Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/266450-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Kuipers, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 12 juli 2021 te Groningen en/of [pleegplaats], gemeente Noordenveld, althans
(ook) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(van) een of meer voorwerp(en), te weten (onder meer) een geldbedrag van (in totaal ten minste) € 2.610,-, althans een of meer geldbedrag(en),
a. a) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel verborgen of verhuld wie de rechthebbende was op dat voorwerp of het voorhanden had, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en zij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit. Verdachte ontving geld van [naam 1]. Dat geld was afkomstig van het Unibet-account van [naam 1]. Medeverdachte [medeverdachte] heeft het Unibet-account van [naam 1] gevoed met Paysafe kaarten. Uit het dossier volgt dat geld afkomstig van oplichting werd omgezet in Paysafe kaarten. Het geld kan derhalve niet anders zijn dan van misdrijf afkomstig.
Verdachte heeft in opdracht van medeverdachte [medeverdachte] het geld omgezet en verhullende handelingen verricht. Zij weet dat hij een straf uitzit voor oplichting en het is niet de eerste keer dat zij voor medeverdachte [medeverdachte] iets heeft gedaan dat niet bleek te kloppen. Verdachte heeft derhalve bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld van misdrijf afkomstig zou zijn.
Gelet hierop kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in vereniging heeft witgewassen, in de opzetvariant. Daarnaast is sprake van gewoontewitwassen. Er is meerdere malen gebruik gemaakt van deze constructie en verdachte heeft meerdere malen opzettelijk daaraan meegewerkt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten eerste kan niet worden vastgesteld dat de ontvangen geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Er is geen onderzoek gedaan naar de rekening van medeverdachte [medeverdachte] in de penitentiaire inrichting (hierna: PI). Het is daarom niet uitgesloten dat het gelddat werd gebruikt om het Unibetaccount te voeden afkomstig is van de huurtoeslag van [medeverdachte] die hij via zijn Belgische rekening en de rekening van verdachte op zijn PI-rekening gestort kreeg. In dat geval had het geld een legale herkomst.
Ten tweede blijkt uit niets in het dossier dat verdachte wist dat sprake was van eventueel crimineel geld. Ten aanzien van de vraag of zij had moeten vermoeden dat sprake was van bedragen afkomstig van criminele activiteiten is de enige indicatie de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] veroordeeld is voor fraude. Dat is op zichzelf te weinig om bij verdachte vervolgens schuldwitwassen aan te nemen, zeker bezien in het licht dat zij ook andere transacties verrichtte voor medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte gaf een plausibele verklaring voor het overmaken van het geld. Daar komt bij dat de vraag of sprake is van culpoos handelen dient te worden bezien vanuit de context dat verdachte in een sociaal isolement verkeerde, terwijl zij depressieve klachten had.
Van medeplegen is geen sprake, omdat het gewicht van de rol van verdachte en de rol van medeverdachte [medeverdachte] wezenlijk verschillen.
Dat sprake is van gewoontewitwassen kan gelet op de frequentie, de duur alsook vanuit de intentie van verdachte niet worden bewezen geacht.
Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt voert de raadsman aan dat slechts een bewezenverklaring kan volgen voor de periode van 7 juni 2021 tot 12 juli 2021, omdat de bedragen in die periode zijn overgemaakt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 16 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De voorzitter houdt mij voor dat uit het onderzoek van de politie blijkt dat [naam 1] in totaal € 2.610,00 heeft overgemaakt naar mijn rekening. Ik moest van [medeverdachte] dat geld weer overmaken en dat heb ik gedaan. Ik kreeg van [medeverdachte] door naar wie het geld naar overgemaakt moest worden. Ik kende deze personen niet. Ik sprak ook niet met [naam 1]. Ik wist niet dat het geld afkomstig was van een gokwebsite op het moment dat het geld op mijn rekening kwam.
[medeverdachte] had geen inkomen. Ik wist dat [medeverdachte] was veroordeeld voor oplichting.
[medeverdachte] had een Belgische bankrekening omdat hij in Nederland geen rekening kon openen. Ik beheerde die bankrekening.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2021,opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022051729 d.d. 22 februari 2022, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 21 juli 2021 kreeg ik het bericht van het Team Gedetineerden Recherche Informatiepunt van de politie dat er een telefoon was aangetroffen in de cel van:
Naam: [medeverdachte]
Voornamen: [medeverdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1999
Verblijvende: Penitentiaire Inrichting, [adres].
