opvallend blauw touw vast in de trapas van fiets. De fiets is meegenomen naar het bureau van politie aan de Weiersstraat in Assen.
Ik toonde op genoemde dag, datum en tijdstip de fiets met daarop liggend een grijs bruin afdekzeil met het blauwe touw verwikkeld in de trapas. Ik hoorde [naam 3] zeggen dat dit honderd procent haar grijs bruin afdekzeil was en dat het haar blauwe touw was.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Door de verdediging is vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde diefstal in vereniging.
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. In de nacht van 23 op 24 oktober 2019 is door getuige [naam 4] gezien dat drie personen in donkere trainingspakken een motorfiets wegnamen. Hij hoorde vervolgens geluiden van een flex uit het Larikspark komen. Wanneer de verbalisanten ter plaatse zijn zien zij een blanke jongen met een fiets op het Larikspad die er vervolgens te voet vandoor ging. Vervolgens wordt geconstateerd dat rondom de trapper van de elektrische fiets een blauw koord was verwikkeld en dat daarnaast een bruin/grijs afdekzeil lag. Deze elektrische fiets blijkt eigendom te zijn van verbalisant [verbalisant 13] die deze fiets aan zijn zoon, verdachte, heeft uitgeleend. Vervolgens wordt verdachte in de buurt van het Larikspark, samen met medeverdachte [medeverdachte 3] lopend aangetroffen. Bij deze controle blijken zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 3] donkere trainingspakken te dragen en heeft verdachte een bezweet voorhoofd.
Verdachte ontkent dat hij iets met de diefstal van de motorfiets te maken heeft gehad en zegt dat hij de elektrische fiets die hij van zijn vader had geleend weer aan iemand anders had uitgeleend. Door de politie is vervolgens onderzoek gedaan naar de verklaring van verdachte, maar uit dit onderzoek volgt dat verdachte geen fiets heeft uitgeleend aan de door hem genoemde persoon. Ook blijkt de verklaring van verdachte dat hij bij een feestje was geweest niet te kloppen. Bovendien komt de verklaring van verdachte niet overeen met de verklaring die medeverdachte [medeverdachte 3] geeft. De verklaringen van verdachte zijn dan ook aantoonbaar leugenachtig geweest.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bovenstaande het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank heeft daarbij met name gelet op het feit dat verdachte voldoet aan het signalement dat gegeven is door de getuige en verbalisant [verbalisant 12] , dat verdachte is in de buurt van de plaats delict is aangetroffen met een bezweet voorhoofd en dat de fiets die hij in gebruik had is aangetroffen met daarin verwikkeld het touw en het afdekzeil van de weggenomen motorfiets. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders zijn dan dat verdachte, samen met twee anderen, verantwoordelijk is geweest voor de diefstal van de KTM-motor met kenteken [kenteken] .
Parketnummer 18/211252-21
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 7 augustus 2021 zag ik samen met een vriend een scooter staan in Groningen. Ik dacht dat deze scooter al gestolen was van een vriend. Ik was in bezit van een kruiskopschroevendraaier. Ik wilde de scooter meenemen en teruggeven aan mijn vriend. Ik heb de scooter verplaatst.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 augustus 2021,opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021213015 d.d. 24 augustus 2021, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 21] :
Ik doe aangifte van diefstal/poging diefstal van mijn scooter. Dit betreft een Piaggio. Ik denk dat het zo'n twee weken geleden is geweest dat ik van mijn zoon [naam 5] hoorde dat de scooter was gestolen. [naam 5] is hier nu bij en hij vertelt wat er toen is gebeurd.
