ECLI:NL:RBNNE:2022:367

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
18/225234-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op 20 augustus 2021 in Meppel heeft geprobeerd het leven van slachtoffer [slachtoffer 1] te beroven door hem met een hamer op het hoofd te slaan en met een mes in het gezicht te steken. De rechtbank achtte niet bewezen dat er sprake was van voorbedachte raad, maar concludeerde wel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van in totaal € 7.400,92, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die licht verstandelijk beperkt is, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling en begeleiding door de reclassering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/225234-21 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 08/053026-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08/223588-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende [straatnaam] , [woonplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Flokstra, advocaat te Oldenzaal.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 18/225234-21, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Meppel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
  • met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die[slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
  • met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armenen/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en/of
  • in/tegen de zij, althans tegen het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopten/of geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
[medeverdachte] op of omstreeks 20 augustus 2021 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
  • met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die[slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
  • met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armenen/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en/of
  • in/tegen de zij, althans tegen het (boven)lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopten/of geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 augustus 2021 te Meppel opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
  • die [medeverdachte] met een personenauto naar de woning van die [slachtoffer 1] te brengen en/of
  • met die [medeverdachte] mee naar binnen te gaan in de woning van die [slachtoffer 1] en/of- (daarbij) een hamer mee te nemen en/of
  • na te laten om in te grijpen ter voorkoming/verhindering dat een of meerdere van voornoemdehandeling(en) en/of gedraging(en) door die [medeverdachte] zouden plaatsvinden en/of niet (door woorden en/of daden) te voorkomen, dat die [medeverdachte] voornoemde handeling(en) en/of gedraging(en) pleegde en/of kon plegen en/of - bij de auto van die [medeverdachte] te wachten en/of
  • die [medeverdachte] , na het plegen van bovengenoemd misdrijf, van de plaats van het misdrijf ineen personenauto naar elders te vervoeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Meppel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoeveelheid snijwonden aan een oor en/of bovenlip/wang en/of blijvende littekens in/aan het gezicht/hoofd heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of- met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] te snijden en/of steken en/of - in de zij, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen en/of slaan/stompen
en/of
[medeverdachte] op of omstreeks 20 augustus 2021 te Meppel, aan [slachtoffer 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hoeveelheid snijwonden aan een oor en/of bovenlip/wang en/of blijvende littekens in/aan het gezicht/hoofd heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
  • met een hamer, althans met een voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of- met een mes, althans met een puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] te snijden en/of steken en/of
  • in de zij, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen en/ofslaan/stompen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 augustus 2021 te Meppel opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
  • die [medeverdachte] met een personenauto naar de woning van die [slachtoffer 1] te brengen en/of
  • met die [medeverdachte] mee naar binnen te gaan in de woning van die [slachtoffer 1] en/of- (daarbij) een hamer mee te nemen en/of
  • na te laten om in te grijpen ter voorkoming/verhindering dat een of meerdere van voornoemdehandeling(en) en/of gedraging(en) door die [medeverdachte] zouden plaatsvinden en/of niet (door woorden en/of daden) te voorkomen, dat die [medeverdachte] voornoemde handeling(en) en/of gedraging(en) pleegde en/of kon plegen en/of
  • bij de personenauto van die [medeverdachte] te wachten en/of
  • die [medeverdachte] , na het plegen van bovengenoemd misdrijf, van de plaats van het misdrijf ineen personenauto naar elders te vervoeren;
In de zaak met parketnummer 08/053026-21 is verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2020 te Enschede aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd te stompen en/of te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of eenmaal of meermalen tegen zijn elleboog en/of lichaam heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2020 te Enschede [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen tegen zijn gezicht en/of hoofd te stompen en/of te slaan en/of eenmaal of meermalen tegen zijn elleboog en/of lichaam te schoppen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot parketnummer 18/225234-21
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] tezamen en in vereniging hebben geprobeerd aangever [slachtoffer 1] van het leven te beroven door met een hamer aangever op het hoofd te slaan en met een mes aangever onder andere in het gezicht te steken.
