2.6.3.Het rapport houdt verder het onder meer volgende in:
Specifiek heeft de commissie zich gebogen over het vraagstuk van de grondwaterstand en de gevolgen daarvan op de draagkracht van de bodem en daardoor op het mogelijk ontstaan van schade aan het betreffende huis. De commissie onderschrijft daarmee de visie dat fluctuaties van de grondwaterstand hun invloed hebben op de draagkracht van de bodem. Er is dan ook uitgebreid aandacht besteed aan de vraag of de relatieve verandering van de grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld beperkt is gebleven verbleven tot 5 a 10 cm, hetgeen als een kritische grens wordt aangemerkt. (bron: GeoDelft, Literatuuronderzoek naar de effecten van zout-en gaswinning op bebouwing, pagina 34, 30 augustus 2012).
Uit de in eerste aanleg beschikbare informatie kon door de commissie niet worden opgemaakt of aan restricties betreffende de grondwaterfluctuaties was voldaan. Om meer inzicht te verkrijgen is aanvullend informatie gevraagd aan Rietadvies. In de rapportage van Rietadvies wordt (op pagina 4) aangaande dit punt het volgende vermeld.
“In dit kader is onderzocht is onderzocht in hoeverre met het beheer van het oppervlaktewater het peil van het grondwater kan worden bestuurd en wel met een marge van 5 à 10 cm fluctuatie. Het antwoord op deze vraag is ja, maar ingeval van onderzochte peilbuislocaties niet met genoemde marge.” (…)
“Voor het inschatten van het zettingsverloop onder het pand [adres] is het grondwaterregime één van de parameters. Bij [adres] staat geen peilbuis. Daarom is aan de hand het bestaande peilbuismeetnet een poging gedaan om de enig idee te krijgen van het van grondwaterregime ter plaatse van [adres] .(…) Het plaatsen van een peilbuis op de onderzoekslocatie is (…) noodzakelijk om dit inzicht te verkrijgen (…)”.
Op basis van punt -1- veronderstelt de commissie dat er sprake zou kunnen zijn van overschrijding van genoemde marge van 5 à 10 cm op de schadelocatie, hetgeen de oorzaak van de schade aan van claimant zou kunnen zijn.
Op basis van punt -2- benoemt de commissie dat hieromtrent geen absolute zekerheid bestaat in verband met de afwezigheid van locatiespecifieke meetgegevens zoals ook in het rapport van advies is aangehaald.
Door de commissie afzonderlijk, wordt hieraan een verschillend gewicht toegekend hetgeen leidt tot verschillende conclusies.
Uitspraak
De commissie is niet tot een eensluidend oordeel kunnen komen betreffende de oorzaak van de schade. Artikel VIII van het Protocol Bodemdalingsschade aan niet overheden van de NEDMAG stelt in lid 3: “Indien de commissie tot het oordeel komt dat een deel van de schade NEDMAG valt toe te rekenen, zal de commissie de schade (laten) taxeren en hieruit het aandeel van NEDMAG adviseren”. Nu er van een eensluidende visie geen sprake is, is aan dit vereiste niet voldaan en stopt de inzet van de commissie hier. Volledigheidshalve worden wel de verschillende visies van de leden van de adviescommissie vermeld. De verschillende interpretaties zijn als navolgt:
Bureau voor bouwpathologie BB (bijlage 1):
Inzake de zaak Nedmag vs [eisers] , hierbij mijn conclusie naar aanleiding van onze besprekingen, bestudeerde documenten en ingeschakelde derden.
Naar mijn mening stond en staat vast dat de zoutwinning in directe zin de schade in/aan de woning Van [eisers] niet kan hebben veroorzaakt. De bodemdaling als gevolg van zoutwinning is van een orde en een schaal dat zo lokaal als een woonhuis is gepositioneerd geen verschilzettingen zullen optreden. In algemene zin kan de woning gelijkmatig/rechtstandig verzakt zijn doordat er een vorm Van bodemdaling optreed door zoutwinning edoch door de diepte waarop de zoutwinning gebeurd ontstaat een grote komvorming in de aarde en geen lokale verschilzettingen op woonhuis niveau.