Toen heeft [naam 5] de scooter aan de [straatnaam] geplaatst. Ook nu heeft [naam 5] deze afgesloten. Rond 4 uur a 4.30 uur kwam [naam 5] weer bij de plaats waar de scooter stond. Hij ontdekte toen dat de scooter weg was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 augustus2021, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 6] :
Op zaterdag 7 augustus 2021 omstreeks 04.15 uur was ik thuis. Ik heb vanuit mijn woning zicht op de plek waar de scooter stond. Ik hoorde wat lawaai van buiten komen en ik ben vervolgens gaan kijken waar het lawaai vandaan kwam. Ik heb vervolgens door mijn raam naar buiten gekeken. Ik zag een motor staan. Ik zag dat een laag model met een lange zit betrof. Het leek een beetje een retroachtige motor. Daarnaast zag ik vier mannen staan. Ik kan de mannen als volgt beschrijven. (…)
Man 3
  • Donkere huidskleur
  • 20-25 jaar oud
  • Slank sportief postuur
  • Groenkleurige jas
  • Lichte kleur broek
Man 4
  • Huidskleur onbekend
  • 20-25 jaar oud
  • Slank postuur
  • Zwarte kleding
Ik zag dat man 4 met iets wat leek op een schroevendraaier bij een scooter bezig was. De scooter stond in het steegje bij de BSO. Ik zag dat het een grijsachtige scooter was. Ik zag dat het een Piaggio Zip betrof. Ik zag dat man 4 met de schroevendraaier bij de buddyseat bezig was. Ik zag dat man 4 de buddyseat open had gemaakt. Ik zag dat man 4 de scooter probeerde te starten. Ik hoorde dat de scooter niet aan wilde.
Ik zag dat man 2 en 3 om de scooter heen stonden. Ik hoorde dat man 2, 3 en 4 druk aan het overleggen waren over hoe ze de scooter aan konden krijgen. Ik zag dat man 1 een beetje op afstand bleef. Het leek alsof hij op de uitkijk stond. Ik zag dat man 2 met een zaklamp stond bij te schijnen. Ik zag ook dat man 4 met een aansteker bij stond te schijnen. Vervolgens heb ik de politie gebeld.
Toen de eerste politie auto ter plaatse kwam zag ik dat man 1 en man 2 direct op de motor er vandoor gingen. Ik zag dat man 3 en man 4 nog bij de scooter stonden. Ik zag dat ze nog steeds met de scooter bezig waren. Vervolgens zag ik dat er nog een politie auto ter plaatse kwam. Ik zag toen dat man 3 de scooter achterin de steeg had teruggezet. Ik zag dat man 4 er rennend vandoor ging. Even later zag ik dat man 3 en man 4 samen bij de bushalte zaten. Vervolgens zag ik dat de politie man 3 en man 4 daar aansprak. Na een tijdje ging de politie weg en zaten de man 3 en man 4 nog bij de bushalte.
Vervolgens zag ik man 3 en man 4 weer langzaam naar de scooter teruglopen. Ik zag dat ze direct weer met de scooter bezig gingen. Ik zag dat ze de scooter probeerden te starten. Vervolgens heb ik direct weer de politie gebeld. Ik zag dat man 3 druk met de scooter bezig was. Ik zag dat man 4 er dicht bij stond. Ik zag dat de verlichting van de scooter inmiddels aan stond. Ik zag vervolgens dat de politie weer ter plaatse kwam. Ik zag dat man 3 en 4 toen door de politie werden aangehouden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 augustus 2021, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 18] :
Hierop zijn wij ter plaatse gegaan naar de Schaaksport. Aldaar waren collega's [verbalisant 19] en [verbalisant 20] reeds in gesprek met twee mannen. (…)
Collega [verbalisant 19] is tijdens dit gesprek naar de scooter gelopen waar de verdachten mee aan het rommelen zouden zijn geweest. Zij heeft hier foto’s van gemaakt.
Hierop hebben wij onze weg vervolgt. Enkele minuten later kwam er wederom een melding van de Schaaksport. Aldaar zouden de zelfde mannen weer met een scooter aan het rommelen zijn. Hierop zijn wij samen met collega's [verbalisant 20] en [verbalisant 19] ter plaatse gegaan. Wij zagen vervolgens verdachte [medeverdachte 5] en [verdachte] staan naast een scooter waarvan op dat moment de lichten branden. Op de vraag wat ze aan doen waren hoorden wij [verdachte] zeggen, "ik zag net wel iemand wegrennen" of woorden van gelijke strekking.
Aangezien de scooter nu veel schade had, de voor kap was kapot en het contactslot was naar binnen gedrukt hebben wij de beide heren aangemerkt als verdachten. Hierop heeft collega [verbalisant 19] om 04:55 uur verdachte [verdachte] medegedeeld dat hij was aangehouden ter zake poging diefstal in vereniging en niet tot antwoorden verplicht was. Ik verbalisant [verbalisant 17] heb vervolgens bij de verdachte een transportfouillering toegepast. Hierop voelde ik in zijn linker jaszak een grote schroevendraaier van het merk Stanley.