Verdachte heeft aangever met de hamer onder andere op het hoofd geslagen en [medeverdachte] heeft aangever meermalen met het mes gestoken.
De officier van justitie acht niet bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachte raad nu dat uit het dossier is af te leiden. Uit het dossier valt niet af te leiden dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan om aangever van het leven te beroven. Verdachte en zijn medeverdachte zijn in een emotionele gemoedstoestand naar de woning van aangever gegaan om [naam 1] (vriendin van verdachte) daar weg te halen.
Voorts acht de officier van justitie de primair ten laste gelegde medeplichtigheid niet bewezen.
Met betrekking tot parketnummer 08/053026-21-21 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de aangifte en de getuigenverklaring van [slachtoffer 3] .
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/225234-21
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting, overeenkomstig de inhoud van haar pleitnotitie, onder meer op het standpunt gesteld dat geen bewezenverklaring voor het ten laste gelegde kan volgen nu het aandeel van verdachte daarin niet kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich net als de officier van justitie op het standpunt gesteld dat in ieder geval het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ niet kan worden bewezen. Uit het dossier kan niet blijken dat verdachte een vooropgezet plan had om aangever van het leven te beroven. Ook is niet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het voorgenomen besluit. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Daarnaast is er sprake van contra-indicaties voor voorbedachte raad, waardoor de daadwerkelijke bezinning niet heeft plaats gevonden.
Uit het dossier valt af te leiden dat er veel meer sprake is geweest van een opwelling en zeer ondoordacht handelen dan een berekenende werkwijze waarbij de nodige voorzieningen zijn getroffen of waarbij men naderhand kalm genoeg zou zijn geweest om een lichaam te verstoppen of sporen te verwijderen. Ook het gaan naar een woning waarvan je weet dat er meerdere mensen zijn en daarbij je identiteit niet verhullen, duidt niet op een voornemen tot moord.
Voor een poging tot doodslag of zware mishandeling is evenmin wettig en overtuigend bewijs voor handen, zo stelt de raadsvrouw.
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de mededader voornemens was aangever van het leven te beroven. Evenmin kan het voorwaardelijk opzet daartoe uit het dossier worden afgeleid.
Over het toegebrachte letsel heeft de raadsvrouw aangevoerd dat forensisch en objectief bewijs ontbreekt omtrent de wijze van steken, de kracht waarmee is gestoken en de diepte van de steekverwondingen. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat aangever als gevolg van de steekverwondingen zou komen te overlijden en dat (mede)verdachte die kans heeft/hebben aanvaard.
De raadsvrouw heeft bepleit dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Verdachte wist niet beter dan dat hij met de medeverdachte, [naam 1] uit Meppel zou ophalen. Dat daarbij geweld zou worden gebruikt is op geen enkel moment besproken. Ook de zich in het dossier bevindende app-gesprekken zijn niet te herleiden tot dit geweldsincident.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van de medeverdachte over de rol van verdachte in het geweldsincident onbetrouwbaar moet worden geacht omdat de medeverdachte aangeeft dat hij een black-out had ten tijde van de geweldshandelingen.
Ook het gevonden DNA van verdachte op de steel van de hamer waarmee aangever zou zijn geslagen kan niet meewegen in de rol van verdachte in het geweldsincident. Er zijn namelijk naast het DNA van verdachte ook nog DNA-sporen van minimaal twee anderen aange-troffen en is er geen DNA van aangever op de hamer aangetroffen.
[naam 1] heeft niet gezien dat verdachte een hamer bij zich had dan wel dat hij actief is geweest in de geweldshandelingen. Aangever heeft niet gezien dat verdachte geweld heeft gepleegd.
In de zaak met parketnummer 08/053026-21 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het dossier alleen aanknopingspunten biedt voor een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/225234-21 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachte
[medeverdachte] met een vooropgezet plan naar Meppel zijn gegaan om aangever [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten.
Op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank gaat op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen uit van de volgende feitelijke toedracht.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn naar Meppel gegaan om [naam 1] bij aangever op te halen. De verwachting die zij hierbij hadden is dat aangever [naam 1] niet zo maar zou laten meegaan. Om dit af te dwingen hebben verdachte en medeverdachte een hamer en een mes meegenomen naar de woning van aangever.
