ECLI:NL:RBNNE:2022:3564

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
18/216903-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opruiing, bedreiging en mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder opruiing, bedreiging en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 13 september 2022, waarbij de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. van Viegen. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van zijn levensgezellen, het bedreigen van politieagenten en het opruien van anderen tot geweld tegen het openbaar gezag via sociale media. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waar hij van werd vrijgesproken. De rechtbank vond dat de verdachte een gevaar vormde voor de samenleving, vooral gezien zijn gewelddadige verleden en de aard van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], ter hoogte van € 2.860,38, en heeft de onttrekking aan het verkeer van een in beslag genomen stroomstootwapen bevolen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten had gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/216903-20 ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/269300-20, 18/328044-20 en 18/050418-21 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21/004851-13
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 oktober 2022 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.
Het onderzoek ter terechtzitting is op 20 september 2022 gesloten buiten aanwezigheid van partijen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijzigingen van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
T.a.v. parketnummer 18/328044-20:
1.
hij in of omstreeks 27 april 2016 tot en met 30 juli 2017 te Winsum, Groningen en Leek, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan, zijn levensgezel, [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [slachtoffer 1] bij de keel heeft (vast)gepakt en/of
(vervolgens) zijn/een hand op haar neus en
mond heeft gehouden en/of (daarbij) haar neus en/of keel heeft dichtgeknepen (gehouden), en/of haar hoofd in een dekbed en/of kussen heeft gedrukt (gehouden), waardoor (telkens) de ademhaling van die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd werd belet, en/of bij de keel heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) tegen een muur heeft (omhoog) gedrukt en/of heen en weer heeft geschut, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 27 april 2016 tot en met 30 juli 2017 te Winsum, Groningen en Leek, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar te stompen en/of te slaan, en/of aan de haren te trekken, bij de mond, de neus en/of keel te pakken/knijpen en/of (vervolgens) die/dat dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden; 2. hij op of omstreeks de periode van 20 juli 2017 t/m 26 juli 2017 te Leek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in/uit woning aan de [straatnaam] ) een of meer goederen, te weten meubels: een dressoir, salontafel, kastje, en/of huishoudelijke apparatuur, te weten een vaatwasser, een stofzuiger, koelkast, wasmachine, gas/oven-combinatie, wasdroger, en/of een of meer tv's, een pannen en/of bestekset, kleding, schoenen in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten samenwonend met die [slachtoffer 1] in voormelde woning, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van de periode van 1 mei 2017 tot en met 18 oktober 2017 te Leek en/of Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten
  • het paspoortnummer van [slachtoffer 1] heeft gebruikt door op naam van die [slachtoffer 1] enautoverzekering bij Unive af te sluiten, en/of
  • NAW-gegevens van [slachtoffer 1] heeft gebruikt door op naam van die [slachtoffer 1] zich in teschrijven voor een woning op Huurnet.nl en/of op haar naam op Huurnet.nl een account aan te maken,
(telkens) met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
4.
hij op of omstreeks 7 augustus 2018 te Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem te stompen en/of te slaan.
T.a.v. parketnummer 18/269300-20:
1. hij op of omstreeks 12 september 2018 te Leeuwarden, zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (meermalen en/of met kracht) tegen de muur en/of op de grond te duwen;
2.
hij in of omstreeks de maand januari 2019, te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
  • zijn hand(en) en/of een kussen op de mond en/of neus van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt,waardoor de ademhaling van die [slachtoffer 3] gedurende enige tijd werd belet en/of
  • die [slachtoffer 3] bij de benen heeft gepakt en/of vanaf het bed heeft getrokken, ten gevolgewaarvan die [slachtoffer 3] met haar hoofd op/tegen de grond is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de maand januari 2019 te Leeuwarden, zijn levensgezel, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door:
  • zijn hand(en) en/of een kussen op de mond en/of neus van die [slachtoffer 3] te drukken, waardoorde ademhaling van die [slachtoffer 3] gedurende enige tijd werd belet en/of
  • die [slachtoffer 3] bij de benen te pakken en/of van het bed af te trekken, ten gevolge waarvan die[slachtoffer 3] met haar hoofd op/tegen de grond is gevallen;
3.
hij in of omstreeks de maand april 2019 te Leeuwarden, zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 3] in het gezicht te slaan en/of- die [slachtoffer 3] tegen de benen te schoppen;
4. hij in of omstreeks de maand april 2019 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 3] bij de keel heeft gepakt en/of omhoog heeft getild, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer 3] gedurende enige tijd werd belet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de maand april 2019 te Leeuwarden, zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] bij de keel te pakken en/of omhoog te tillen, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer 3] gedurende enige tijd werd belet.
T.a.v. parketnummer 18/216903-20:
1. hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2020 tot en met 26 augustus 2020, op diverse data, te Groningen, (meermalen) in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft hij, verdachte middels (openbare) (video)bericht(en) via Facebook:
  • (een) oproep(en) gedaan om "high frequency soundwave device" (te weten apparatuur met eenzeer hoge frequentie) te gebruiken bij demonstraties, waardoor de politiepaarden oncontroleerbaar worden en/of in paniek raken en/of op hol slaan en/of
  • een oproep gedaan om een stroomstootwapen tegen de politie te gebruiken en/of hierbij eenstroomstootwapen (in de vorm van een witte stok) getoond en/of gedemonstreerd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2020 tot 26 augustus 2020, te Groningen, medewerkers van de nationale politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met een misdrijf waarvoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten onstaat, immers heeft hij, verdachte, middels een (openbaar) (video)bericht via Facebook de volgende bewoordingen geuit:
  • "Ik nodig straks zoveel mensen uit, als de overheid komt met zijn fucking honden, sorry dat ik zopraat, ik ben gewoon een beetje zat van die mensen, zo zat dat ik gewoon een kogel door hun kop van die mensen wil jagen. Geloof mij, ik ben niet bang om dit te zeggen, maar al zeker niet bang om dit te doen, dat weet de Nederlandse overheid maar al te graag, al te goed zeg maar. Wanneer je aan mijn bloed komen, of aan mijn kinderen, jonge ik ben niet een mietje maar ik pak mijn machinegeweer en ik maai" en/of
  • "Ik had die agenten ter plekke hun hersenpan ingeslagen met hun eigen stok, ik had die pistool vanhun gepakt, recht in hun reet gedouwd en geschoten, dwars door hun hoofd. Als dat mijn oma was had ik nu massamoord op mijn geweten" en/of - "Ik vecht met 5 of 10 agenten en ik sloop ze" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2020 tot en met 27 augustus 2020, op diverse data, te Groningen, (telkens) een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (met het uiterlijk van een witte stok), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
4. hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2020 tot en met 26 augustus 2020, op diverse data, te Groningen, (meermalen) in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding heeft aangeboden middelen te verschaffen om enig strafbaar feit te plegen, immers heeft hij, verdachte:
- middels het plaatsen van (een) filmpje(s) op Facebook een oproep gedaan om een
stroomstootwapen tegen de politie te gebruiken en/of hierbij een stroomstootwapen (in de vorm van een witte stok) getoond en/of gedemonstreerd en/of (daarbij) gezegd dat dergelijke stroomstootwapens bij hem, verdachte, besteld kunnen worden.
T.a.v. parketnummer 18/050418-21:
hij op of omstreeks 24 januari 2021 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Smith & Wesson (Model 639 Kal. 9 mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden te hebben, immers heeft hij, verdachte:
  • op de webshop van [bedrijf 1] een bestelling geplaatst voor de aankoop van voornoemd vuurwapenen/of
  • voornoemde bestelling betaald,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitieT.a.v. parketnummer 18/328044-20:
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van parketnummer 18/328044-20 op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 sprake is van medeplegen. Van het onder 3 ten laste gelegde afsluiten van de autoverzekering dient verdachte vrijgesproken te worden. Ook dient verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken te worden.
T.a.v. parketnummer 18/269300-20:
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van parketnummer 18/269300-20 op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de uitgebreide aangifte van [slachtoffer 3] ondersteund wordt door de verklaring van de moeder van aangeefster die verklaart blauwe plekken in de nek, op de rug en op de kaak van haar dochter te hebben gezien en door de buurvrouw van aangeefster die verklaart vaak geschreeuw te hebben gehoord en aangeefster een keer na een ruzie naar buiten heeft zien komen met een vage blik in haar ogen en letsel bij haar mond. Zowel aangeefsters moeder als haar buurvrouw hebben van aangeefster gehoord wat er is gebeurd. Opvallend is dat het door aangeefster beschreven gedrag van verdachte in grote mate overeenkomt met het door aangeefster [slachtoffer 1] beschreven gedrag.
Van het onder 2 primair en 4 primair ten laste gelegde dient verdachte vrijgesproken te worden, aangezien te weinig bekend is ten aanzien van de omstandigheden waaronder deze gedragingen hebben plaatsgevonden en derhalve niet kan worden beoordeeld of er een aanmerkelijke kans is geweest op zwaar lichamelijk letsel.
T.a.v. parketnummer 18/216903-20:
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van parketnummer 18/216903-20 op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 sprake is van bedreigingen met misdrijven tegen het leven gericht, zware mishandeling en misdrijven waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat.
