ECLI:NL:RBNNE:2022:3569

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
LEE 22/2101
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Expeditie Leeuwarden/VVV als eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als verweerder. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 20 april 2022. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het verschuldigde griffierecht van € 365,- niet tijdig heeft betaald. De griffier heeft eiseres herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en heeft haar de gelegenheid gegeven om dit binnen de gestelde termijnen te voldoen. Ondanks deze waarschuwingen heeft eiseres het griffierecht niet op tijd betaald, wat heeft geleid tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2101

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2022 in de zaak tussen

Stichting Expeditie Leeuwarden/VVV, uit Leeuwarden, eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 20 april 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Bij brief van 22 juni 2022 heeft de griffier eiser gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en hem meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De rechtbank heeft deze brief op 28 juni 2022 onbestelbaar retour ontvangen. Op 20 juli 2022 heeft de rechtbank deze brief nogmaals per gewone post aan eiseres verzonden.
4. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 21 juli 2022 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. De rechtbank heeft deze brief op 17 augustus 2022 onbestelbaar retour ontvangen met de mededeling “niet afgehaald”. Het niet afhalen van aangetekende post komt voor rekening en risico van eiseres. Op 23 augustus 2022 heeft de rechtbank de betreffende brief nogmaals per gewone post aan eiseres verzonden.
5. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.