De schade in het woonhuis is te wijten aan verschilzettingen. Door de verschillende fundaties qua diepte, periode en type kunnen sowieso verschilzettingen zijn ontstaan in het woonhuis. In het woonhuis zijn de afgelopen decennia diverse al dan niet ingrijpende verbouwingen uitgevoerd waarbij bovengenoemde factoren ook nog eens veranderingen in de krachtenafdracht kunnenoptreden en dus ook verschilzettingen kunnen zijn opgetreden.
Aangezien de zoutwinning en de bodemdaling daarvan naar onze gezamenlijke mening niet de oorzaak kon zijn van de schade in de woning van [eisers] , hebben we gezamenlijk nog een zoektocht geïnitieerd naar de mogelijke invloeden van de uitgevoerde maatregelen qua grondwaterstanden door de bodemdaling, Ondanks inschakeling derden is ook via die weg geen zekerheid verkregen over een oorzakelijk verband. Naast zwak onderbouwde vermoedens zijn er adviezen geuit om tot meer en betere metingen te komen inzake de fluctuaties en maatregelen inzake grondwaterstand fluctuaties en modificaties. Dit laatste kan alleen maar toegejuicht worden, edoch geeft geen duidelijkheid/zekerheid in het causaal verband van de onderhavige kwestie.
Kortom zekerheid over het gegeven dat we te maken hebben met een redelijk kwetsbaar woonhuis qua verschilzettingen.
Zekerheid ook over het feit dat sec de bodemdaling als gevolg van zoutwinning geen
verschilzettingen kunnen hebben veroorzaakt in de woning.
Voor het overige zijn er veel theorieën en vermoedens geuit maar zijn er geen zekerheden hieromtrent verkregen over een causaal verband dan wel de mate van beïnvloeding ervan op de schade.
AdViDexIA2 (bijlage 2):
De riante woonboerderij uit 1894 van de heer en mevrouw [eisers] staat in het centrum van het gebied waar door de Nedmag magnesiumzout wordt gewonnen. Het object is traditioneel gebouwd volgens de destijds geldende eisen en beschikbare kennis. In 2000- 2001 is de woning gerenoveerd en het inpandige stalgedeelte bij de woning aangetrokken. Hierna zijn er geen andere bouwkundige en constructieve werkzaamheden aan/in de woonboerderij uitgevoerd. Er is en kon bij het bouwen en verbouwen van het object geen rekening worden gehouden met de gevolgen van zoutwinning door NEDMAG en de daarbij horende permanente aanpassingen van het grondwaterpeil en bodembewegingen.
Na een renovatie kunnen er in de eerste 2 á 3 jaar bouwkundige “zetting” schades optreden door zettingen van de nieuwe t.o.v. de bestaande fundatie, na deze 3 jaar, bij een stabiel grondwaterregime, is dit niet meer van betekenis. De eerste bouwkundige schade is ontstaat vanaf 2005. De schade neemt nog steeds toe.
Door de zoutwinning en de daaruit voortvloeiende extreme bodemdalingen moeten door het waterschap Hunze en Aa’s continue grondwaterpeilaanpassingen worden gedaan.
Om de bodembewegingen te kunnen monitoren worden door het waterschap Hunze en Aa’s continu het Om de bodembewegingen te kunnen monitoren worden door het waterschap Hunze en Aa’s continu het grondwaterpeil en hoogtemetingen uitgevoerd Dit wordt verzorgd door Wiertsema & partners en jaarlijks gerapporteerd. Door de metingen blijkt dat er niet alleen sprake is van een bodemdaling maar dat er ook bodemstijgingen zijn. In alle beoordelingen en rapportages wordt ervan uitgegaan van een bodemdaling, (en dat de norm 2,5 op 10 m1 niet wordt overschreden). Er wordt geen rekening gehouden met bodemstijging en de relatie tot het grondwaterpeil. Dit zorgt voor een onbedoelde grotere drooglegging met als gevolg onvoorziene zettingsverschillen.