Verdachte en [medeverdachte] hebben aangebeld en zijn de woning binnengegaan en hebben vrijwel direct geweld toegepast op aangever [slachtoffer 1] . Verdachte is als eerste de woning binnen gegaan, heeft [naam 1] opzij geduwd en heeft aangever met de meegenomen hamer onder andere op het hoofd geslagen. Dit blijkt uit de verklaringen van aangever, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en wordt ondersteund door het aantreffen van DNA van verdachte op de gebruikte klauwhamer. Verdachte heeft met de hamerslag op het hoofd aangever onderuit geslagen waarop [medeverdachte] met het meegenomen mes aangever meermalen onder andere in het gezicht heeft gestoken/gesneden.
Aangever is bovendien gestompt en geschopt door beide verdachten.
De omstandigheid dat aangever op enig moment weg kon komen heeft er mogelijk voor gezorgd dat het op hem uitgeoefende geweld hem niet fataal is geworden.
Het steken en snijden door [medeverdachte] is dusdanig geweest dat ook de hals en keel geraakt zouden kunnen worden met mogelijke fatale bloedingen tot gevolg. Daarnaast is ook een slag met een klauwhamer op het hoofd geschikt om zodanig letsel te veroorzaken dat aangever ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. Voor het gecombineerde geweld dat door beide verdachten is gebruikt geldt dat des te sterker. Hieruit volgt eveneens dat verdachte en medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben geprobeerd aangever van het leven te beroven.
De rechtbank komt hiermee tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag. Van hetgeen overigens is bedoeld onder primair ten laste te leggen zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Hetgeen door de raadsvrouw verder is opgemerkt over de overige ten laste gelegde geweldsvarianten kan gelet op wat de rechtbank bewezen heeft geacht, onbesproken blijven.
In de zaak met parketnummer 08/053026-21 acht de rechtbank het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Voor de primair en subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling dan wel de pogingsvariant daartoe biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. De verdachte zal van het primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Parketnummer 18/225234-21
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2021, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021226683 d.d. 26 oktober 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Gisteravond ging om ongeveer half 12 de bel. [naam 1] deed de deur open. Ik stond op dat moment in de gang.
De deur ging open, hij kwam op mij af met die hamer, dat ging zo snel ik had gelijk die hamer op mijn hoofd. Als eerste kwam iemand binnen met een hamer. Dat ging zo snel ik niet kan omschrijven hoe deze persoon er uit zag. Het was een klauwhamer wat hij had. Hij was zwart/oranje van kleur. Hij sloeg mij met die hamer en toen was ik gewoon even weg. Ik viel op de grond.
Toen dook [medeverdachte] met dat mes op mij. Hij begon met dat mes op mijn kop. Bij mijn lippen en zo. Ik was alleen maar bezig met ‘hoe kom ik hier weg’. Ik kan mij wel herinneren dat [naam 1] riep ‘Hou op want straks maak je hem dood’.
Als ik niet weggekomen was waren ze door gegaan. Die waren helemaal door gedraaid.
Terwijl hij dat deed was die tweede persoon mij tegen mijn zij aan het trappen. Ter hoogte van mijn ribben.
Mijn oor is door, aan twee kanten gehecht, een snee vanaf de ene kant van mijn bovenlip tot aan het midden van mijn wang, mijn ribben zijn of gekneusd of gebroken, diverse blauwe plekken op mijn armen, snijwonden in mijn handpalmen en boven op mijn handen, benen.
2. Een Forensisch Geneeskundig Letselverslag d.d. 31 augustus 2021, opgemaakt door M.S.P. Löwik, forensisch arts, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de beschrijving van de letsels betreffende [slachtoffer 1] .
Het persoonlijk lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2021.
Hoofd.