[medeverdachte] zit momenteel gedetineerd in verband met onderzoek Varese. Onderzoek Varese betrof een onderzoek naar grootschalige computercriminaliteit, waaronder phishing. [medeverdachte] is hiervoor veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2021,opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: Ik zag in het toestel van verdachte dat zijn schermnaam op Whatsapp [naam 2] betrof. Ik zag dat er in Whatsapp alleen maar contacten zaten met namen zoals: Makeup Tafel 5, Sc15, Le26 en Sb27 enzovoort. Ik zag aan de chats dat alle contacten door verdachte werden benaderd met een standaard tekst uit zijn notities. Ik zag dat verdachte aangeeft alle goederen te willen kopen maar dat er wel door de adverteerder 0,01 cent geverifieerd moet worden. Verdachte probeert mensen te bewegen in de chats om hun identiteit te verifiëren via deze phishinglink uit de standaard notities. Ik zag dat veel contacten niet op deze manier met verdachte willen zaken doen. Een aantal keer wordt er op de link geklikt van verdachte. In de telefoon van verdachte staan veel afbeeldingen waaruit blijkt dat verdachte in een rekening zit van een slachtoffer.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2021,opgenomen op pagina 473 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit de eerste aangetroffen en onderzochte telefoon van de verdachte [medeverdachte] werden screenshots veilig gesteld. Dit waren screenshots van de bankrekening van zijn vriendin, [verdachte]. Hierop zijn de transactiegegevens van de bankrekening van [verdachte] bevraagd. Hierop is te zien dat op 12 juli 2021 een bedrag van 1.000 euro op de rekening wordt geboekt, afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer]. Deze rekening staat op naam van: [naam 1]. In totaal werd er in de periode van 7 juni 2021 tot en met 12 juli 2021 een bedrag van 2.610 euro vanaf de rekening van [naam 1] op de rekening van [verdachte] geboekt. Uit een mutatie komt naar voren dat [naam 1] mogelijk geestelijk beperkt zou zijn.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 januari2022, opgenomen op pagina 476 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1]:
Ik ken een jongen, hij heet [medeverdachte]. Rond maart 2021 sprak hij mij aan via snapchat. Hij zei of ik wat wilde verdienen. Toen wilde ik dat wel. [medeverdachte] vroeg of ik Unibet of Toto had. Toen heb ik mijn Unibet account gegeven aan hem. Ik zou daar ook wat geld van krijgen.
V: Welke gegevens heb jij dan gegeven?
A: Mijn gebruikersnaam en wachtwoord van Unibet. Hij kon niet op mijn rekening kijken en kon ook geen geld storten dat had ik beveiligd. Maar hij kon dat wel via Paysafe doen. Ik logde eens in op mijn Unibet account en zag dat er best veel geld al op stond. Dit was rond de 1200 euro. Dit heeft [medeverdachte] gedaan. Toen zei [medeverdachte] tegen mij dat ik daar 200 euro van kreeg omdat ik mijn account gegevens aan [medeverdachte] had gegeven. Toen zei die dus dat ik de overige 1000 euro naar zijn vriendin over moest maken. Hij stuurde mij een rekeningnummer en toen heb ik die 1000 euro naar dat nummer over gemaakt.
V: Wie was die vriendin?
A: [verdachte].
V: Hoe vaak heeft [medeverdachte] jou benaderd om geld over te maken naar [verdachte]?
A: Een paar keer.
V: Wij zien dat jij in de maand juni / juli 2021 2.610 euro op je rekening krijgt geboekt. Wat kun je hier over zeggen?
A: Dat kan kloppen dat is allemaal van [medeverdachte] afkomstig en van mijn Unibet account.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Afkomstig van enig misdrijf
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Die verklaring moet concreet zijn, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Indien de verdachte een dergelijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af. Medeverdachte [medeverdachte] was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden in verband met oplichting. Hij had op dat moment geen inkomen. [naam 1] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] zijn Unibet-account heeft gebruikt en heeft gevoed met Paysafe-kaarten. Uit het dossier blijkt dat in de cel van medeverdachte [medeverdachte] telefoons zijn aangetroffen. Uit het onderzoek naar de telefoons volgt dat medeverdachte [medeverdachte] deze telefoons gebruikte om personen op te lichten via Marktplaats. De rechtbank stelt daarnaast vast dat hij bij de oplichting onder meer bedragen heeft overgemaakt om Paysafe kaarten te kopen.
1
Verdachte heeft zelf geen verifieerbare verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Ter zitting is door de verdediging de suggestie opgeworpen dat het geld afkomstig is van gokwinsten van het
Unibet-account, waarbij het Unibet-account werd gevoed door het geld van de huurtoeslag van de Belgische bankrekening van medeverdachte [medeverdachte], welk geld door verdachte werd overgemaakt op de PI-rekening van [medeverdachte].