De schade in de woonboerderij neemt nog steeds toe. Dit wordt veroorzaakt door ongebruikelijke voortdurende zetting. (…)
De oorzaken van deze ongebruikelijke voortdurende zetting zijn het continue aanpassen van het waterpeil en het stijgen en dalen van de bodem die het gevolg zijn van de zoutwinning. Het ontstaan en het nog steeds toenemen van de schade is te wijten aan de zoutwinning. Hiervoor is de NEDMAG voor aansprakelijk te houden.
(…)
Vergnes Support (bijlage 3):
Oorzaak betreffende schade pand [adres] :
Gaswinning en zoutwinning gaat gepaard met bodemdaling. Zoals in de beschikbare rapporten wordt gesteld is grondwaterpeilbeheersing cruciaal ten einde het draagvermogen van de ondergrond ter plaatse van de woning constant te houden. Aangezien het betreffende pand ook nog eens is gefundeerd op verschillende aanlegdiepten, is het daardoor extra kwetsbaar voor fluctuaties van het grondwaterpeil en dus optredende plaatselijke verschillen van draagkracht van de ondergrond. Dit mede gelet op de grondsamenstelling. De grondwaterbeheersing wordt als preventieve maatregel opgevoerd tegen de bodemdaling (en dus de draagkrachtfluctuaties).
In het rapport van Bureau voor bouwpathologie wordt overigens gesproken van “diverse Preventieve maatregelen om schade te voorkomen”. Navraag bij dit bureau tijdens de besprekingen bracht naar voren dat er slechts één preventieve maatregel kon worden benoemd namelijk voornoemde grondwaterpeilbeheersing. Het streven zou zijn om het relatieve grondwaterpeil gelijk met de bodemdaling te laten dalen om zo hydrologische verschillen en schade te voorkomen. Beschikbaar gestelde rapporten spreken over een maximaal toelaatbare fluctuatie van 5 á 10 cm van het relatieve grondwaterpeil en blijkens het rapport van RietAdvies zijn deze waarden overschreden. De waarden lijken verder sowieso onvoldoende te zijn gemonitord en al helemaal niet locatie specifiek. Zo kan niet met zekerheid worden gesteld of op de betreffende locatie aan de beoogde regulering is voldaan (resultaatsverplichting?). Evenzo kan ook niet met zekerheid worden gesteld dat dit niet het geval is geweest. In ieder geval lijkt het beheersmechanisme op zijn minst niet voldoende dan wel onvoldoende locatie specifiek controleerbaar te werken danwel te falen.
Nu de ingebrachte rapporten aangeven dat bij dergelijke omstandigheden gebouwschades kunnen worden verwacht, ligt het in de rede er ernstig rekening mee te houden dat daar ook hier sprake van is. Temeer daar het pand in de eerste jaren na de aanzienlijke verbouwing, volgens opgave, geen zettingsschade vertoonde en later na aanzienlijke bodemdaling wel, zodat het aannemelijk lijkt de oorzaak extern te zoeken.
Toch lijkt ook RietAdvies als hydrologisch deskundige geen harde conclusie te durven trekken gezien er onvoldoende locatie specifieke gegevens voorhanden zijn. Rietadvies adviseert aanvullend onderzoek.
Het valt echter zeer zeker niet uit te sluiten dat er sprake is van effecten als gevolg van de zoutwinning. Immers bij lokale metingen zijn geadviseerde waarden overschreden, echter deze metingen zijn niet schadelocatie specifiek waardoor het niet met 100% zekerheid vaststaat dat dit de oorzaak van de schade is op het adres in kwestie.
Bijkomende omstandigheid:
Het pand is ook gelegen in het invloedsgebied van het Groninger gasveld waardoor een dergelijke schade (zeker met het thans van kracht zijnde bewijsvermoeden) ook als gaswinningsschade kan worden aangemerkt.
Conclusie inzake oorzaak:
Met andere woorden, het kan als aannemelijk worden beschouwd dat er sprake is van gestapelde mijnbouwschade. Zowel de gaswinningseffecten als de grondwaterfluctuaties als gevolg van de zoutwinning lijken hun invloed te hebben gehad op het ontstaan van de schade. Welk percentage hierbij aan welke partij valt toe te rekenen valt niet te zeggen.
Volledigheidshalve merk ik op dat ik op basis van de beschikbare gegevens geen onweerlegbare andere / nog niet genoemde oorzaak kan aanwijzen.