Bewijsoverweging
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 5] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de ten laste gelegde snorfiets. Verdachte heeft erkend dat hij de scooter mee wilde nemen, omdat hij ten onrechte in de veronderstelling was dat deze scooter gestolen was van een vriend van hem. Door deze snorfiets te verplaatsen heeft verdachte de snorfiets uit de beschikkingsmacht van de eigenaar gehaald en hier als heer en meester over beschikt door deze te proberen te starten. Dat verdachte niet het oogmerk zou hebben gehad om de snorfiets zelf te houden, maakt niet dat oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Het zich tijdelijk de heerschappij over het goed van een ander verschaffen, zoals hier, levert naar het oordeel van de rechtbank in de genoemde omstandigheden ook het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde heling van de snorfiets en de subsidiair ten laste gelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Parketnummer 18/142459-22
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 juni 2019,opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019229865Z d.d. 30 augustus 2019, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal afschrift van aangifte d.d. 12 juni 2019,opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 19] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juni 2019,
opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 12] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2019,
opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] , mede namens [benadeelde partij 3] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal afschrift van aangifte d.d. 14 juni 2019,opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 16] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2019,
opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij
18] ;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2019,
opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 13] ;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2019,
opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 15] , mede namens [benadeelde partij 14] ;
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2019,
opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 11] ;
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juni 2019,opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 17] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/158920-20 onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/005024-22 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/299685-21 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/287289-20 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/211252-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/142459-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/158920-202.
Hij de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, één voorwerp (motor BMW kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
Hij in de periode van 17 maart 2020 tot en met 31 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, één voorwerp (motor Kawasaki, met kenteken [kenteken] ), voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/005024-22
hij, in de periode 22 juni 2021 tot en met 3 juli 2021, te Assen, (van) onderdelen van een scooter,
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats heeft verborgen en heeft verhuld, en/of
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad,terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/299685-21hij omstreeks 21 augustus 2021 te Groningen, een motorscooter (Piaggio M34) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Parketnummer 18/287289-20
hij in de nacht van 23 oktober 2019 op 24 oktober 2019 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, een motor (merk KTM, gekentekend [kenteken] ) en een motorhoes, toebehorende aan [benadeelde partij 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen.
Parketnummer 18/211252-21
hij op 7 augustus 2021 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een snorfiets (merk/type: Piaggio C25), die geheel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 18/142459-22
hij in de nacht van 11 juni 2019 op 12 juni 2019 te Assen
  • tezamen en in vereniging met een ander,
  • uit een fietsenstalling van het hotel De Bonte Wever,
elektrische fietsen en opladers en oplaadkabels, die toebehoorden aan respectievelijk
[benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 12] en [benadeelde partij 13] en [benadeelde partij 14] en [benadeelde partij 15] en [benadeelde partij 16] en [benadeelde partij 17] en [benadeelde partij 18] en [benadeelde partij 19] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18/158920-20
2 ( subsidiair): medeplegen van witwassen; 3 ( subsidiair): medeplegen van witwassen.
Parketnummer 18/005024-22
witwassen.
Parketnummer 18/299685-21
(primair) schuldheling.