De rechtbank acht deze alternatieve herkomst hoogst ongeloofwaardig. Dat er door medeverdachte [medeverdachte] gokwinsten zijn gemaakt, is niet onderbouwd. Bovendien is het Unibet-account gevoed met Paysafe kaarten en is zeer onwaarschijnlijk dat medeverdachte [medeverdachte] dat kon doen vanaf zijn PI-rekening.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het dus niet anders dan dat het geldbedrag van € 2.610,afkomstig is van enig misdrijf.
Wetenschap
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wist dan wel redelijkerwijs kon vermoeden dat het geld afkomstig was van misdrijf.
Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist waar het geld vandaan kwam en van medeverdachte [medeverdachte] te horen kreeg naar wie zij het geld moest overmaken. Verdachte wist echter dat medeverdachte [medeverdachte] was veroordeeld voor oplichting en geen gewone bankrekening kon openen. Zij had de beschikking over zijn Belgische bankrekening. Zij kreeg vervolgens van een onbekende persoon geld op haar rekening gestort en maakte dit geld in opdracht van medeverdachte [medeverdachte] over naar hem en andere (voor haar) onbekende personen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden bewust de ogen heeft gesloten voor de niet legale herkomst van het geld en daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bedragen die zij heeft overgemaakt van misdrijf afkomstig waren. Aldus is sprake geweest van wetenschap als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Gewoontewitwassen
Vanwege het feit dat verdachte slechts vijf keer en gedurende één maand bedragen van, in totaal, € 2.610,- heeft overgemaakt naar anderen, acht de rechtbank niet bewezen dat zij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank spreekt verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrij.
Medeplegen van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat het medeplegen is bewezen. Uit de verklaring van verdachte volgt dat medeverdachte [medeverdachte] de initiatiefnemer van het overboeken van de geldbedragen is geweest en dat hij verdachte daartoe opdracht heeft gegeven. Verdachte heeft zelf de overboekingen verricht. Gelet op het voorgaande is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen in de periode van 7 juni 2021 tot en met 12 juli 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, van voorwerpen, te weten geldbedragen van in totaal € 2.610,00,
a. a) de werkelijke aard en herkomst en vindplaats en de verplaatsing heeft verhuld, terwijl zij wist, dat die voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Het medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie vordert dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsrapport van 22 februari 2022, met uitzondering van het contactverbod, worden opgelegd. Daarnaast vordert de officier van justitie het geschorste bevel voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een vrijspraak. De raadsman heeft subsidiair bepleit bij een eventueel voorwaardelijk straf geen contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie 13 juli 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen door geldbedragen die op haar rekening waren gestort over te boeken naar andere bankrekeningen, terwijl deze bedragen afkomstig waren van misdrijf. Verdachte deed dit in opdracht van haar vriend, medeverdachte [medeverdachte]. Hij was toen gedetineerd in verband met een veroordeling voor onder meer oplichting. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Daarnaast vormt witwassen een aantasting van de legale economie en wordt daarmee het vertrouwen in het handelsverkeer geschaad. Daar komt bij dat verdachte medeverdachte [medeverdachte] heeft geholpen met het plegen van strafbare feiten terwijl hij in de gevangenis zat. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor fraude. Volgens de oriëntatiepunten is voor een benadelingsbedrag tot € 10.000,00 een gevangenisstraf van 1 week tot 2 maanden ofwel een taakstraf passend. De rechtbank is vanwege de ernst van het feit van oordeel dat hierop een gevangenisstraf dient te volgen.
Uit het reclasseringsrapport en hetgeen door de deskundige en verdachte ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verdachte, nadat haar voorlopige hechtenis is geschorst, een opleiding heeft afgerond, zelfstandig is gaan wonen en een baan heeft gevonden. Daarnaast is verdachte begonnen met een behandeling bij de Waag. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] en het volgen van een opleiding of het hebben van passend werk. De deskundige heeft op de zitting aangegeven dat een contactverbod lastig is in dit geval, omdat verdachten een langdurige relatie met elkaar hebben (gehad).
De rechtbank vindt het vanwege de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte niet nodig dat verdachte opnieuw de gevangenis in moet. Alles overwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Verder zal de rechtbank de geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen met uitzondering van het
contactverbod met medeverdachte [medeverdachte], omdat de rechtbank het aan verdachte zelf vindt om te beslissen of zij deze relatie al dan niet wenst te beëindigen. Ook zal de rechtbank de geadviseerde bijzondere voorwaarde van het volgen van een MBO opleiding tot helpende in de zorg of verpleegkunde niet opleggen, omdat verdachte op 4 juli 2022 haar MBO diploma Helpende Zorg en Welzijn al heeft behaald. De rechtbank volstaat daarom met de voorwaarde van het hebben van passend werk.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 14 dagen), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden: