ECLI:NL:RBNNE:2022:3648

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
18/046596-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en diefstal met geweld tijdens woningoverval met bekennende verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van afpersing en diefstal met geweld. De verdachte heeft op 11 januari 2022 een woningoverval gepleegd op een 76-jarige vrouw. Hij heeft haar onder bedreiging van een mes gedwongen om haar pinpas en pincode af te geven, evenals een geldbedrag van 75 euro en een mobiele telefoon. De verdachte heeft de vrouw geduwd, waardoor zij ten val kwam, en heeft haar met woorden bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding eiste voor materiële en immateriële schade. De verdachte is ook veroordeeld tot de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat hij deze had geschonden door nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaar veroordeeld, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/046596-22 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08/213166-17 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08/055460-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 11 januari 2022, te [plaats] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum] ), heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas + pincode, een geldbedrag (75 euro) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij] toebehoorde, door bij haar woning aan te bellen en/of (vervolgens) die woning binnen te gaan en daarbij die [benadeelde partij] te duwen en/of ten val te brengen en/of duidelijk zichtbaar een mes te tonen en/of voor zich te houden en/of daarbij woorden heeft geuit als: "Ik steek je dood als je je pincode niet geeft" en/of "Ga op de grond liggen dan bind ik je vast met Tie Wraps" en/of "Ik ga pinnen en controleren of de code klopt. Als het klopt dan breng ik daarna je pas weer terug" en/of (telkens) "Heb je de juiste pincode gegeven", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking; 2. hij op of omstreeks 11 januari 2022, te [plaats] , een geldbedrag (500 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel. te weten middels een pinpas die door misdrijf is verkregen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2. Zij acht de feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde 1 grotendeels bekend, maar hij ontkent het slachtoffer te hebben geduwd en dat hij haar ten val heeft gebracht. Daarnaast ontkent verdachte het slachtoffer woordelijk te hebben bedreigd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 augustus 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 januari 2022, opgenomen oppagina 23 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 022010189 d.d. 18 mei 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij] .
Met betrekking tot het standpunt van de verdediging overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft ontkent aangeefster een duw te hebben gegeven en ook zou hij haar niet met woorden hebben bedreigd. Aangeefster heeft kort na het voorval aangifte gedaan waarin zij onder meer heeft verklaard dat verdachte haar heeft geduwd waardoor zij ten val kwam. Ook heeft zij verklaard dat verdachte diverse bedreigingen heeft geuit. Ondanks de ontkenning van verdachte van deze handelingen ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en acht zij deze dan ook betrouwbaar; ook op de onderdelen die verdachte heeft ontkent. Alle andere handelingen worden wel ondersteund door de bekennende verklaring van verdachte. De rechtbank is niet gebleken dat aangeefster haar verklaring heeft aangedikt of om andere redenen deels onjuist zou hebben verklaard.
De rechtbank acht alle onderdelen van het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 11 januari 2022 te [plaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een persoon, genaamd [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum] ), heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas + pincode, een geldbedrag (75 euro) en een mobiele telefoon, die geheel aan die [benadeelde partij] toebehoorden, door bij haar woning aan te bellen en vervolgens die woning binnen te gaan en daarbij die [benadeelde partij] te duwen en ten val te brengen en duidelijk zichtbaar een mes te tonen en voor zich te houden en daarbij woorden heeft geuit als: "Ik steek je dood als je je pincode niet geeft" en "Ga op de grond liggen dan bind ik je vast met Tie Wraps" en "Ik ga pinnen en controleren of de code klopt. Als het klopt dan breng ik daarna je pas weer terug" en telkens "Heb je de juiste pincode gegeven";
2
hij op 11 januari 2022 te [plaats] , een geldbedrag (500 euro), dat geheel aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten middels een pinpas die door misdrijf is verkregen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Afpersing;
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel een van valse sleutel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest. Daarnaast heeft zij toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen, te weten een taakstraf van 60 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte. Er is sprake van de nodige problematiek waarbij hij hulp nodig heeft. De raadsvrouw heeft met verwijzing naar de LOVS-oriëntatiepunten verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van drie jaar.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het adviesrapport van de reclassering en het Pro Justitia rapport, opgemaakt door drs. B.Y. van Toorn, GZ psycholoog, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 11 januari 2022 een woningoverval gepleegd. Het slachtoffer van destijds 76 jaar heeft na een smoes van verdachte de deur voor hem geopend. Verdachte is de woning binnengedrongen en heeft het slachtoffer onder bedreiging van een mes en woorden onder meer haar pinpas en pincode doen afgeven. Het slachtoffer is door verdachte geduwd waarna zij ten val is gekomen. Het moet voor verdachte bij binnenkomst van de woning volstrekt duidelijk zijn geweest dat hij te maken had met een kwetsbare vrouw op leeftijd. Dat heeft hem er niet van weerhouden zijn plannen verder tot uitvoering te brengen.
Met het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit, gezondheid, veiligheid en eigendommen van anderen. Het voorval vond plaats in de woning van het slachtoffer, een plek die bij uitstek een veilige omgeving hoort te zijn. Het is voor haar zeer beangstigend geweest om in haar eigen woning op gewelddadige wijze te worden overvallen. Uit de namens het slachtoffer voorgelezen verklaring ter zitting is gebleken van de grote impact die de overval op haar heeft gehad; zij voelt zich ook nu nog niet veilig in haar eigen huis. Bovendien veroorzaken zulke feiten ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het in de LOVS gestelde oriëntatiepunt voor een woningoverval, waarbij sprake is van licht geweld/bedreiging, is een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Strafverzwarend voor verdachte is dat er sprake was van een kwetsbaar, op leeftijd zijnde slachtoffer en dat hij op het moment van de woningoverval in twee proeftijden liep. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Van in de persoonlijke omstandigheden liggende redenen om tot lagere straf te komen, is de rechtbank niet gebleken.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 127,71 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist met dien verstande dat verdachte bereid is het gevorderde bedrag te betalen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 januari 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 08/213166-17

Bij onherroepelijk vonnis van 27 december 2018 van politierechter in de rechtbank Overijssel, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 maart 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 3 mei 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 08/055460-21

Bij onherroepelijk vonnis van 25 mei 2021 van de politierechter in de rechtbank Overijssel, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 juni 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 3 mei 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 311, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/046596-22, feiten 1 en 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat te betalen een bedrag van €
2.127,71(zegge: tweeduizend honderdzevenentwintig euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 127,71 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 31 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

8.214166-17:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Overijssel van 27 december 2018, te weten: een
taakstrafvoor de duur van
60 uren.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

8.055460-21:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Overijssel van 25 mei 2021, te weten: een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 september 2022.