Parketnummer 18/287289-20
(primair) diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 18/211252-21
(subsidiair) diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 18/142459-22
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot het de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer
18/158920-20 onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/005024-22 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/299685-21 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/287289-20 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/211252-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/142459-22 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering en dient een proeftijd van drie jaar te worden gekoppeld. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht
(hierna: Sr), gepleit voor toepassing van artikel 9a Sr indien de rechtbank, zoals bepleit, alleen tot een bewezenverklaring komt van hetgeen onder parketnummer 18/142459-22 ten laste is gelegd. Indien de rechtbank tot meerdere bewezenverklaringen komt, heeft de raadsman verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan een reeks van vermogensdelicten, al dan niet in vereniging met anderen. Hij heeft zich daarbij gericht op elektrische fietsen, scooters en motorfietsen. Verdachte heeft daarmee niet alleen forse schade toegebracht aan een grote groep mensen, maar ook veel hinder en ergernis veroorzaakt. Zo heeft verdachte meerdere elektrische fietsen, accu’s en laders weggenomen uit een afgesloten fietsenstalling bij de Bonte Wever. Deze goederen waren van hotelgasten en door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte zagen zij hun vakantie in duigen vallen. De rechtbank rekent verdachte zeer aan dat hij enkel oog heeft gehad voor zijn eigen gewin en zich totaal geen rekenschap heeft gegeven van de ellende die hij heeft veroorzaakt. Daarbij merkt de rechtbank ook op dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij openheid van zaken wilde geven, maar dat verdachte vervolgens alsnog geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezenverklaarde feiten, met uitzondering van de diefstallen bij de Bonte Wever. Verdachte lijkt te volharden in leugenachtige verklaringen. De rechtbank is door de houding van verdachte ter terechtzitting dan ook niet overtuigd van het feit dat verdachte thans anders in het leven zou staan en definitief afstand heeft genomen van zijn criminele activiteiten.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte op 31 januari 2022 onherroepelijk is veroordeeld voor een afpersing en dat daarmee artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij de strafoplegging. De rechtbank constateert ook dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 2 november 2020 opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank heeft voorts het advies d.d. 9 september 2022 en het voortgangsverslag van 10 januari 2022 van Reclassering Nederland in aanmerking genomen. De reclassering voert aan dat verdachte tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis stabiliteit heeft gecreëerd op het gebied van financiën, wonen en zijn sociale netwerk, maar dat het toezicht niet zonder problemen is verlopen. Wel is positief dat verdachte vrijwillig openstaat voor ambulante behandeling en dat hij in goed contact staat met zijn hulpverleners. Tegelijkertijd blijkt ook dat verdachte de schorsingsvoorwaarde met betrekking tot de dagbesteding niet heeft nageleefd, waardoor het hem tot op heden ontbreekt aan structuur. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld evenals het risico op letselschade en het onttrekken aan voorwaarden. Een gevangenisstraf zou volgens de reclassering afbreuk doen aan de gecreëerde stabiliteit en zal mogelijk meer schade toebrengen. De reclassering heeft daarom geadviseerd om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard om zich aan deze voorwaarden te houden.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen bij de aanhouding van verdachte en zijn eerste verhoor op 20 augustus 2019. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met een jaar en ruim een maand overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er een korting moet worden toegepast op de op te leggen straf.
Straf
Gezien de aard, de hoeveelheid en de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. De rechtbank is echter met de reclassering van oordeel dat het niet wenselijk is om aan verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebrachte, te weten 149 dagen. Verdachte lijkt enige stabiliteit te hebben gecreëerd in zijn leven en naar eigen zeggen staat hij op dit moment anders in het leven dan enkele jaren geleden. Mede gelet op de nog relatief jonge leeftijd van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de hierna genoemde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat verdachte met deze voorwaarden de mogelijkheid wordt geboden om de voorzichtig ingezette positieve ontwikkelingen voort te zetten zodat verdachte kan toewerken naar een delictvrij leven.
Daarmee legt de rechtbank een taakstraf van langere duur op dan door de officier is gevorderd, aangezien de rechtbank van oordeel is dat die eis onvoldoende recht doet aan de hoeveelheid feiten en de ernst daarvan. De rechtbank heeft zich daarbij mede georiënteerd op de voor soortgelijke strafbare feiten gebruikelijke straffen. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, gepubliceerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), geldt voor een enkelvoudige voltooide diefstal van een motorfiets, als sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden als uitgangspunt voor de toemeting van de straf. Voor de diefstal van een brommer, scooter of snorfiets geldt als uitgangspunt bij recidive een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf van 60 uren. Daarbij is het een strafverhogende factor dat verdachte nagenoeg alle feiten in vereniging heeft gepleegd. Ook het feit dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en geen verantwoordelijkheid heeft genomen, heeft de rechtbank meegewogen in het bepalen van de hoogte van de straf.

Benadeelde partij

Parketnummer 18/158920-20 Inleiding
In het onderzoek onder de naam Lister zijn zes verdachten betrokken geweest. De rechtbank heeft geconstateerd dat benadeelde partij [benadeelde partij 7] in de zaken van medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] een gewijzigde vordering heeft ingediend. De rechtbank acht het van belang om de vorderingen benadeelde partij zoals die zijn ingediend op gelijke wijze te beoordelen, zodat ten aanzien van de civiele vorderingen wordt gekomen tot dezelfde uitspraak in alle zaken waarin tot een bewezenverklaring wordt gekomen van het feit waarop de vordering betrekking heeft. Gelet op het feit dat in de gewijzigde vordering een soortgelijk bedrag wordt gevorderd en deze gebaseerd is op de eerder ingediende vorderingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee niet in zijn verdediging is geschaad.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 1.927,43 ter zake van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 7] , tot een bedrag van € 3.005,00 ter vergoeding van materiële schadevermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Daarnaast heeft [benadeelde partij 7] € 250,00 ter vergoeding van proceskosten gevorderd.
Parketnummer 18/005024-22
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.144,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Parketnummer 18/299685-21
[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.499,99 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Parketnummer 18/287289-20
[benadeelde partij 8] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 116,80 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Parketnummer 18/142459-22
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 11] , tot een bedrag van € 1.029,74 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 669,91 ter vergoeding vanmateriële schade en tot een bedrag van € 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 17] tot een bedrag van € 2.649,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 9] tot een bedrag van € 2.468,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 16] tot een bedrag van € 154,95 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/158920-20
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangepaste vordering van [benadeelde partij 4] en de vordering van [benadeelde partij 7] voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om de hoofdelijkheid en de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Parketnummer 18/005024-22
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij [naam 1] nietontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering, aangezien niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een voldoende rechtstreeks verband tussen de verweten gedraging van verdachte en de ontstane situatie.
Parketnummer 18/299685-21
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 1] niet kan worden toegewezen, aangezien deze vordering ziet op de diefstal van goederen die niet aan verdachte ten laste zijn gelegd.
Parketnummer 18/287289-20
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 8] onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet kan worden toegewezen.
Parketnummer 18/142459-22
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij van [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 17] voldoende zijn onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om de hoofdelijkheid en de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 3] heeft de officier van justitie aangevoerd dat de vordering voor zover die ziet op immateriële schade niet-ontvankelijk verklaart dient te worden wegens een gebrek aan onderbouwing. De materiële schade is volgens de officier van justitie voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar. De officier van justitie heeft daarbij verzocht om de hoofdelijkheid en de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Met betrekking tot de vorderingen benadeelde partij van [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 16] heeft de officier van justitie aangevoerd dat deze vorderingen in het geheel niet zijn onderbouwd en dat deze daarom niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/158920-20
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij van [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 7] moeten worden afgewezen, aangezien de schade niet in rechtstreeks verband staat met de gedragingen van verdachte.
Parketnummer 18/005024-22
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [naam 1] moet worden afgewezen, aangezien de schade in een te ver verwijderd verband staat van het ten laste gelegde witwassen.
Parketnummer 18/299685-21
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 1] dient te worden afgewezen, aangezien de schade in een te ver verwijderd verband staat van het ten laste gelegde witwassen.
Parketnummer 18/287289-20
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 8] onvoldoende is onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Parketnummer 18/142459-22
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij van [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 16] niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat deze vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 17] heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met afschrijving en de schade te schatten op € 1.000,00.
Met betrekking tot de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 3] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vergoeding van de accessoires. Voor het overige heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende verband bestaat tussen de schade en de aan verdachte verweten gedragingen.
De vordering benadeelde partij van [benadeelde partij 11] dient volgens de raadsman nietontvankelijk verklaard te worden, aangezien door de verzekering de dagwaarde van de weggenomen fiets reeds is vergoed.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/158920-20
[benadeelde partij 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde. Hoewel verdachte niet verantwoordelijk is geweest voor de diefstal van de BMWmotorfiets, staat de schade die de benadeelde partij heeft geleden naar het oordeel van de rechtbank in voldoende rechtstreeks verband met de handelingen van verdachte. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan het witwassen van deze motorfiets. De schade is ontstaan op het moment dat deze motorfiets uit een rijdende bestelbus is geduwd. Verdachte en medeverdachten waren op dat moment met deze bestelbus op weg om deze motorfiets te verkopen. Naar het oordeel van de rechtbank staat het witwassen van de motorfiets daarmee in een zodanig rechtsreeks verband tot de schade die aan de motorfiets is toegebracht dat deze vordering voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat op de vordering van de benadeelde partij van € 1.927,43 een bedrag van € 330,00 in mindering moet worden gebracht, aangezien het door de verzekering uitgekeerde bedrag en de opbrengst van de verkoop van het ‘wrak’ de aanschafwaarde met dat bedrag overstijgt.