Letsel 1:
Op de kruin van het hoofd is in een gebied van circa 4x4cm een onregelmatig gevormde rode verkleuring van de huid zichtbaar, met binnenin een gebied van 2x2cm met een diepe huidbeschadiging met zwarte korst. Beeld passend bij een bloeduitstorting met een diepe schaafwond. Letsel 2:
Circa 2cm boven de linker wenkbrauw en 2cm links van het midden, is een streepvormige roze huidbeschadiging zichtbaar met een lengte van circa 6cm. Beeld passend bij een krasletsel.
Letsel 3:
Circa 3cm boven het linkeroor is een diagonaal streepvormige gehechte huidonderbreking zichtbaar met een lengte van 8cm en 6 hechtingen, beeld passend bij een gehechte wond. In het verlengde hiervan is aan de achterzijde een streepvormige huidbeschadiging zichtbaar van circa 3cm, passend bij een krasletsel.
Letsel 4:
Aan de bovenzijde van ingang van de gehoorgang van het linkeroor is een diagonale streepvormige gehechte huidonderbreking zichtbaar welke doorloopt aan de achterzijde van de oorschelp en diagonaal richting de nek verloopt. De huidonderbreking heeft een lengte van circa 5cm met circa 17 hechtingen, beeld passend bij een gehecht wond. In het verlengde hiervan is aan de nekzijde een streepvormige huidbeschadiging zichtbar met een lengte van circa 5cm, beeld passend bij een krasletsel.
Letsel 5:
Circa 1cm boven de bovenlip is een horizontale licht golvende gehechte huidonderbreking zichtbaar van 2,5cm rechts van het midden tot circa 11,5cm links van het midden met 23 hechtingen zichtbaar, beeld passend bij een gehechte wond. In het verlengde hiervan is in eenzelfde golvend patroon een huid beschadiging zichtbaar, beeld passend bij een krasletsel.
Letsel 6:
Aan de binnenzijde van de bovenlip is een horizontale huidbeschadiging met rafelige wondranden zichtbaar aan het lipbandje, beeld passend bij een scheurwond van het lipbandje.
Letsel 7:
Aan de buitenzijde van de onderlip, circa 2,5cm links van het midden is een diagonale streepvormige gehechte huidonderbreking zichtbaar met een lengte van circa 1 cm en 1 hechting, passend bij een gehechte wond.
Nek
Letsel 8:
In het midden van de nek is een diagonale streepvormige huidbeschadiging met een lengte van circa 2cm zichtbaar, beeld passend bij een krasletsel. Het letsel verloopt in het verlengde van ‘letsel 4’.
Door de forensisch arts worden vervolgens nog een vijftal letsels beschreven aan de romp, twee letsels aan de linker arm, zes letsels aan de rechterarm, drie letsels aan de rechterhand, twee letsels aan de linkerhand, drie letsels aan het rechterbeen en een letsel aan het linkerbeen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2021,opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ter plaatse zag ik collega [verbalisant] praten met 2 mannen en 1 vrouw bij een zwarte VW Golf.
Ik zag dat 1 van de mannen ongeveer 1.75 was en donkergetint en met baard (hierna te noemen verdachte [medeverdachte] ) en de andere was ca 1.85, blank en ook een klein baardje (hierna te nomen verdachte [verdachte] ). Ik zag dat verdachte [verdachte] bebloede handen had en bloed op zijn shirt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2021,opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Toen ik terug liep naar de woonkamer zag ik een keukenmes en een hamer met oranje steel zwart handvat en chrome kleurig kop gedeelte.
Ambulance ter plaatse. Ambulance geeft aan dat meneer geluk heeft gehad en dat het een gerichte snij beweging van links naar rechts in geweest. Onder de mond was het levens bedreigend geweest.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.09.10.049, d.d. 10 november 2021 opgemaakt door ing. F. van Gennip, gevoegde bij het onder 1 genoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Onderzoek naar biologische sporen.
Het mes en de hamer zijn onderzocht in samenwerking met medewerkers van de deskundigheidsgebieden Vingersporen en Microsporen & Materialen van het NFI.
Hamer AAOO2257NL
De slag kop, de spijkertrekker zijde en de handgreep van de hamer zijn bemonsterd, gericht op het verzamelen van DNA van degene(n) die met de hamer in aanraking is (zijn) geweest. De bemonsteringen zijn als AAOO2257NL#01 tot en met #03 veiliggesteld voor een DNAonderzoek. De bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is geen bloed aangetroffen.