De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.597,43, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 maart 2020. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan hem opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 7]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde. Hoewel verdachte niet verantwoordelijk is geweest voor de diefstal van de Kawasakimotorfiets, staat de schade die de benadeelde partij heeft geleden naar het oordeel van de rechtbank in voldoende rechtstreeks verband met de handelingen van verdachte. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan het witwassen van deze motorfiets. De schade is ontstaan op het moment dat deze motorfiets uit een rijdende bestelbus is geduwd. Verdachten en medeverdachten waren op dat moment met deze bestelbus op weg om deze motorfiets te verkopen. Naar het oordeel van de rechtbank staat het witwassen van de motorfiets daarmee in een zodanig rechtsreeks verband tot de schade die aan de motorfiets is toegebracht dat deze vordering voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de vordering voor zover die ziet op de schade aan de motorfiets en het afslepen van het voertuig, voldoende is onderbouwd met facturen en voor toewijzing vatbaar is tot een bedrag van € 2.660,00. Uit de vordering blijkt dat de schade niet door een verzekering is vergoed. Hoewel de schade in eerste instantie was getaxeerd op
€ 2.750,00, blijkt uit het overgelegde overschrijvingsbewijs en de overgelegde factuur dat verdachte uiteindelijk een bedrag van € 2.535,00 voor de reparatie van de schade aan zijn motorfiets heeft betaald en dat hij € 125,00 heeft betaald voor het afslepen van die motorfiets.
Door de benadeelde partij is voorts een bedrag van € 345,00 gevorderd. Volgens de omschrijving die de benadeelde partij heeft gegeven betreft dit schade die ziet op betaalde rente over een kredietfinanciering. De rechtbank acht deze vordering onvoldoende onderbouwd en zal daarom de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. Ditzelfde geldt voor de gevorderde proceskosten tot een bedrag van € 250,00. Door de benadeelde partij is hierbij als omschrijving gegeven ‘vast bedrag eigen uren’, maar iedere verdere onderbouwing van deze proceskosten ontbreekt.
De vordering, kan daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 2.660,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 maart 2020 en zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet pondspondsgewijs toewijzen, omdat daar geen wettelijke grondslag voor is. Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan hem opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Parketnummer 18/005024-22
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De handelingen van verdachte, te weten het witwassen van onderdelen van een scooter, staan in een te ver verwijderd verband tot de schade die door de benadeelde partij [naam 1] is geleden. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Parketnummer 18/299685-21
Door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] wordt de vergoeding gevorderd van een Yamahamotorfiets en een motorkettingzaag. De rechtbank constateert echter dat de diefstal van deze goederen niet aan verdachte ten laste is gelegd. Ook anderszins kan niet worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van deze goederen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Parketnummer 18/287289-20
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij 8] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Hoewel de benadeelde partij niet nader heeft onderbouwd dat hij een eigen risico van € 100,00 heeft moeten betalen, is de rechtbank van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat een verzekeringsmaatschappij eigen risico in rekening brengt op het moment dat overgegaan wordt tot vergoeding van schade. Een bedrag van € 100,00 acht de rechtbank daarbij een aannemelijk bedrag. Dat verdachte daarnaast kosten heeft moeten maken voor het doen van aangifte acht de rechtbank eveneens aannemelijk. De vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 oktober 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan hem opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Parketnummer 18/142459-22[benadeelde partij 11]
De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Uit de bijlagen bij de vordering benadeelde partij blijkt dat de benadeelde partij de nieuwwaarde van de fiets als schade heeft opgevoerd. De fiets is echter aangekocht op 30 januari 2014, zodat rekening moet worden gehouden met afschrijving. Door de verzekering is een bedrag vergoed van € 1.521,25, waarbij hoogstwaarschijnlijk rekening zal zijn gehouden met voornoemde afschrijving zodat de dagwaarde is vergoed. Het is de rechtbank niet gebleken dat de daadwerkelijke schade hoger is dan de reeds vergoede schade, zodat de vordering zal worden afgewezen.
[benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/142459-22 bewezen verklaarde. De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde schade als gevolg van het vervallen van de verzekering niet voor vergoeding in aanmerking komt. De reeds betaalde premiekosten zijn naar het oordeel van de rechtbank geen kosten die afgewenteld kunnen worden op de dader.
De opgevoerde materiële schade bestaat voor het overige uit een bedrag van € 471,95 voor de accessoires en jassen die zich in de fietstassen van de gestolen fietsen bevonden. Door de verzekering is een bedrag van € 266,00 vergoed, waarbij rekening is gehouden met de afschrijving van deze goederen. De rechtbank constateert derhalve dat de dagwaarde in zoverre is vergoed. Het door de verzekering in rekening gebrachte eigen risico ter hoogte van
€ 135,00 komt wel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juni 2019, en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 17]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/142459-22 bewezen verklaarde. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat de benadeelde partij de weggenomen fiets heeft aangeschaft in mei 2017. Derhalve stelt de rechtbank vast de fiets op het moment van diefstal ruim twee jaar oud was en dat daarom rekening moet worden gehouden met een afschrijving van 20%. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade dan ook op € 2.119,20 (te weten 80% van € 2.649,00). De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij 9]
Naar het oordeel van de rechtbank is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt of de benadeelde partij schade heeft geleden en wat de precieze omvang van die schade is. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde partij 16]
Naar het oordeel van de rechtbank is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt of de benadeelde partij schade heeft geleden en wat de precieze omvang van die schade is. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Inbeslaggenomen goederen

Parketnummer 18/005024-22
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een kentekenplaat, vatbaar voor verbeurdverklaring nu het strafbare feit mede hiermee is begaan en deze toebehoort aan verdachte.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een bromfiets (merk: Piaggio), vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot deze scooter het feit is begaan en deze van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het framenummer van de scooter is immers weggeslepen en de scooter kan daarom niet worden toegelaten op de openbare weg.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 60a, 63, 311, 417bis en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/158920-20 onder 1 en het onder parketnummer 18/211252-21 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/158920-20 onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/005024-22 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/299685-21 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/287289-20 primair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/211252-21 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/142459-22
ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 51 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met Reclassering Nederland (telefoonnummer 0888041100), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag, of eensoortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens de zorgverlener aan te geven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonenof maatschappelijke opvang te weten ‘De Wender’, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met zijn medeverdachten, te weten:
  • [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 2002,
  • [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1999,
  • [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 2000,
  • [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum] 2000,- [medeverdachte 6] , geboren op [geboortedatum] 1968, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht.
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd actief zal meewerken aan het volgen van een(betaalde) dagbesteding en zich daarbij houdt aan de gemaakte afspraken en dat verdachte meewerkt aan het zich oriënteren op een passende opleiding. Indien een passende opleiding wordt gevonden dient veroordeelde zich voor die opleiding in te schrijven en zich aan de afspraken met die school te houden.
6. dat de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en/of schulden. Veroordeeldewerkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van parketnummer 18/158920-20, feit 2 en 3:
[benadeelde partij 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.597,43 (zegge: vijftienhonderdzevenennegentig euro en drieënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 4] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 4]te betalen een bedrag van € 1.597,43 (zegge: vijftienhonderdzevenennegentig euro en drieënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of een mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of een mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte, hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.660,00(zegge: tweeduizendzeshonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 7] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 7]te betalen een bedrag van €
2.660,00(zegge: tweeduizendzeshonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of een mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of een mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/005024-22:
Verklaart de vordering van [naam 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18/299685-21:
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18/287289-20:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 8]toe en veroordeelt verdachte mitsdien hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 116,80(zegge: honderdzestien euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2019
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 8]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 116,80(zegge: honderdzestien euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of een mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of een mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/142459-22:
[benadeelde partij 11]
Wijst de vordering van af
[benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partijen toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[benadeelde partij 10]en
[benadeelde partij 3]te betalen:
  • het bedrag van € 135,00 (zegge: honderdvijfendertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juni 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 3] voor het overige nietontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 10]en
[benadeelde partij 3]aan de Staat te betalen een bedrag van € 135,00 (zegge: honderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 17]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan te betalen:
  • het bedrag van € 2.119,20 (zegge: tweeduizendhonderdnegentien euro en twintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juni 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [benadeelde partij 17] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 17]aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.119,20 (zegge: tweeduizendhonderdnegentien euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
[benadeelde partij 9]
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde partij 16]
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 16] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verklaart verbeurdde onder parketnummer 18/005024-22 in beslag genomen kentekenplaat.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde onder parketnummer 18/005024-22 in beslag genomen bromfiets (merk: Piaggio).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2022.
Mr. R. Baluah is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.