AAOO2257NL#02 (spijkertrekker zijde van de hamer)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van één persoon.
DNA—profiel AAOO2257NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [verdachte] verwante) persoon.
AAOO2257NL#03 (handgreep van de hamer)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie niet-verwante personen.
DNA-mengprofiel AAOO2257NL#03 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 januari 2022, gevoegd bij het onder 1 genoemd dossier, inhoudend als verklaring van (medeverdachte) [medeverdachte] .
Die vrijdagavond, 20 augustus 2021, was ik samen met [verdachte] . Ik was toen behoorlijk dronken. [naam 2] belde toen en zei onder andere dat [naam 1] de hele nacht met [slachtoffer 1] had geappt en dat [naam 1] opgehaald was door [slachtoffer 1] .
Ik begon toen echt te koken van binnen. Ik was woest en dronken. [verdachte] en ik zijn toen naar Meppel gegaan. Het adres van [slachtoffer 1] was ingevoerd in de telefoon van [verdachte] .
[verdachte] reed in de auto naar Meppel. Hij parkeerde tegenover het huis van [slachtoffer 1] . We liepen naar de woning toe. [verdachte] had een hamer gepakt. Ik had in mijn broekzak een mes.
Ik was behoorlijk emotioneel en ook dronken. Ik ging hem stompen.
Het mes kwam uit mijn huis. De hamer lag al in de auto.
[verdachte] sloeg hem en ik heb hem ook gestompt. Ik had het mes vanuit huis in mijn broekzak. De hamer lag op de achterbank in mijn auto. [verdachte] heeft geslagen en geschopt en getimmerd met de hamer.
Parketnummer 08/053026-21
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juni 2020,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Oost-Nederland met nummer PL06002020282672 d.d. 18 september 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Enschede en op zaterdag 20 juni 2020 ging ik naar de man toe en voordat ik iets kon zeggen voelde ik dat de man mij met zijn beide handen strak mijn shirt vastgreep.
Ik kon toch de handen van de man loswrikken en hierop begon de man mij te stompen met zijn vuist.
Ik voelde dat de man mij meerdere malen keihard stompte tegen mijn rechter kant van mijn hoofd en boven mijn ogen. Hierna schopte de man mij tegen mijn rechter elleboog en rechter ribbenkast. De man viel hierna op de grond en stompte mij nogmaals tegen mijn linker ribbenkast.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 juni 2020,opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
Op zaterdag 20 juni omstreeks 01.30 uur reed ik van de parkeerplaats aan de Molenstraat te Enschede weg. Toen ik via de [straatnaam] de [straatnaam] op reed zag ik dat [verdachte] met een onbekende man aan het vechten was. Ik zag dat [verdachte] de man met zijn gebalde vuist een aantal goede rake klappen op het hoofd gaf. Ik ben samen met de beveiliger van het Leger des Hells tussen gesprongen en hebben de mannen uit elkaar gehaald.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2020, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op zaterdag 20 juni 2020, omstreeks 02.00 uur was ik werkzaam bij het Leger. Ik stond buiten voor de ingang aan de Molenstraat.
Ik zag dat de dronken jongen met een kale man aan het vechten was. Ik zag dat de dronken jongen de man een harde klap in het gezicht gaf. Ik zag dat nog een jongen de ruzie probeerde te sussen. Ik ben naar de kale man gelopen en heb hem uit het incident getrokken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen
in de zaak met parketnummer 18/225234-21, het primair ten laste gelegde met dien verstande dat:
hij op 20 augustus 2021 te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
  • met een hamer, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
  • meermalen met een mes, in het gezicht en het hoofd en/of in de armen en/of handen en/of benen,van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken en
  • tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 08/053026-21, het meer subsidiair ten laste gelegde met dien verstande dat:
hij op 20 juni 2020 te Enschede, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd te stompen en tegen zijn elleboog en ribbenkast te schoppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/225234-21 primair: medeplegen van poging tot doodslag.
Parketnummer 08/053026-21 meer subsidiair: mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezen te verklaren feiten wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Bij het bepalen van zijn strafeis heeft de officier van justitie nadrukkelijke meegewogen dat verdachte licht verstandelijk beperkt is en met klachten van psychische aard te kampen heeft.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit in het geval dat de rechtbank toekomt aan strafoplegging, voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de psycholoog van 27 januari 2022 en het reclasseringsrapport van 31 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben geprobeerd om het slachtoffer [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Hierbij hebben zij een klauwhamer gebruikt waarmee het slachtoffer op het hoofd is geslagen en een groot vleesmes waarmee meermalen op het slachtoffer is ingestoken waarbij hij met name in het gezicht/hoofd is geraakt. Dit alles heeft zich afgespeeld in de woning van het slachtoffer.
In de letselrapportage worden in totaal 30 letsels beschreven. Het snijletsel in het gezicht is zonder meer zeer ernstig en groot van omvang. Op het moment dat het snijletsel is genezen zullen littekens in het gezicht zichtbaar blijven. Ook is het linkeroor van aangever doorgesneden en is hij geraakt in zijn pols. Er is buitensporig veel geweld uitgeoefend op het slachtoffer waarbij de gevolgen nog veel erger hadden kunnen zijn en de dood van het slachtoffer had kunnen intreden als hij zichzelf niet aan de situatie had weten te onttrekken.
Door te handelen zoals de rechtbank dat bewezen heeft verklaard is op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte op een ander moment een andere persoon mishandeld, die hem juist benaderde met het doel om verdachte te helpen. Verdachte verkeerde zodanig onder invloed van alcohol dat hij zich van dit incident slechts flarden kan herinneren.
Het handelen van verdachte in het bewezenverklaarde en de gevolgen voor met name het slachtoffer van de poging tot doodslag waarvoor verdachte mede verantwoordelijk is, is dermate ernstig dat alleen een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 27 januari 2022 van R.A. Sterk, psycholoog die verdachte heeft onderzocht.
De conclusies van het rapport houden onder meer in dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een neurocognitieve stoornis en een stoornis in het alcohol gebruik. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde.
Over de mate van toerekenbaarheid kan geen uitspraak worden gedaan omdat verdachte het ten laste gelegde ontkent. Wel kan in algemene zin worden opgemerkt dat de geconstateerde beperkingen en psychische problematiek met zich meebrengen dat verdachte complexe situaties niet goed kan overzien en dat hij bij verhoogde innerlijke onrust al snel impulsief en emotioneel kan reageren. Dit laatste wordt onder andere nog versterkt door de impuls- en emotieregulatieproblemen als gevolg van de neurocognitieve stoornis. Voorts brengt alcoholgebruik nog met zich mee dat het gedrag van betrokkene nog sneller ontremt. De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat.
Ten aanzien van de geconstateerde beperkingen en psychische problematiek is vooral begeleiding geïndiceerd. Deze begeleiding en zorg zal intensiever moeten zijn dan wat verdachte tot nu toe al werd aangeboden. Het is waarschijnlijk dat verdachte langdurig afhankelijk zal zijn van een dergelijke setting van intensieve begeleiding.
Nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het telastegelegde komt zij gelet op de bevindingen van de psycholoog tot het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De reclassering heeft in haar rapport van 31 januari 2022 aangegeven dat de instelling waar verdachte verbleef al op zoek was naar een intensievere vorm van (woon)begeleiding die tot op heden nog niet is gevonden. Gelet op bestaande wachtlijsten zal op korte termijn ook geen plek voor verdachte beschikbaar komen.
De reclassering heeft geadviseerd bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf op te nemen om behandeling en plaatsing van verdachte in een woonvorm met intensieve begeleiding mogelijk te maken.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd waarvan een deel voorwaardelijk en wel van een omvang als door de officier van justitie is gevorderd. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals de reclassering die heeft geadviseerd met dien verstande dat de rechtbank noch het innemen van medicatie noch de kortdurende klinische behandeling als in te zetten mogelijkheid zal opnemen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.900,92 ter vergoeding van materiële schade en € 5.500,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Voorts is een bedrag gevorderd van € 2.978,05 ter vergoeding van kosten rechtsbijstand.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd en toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast zijn de kosten rechtsbijstand toewijsbaar.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering nu vrijspraak is bepleit.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangegeven dat de post tandartskosten wordt betwist omdat het causaal verband van de gestelde schade niet voortvloeit uit het handelen van (mede)verdachte.
De opgevoerde reiskosten kunnen worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade dient aanzienlijk te worden gematigd.
Met betrekking tot de gevorderde kosten rechtsbijstand heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat die kosten moeten worden vergoed overeenkomstig het liquidatietarief dat normaliter wordt gehanteerd bij verzoeken tot schadevergoeding in het strafproces.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
De door de benadeelde partij opgevoerde reiskosten ad € 32,76 zijn niet betwist en daarmee toewijsbaar.
De rechtbank acht de opgevoerde tandartskosten ad € 1.868,16 eveneens toewijsbaar. Uit de overgelegde begroting blijkt dat de kosten betrekking hebben op de elementen 11, 12, 13, 21, 22 en 23. Deze elementen bevinden zich in het boven gebit. De benadeelde partij heeft snijletsel ter hoogte van deze elementen in zijn bovenlip zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde zo blijkt uit de letselrapportage. Daarmee acht de rechtbank het causaal verband tussen het letsel en de begrote tandartskosten voldoende aannemelijk. De rechtbank zal die kosten integraal toewijzen.
De hoogte van de gevorderde immateriële schade ad € 5.500,-- acht de rechtbank voldoende onderbouwd. Gelet op het geconstateerde letsel en de gevolgen daarvan acht de rechtbank een matiging niet op zijn plaats.
De vordering van de benadeelde partij is derhalve toewijsbaar tot een bedrag van € 7.400,92.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
De kosten rechtsbijstand bestaan uit kosten verbonden aan het opvragen van medische informatie en honorarium van de advocaat van de benadeelde partij.
De kosten verbonden aan het opvragen van medische informatie acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De doorberekening van die kosten aan de benadeelde partij door middel van een factuur aan de benadeelde partij acht de rechtbank onvoldoende.
Voor het vaststellen van het honorarium van de advocaat van de benadeelde partij hanteert de rechtbank het liquidatietarief in kanton zaken zoals deze geldt per 1 februari 2021.
Voor een hoofdsom boven de € 5000,-- tot en met € 10.000,-- geldt een maximum van 6 punten. Voor het opstellen en indienen van de vordering en de behandeling op de terechtzitting gelden in totaal 2 punten. Per punt geldt een salaris van € 311,--.
De kosten rechtsbijstand zijn daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 622,--.
Verdachte heeft het strafbare feit gepleegd met een ander. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de helft van de kosten rechtsbijstand dient te vergoeden aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal verdachte derhalve veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op
€ 311,-- en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 18 januari 2021 van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, is verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, waarvan 15 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 februari 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 27 december 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
In beginsel acht de rechtbank de vordering toewijsbaar. Echter gelet op de op te leggen straf acht de rechtbank het niet opportuun om thans de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf te gelasten. De vordering zal daarom worden afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 63, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 08/053026-21 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de in de zaak met parketnummer 18/225234-21 primair tenlastegelegde poging tot doodslag en het in de zaak met parketnummer 08/053026-21 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, [straatnaam] te Enschede([telefoonnummer]). Veroordeelde blijft zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door FACT Trajectum of een soortgelijke zorgverlener,te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde meewerkt aan een verblijf in een instelling voor beschermd wonen ofmaatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde geen alcohol zal gebruiken en mee zal werken aan urineonderzoek enademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met hetslachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] en de medeverdachte [medeverdachte] geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/225234-21 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
7.400,92(zegge: zevenduizend vierhonderd euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 311,-.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van €
7.400,92(zegge: zevenduizend vierhonderd euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 72 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit € 1.900,92 aan materiële schade en € 5.500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

8.08-223588-20:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van 18 januari 2021 van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. L.B. Bartels-van Goor, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2022.
Mr. Bartels-van Goor is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.