T.a.v. parketnummer 18/050418-21:
De officier van justitie heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit onder parketnummer 18/050418-21 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
T.a.v. parketnummer 18/328044-20:
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten onder parketnummer 18/328044-20, nu telkens niet is voldaan aan het bewijsminimum. De belastende verklaring is slechts afkomstig van één en dezelfde bron. Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman verder aangevoerd dat de getuigenverklaringen niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs, nu dit verklaringen betreffen van horen zeggen en zij onvoldoende concreet zijn qua tijd en plaats. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de huurbaas had aangegeven dat de woning leeg moest worden opgeleverd op grond van het beëindigen van de huurovereenkomst en dat aangeefster geen gehoor gaf toen verdachte contact met haar op probeerde te nemen over de spullen die hij in Assen had gestald. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte in samenspraak met aangeefster zowel een autoverzekering heeft afgesloten als een account bij [bedrijf 3] heeft aangemaakt. Er was destijds nog sprake van een affectieve relatie tussen verdachte en aangeefster. Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat aangever een pistool bij zich had en dreigende woorden had geuit via WhatsApp voordat de confrontatie plaatsvond.
T.a.v. parketnummer 18/269300-20:
De raadsman heeft met betrekking tot de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 18/269300-20 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken.
T.a.v. parketnummer 18/216903-20:
De raadsman heeft tot slot betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten onder parketnummer 18/216903-20. Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake was van een stroomstootwapen, maar van een bobine of tesla coil. Het gebruik ervan kan niet leiden tot het plegen van geweld en kan daarom niet als ongeoorloofd worden aangemerkt. Voorts kunnen de uitlatingen die zijn gedaan in de gegeven context niet worden opgevat als een aanmoediging om geweld te gebruiken tegen het openbaar gezag. Verdachte heeft slechts verwezen naar het recht op zelfverdediging.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] , waarin het filmpje wordt beschreven dat verdachte op Facebook heeft geplaatst, moet worden uitgesloten van het bewijs. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. [verbalisant 1] zelf heeft bepaald dat de film te lang was om alles uit te werken. Niet uitgesloten kan worden dat [verbalisant 1] zaken over het hoofd heeft gezien; mogelijk is hij niet secuur genoeg te werk gegaan en kan er sprake zijn geweest van tunnelvisie. Nu het filmpje is vernietigd en niet meer kan worden bekeken, kan niet worden vastgesteld of sprake is van gegronde vrees dat er een misdrijf zou worden gepleegd. Subsidiair dient vrijspraak te volgen, nu een geslaagd beroep kan worden gedaan op de vrijheid van meningsuiting. Er kan immers niet worden uitgesloten dat de uitingen van verdachte als een bijdrage aan het maatschappelijke debat moeten worden gezien.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat het aangetroffen stroomstootwapen hetzelfde wapen was als het wapen dat verdachte voorhanden had. Bovendien had verdachte niet de feitelijke beschikkingsmacht over het stroomstootwapen, nu het wapen niet in zijn woning is aangetroffen, maar in de [straatnaam] en kan dus niet bewezen worden dat hij het ‘voorhanden’ had.
T.a.v. parketnummer 18/050418-21:
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 18/050418-21. Daartoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat in de periode dat gepoogd is een wapen aan te schaffen sprake was van een computerhack en dat verdachte niet degene is geweest die de bestelling heeft geplaatst. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat door de open webshop onvoldoende is gewezen op de verplichting om in het bezit te zijn van een wapenvergunning alvorens een wapen aan te kunnen schaffen. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred nu verzocht is om het betaalde bedrag te retourneren, nadat gebleken was dat de benodigde vergunning niet kon worden overhandigd.
Oordeel van de rechtbank
T.a.v. parketnummer 18/328044-20:
T.a.v. feit 1 primair:
De rechtbank acht feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair, 2, 3 en 4 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2016, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 125 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019088763 d.d. 9 april 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte tegen mijn vriend [verdachte] , althans zo noemt hij zich. Zijn echte naam is
[verdachte] . Op 9 augustus 2016 was ik thuis. De volgende dag stond ik in de keuken. Ik zag dat [verdachte] op mij afkwam, direct heel explosief. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met zijn hand bij mijn keel greep en mij met kracht tegen de keukendeur duwde. Ik voelde dat [verdachte] aan mijn haar trok. [verdachte] trekt mij vaker aan mijn haar. Zo hard dat mijn hoofdhuid opzwelt en dat ik dagen pijn aan mijn hoofd heb. In de woonkamer voelde ik dat [verdachte] mij op mijn
linkerbovenbeen stompte. Hiervan heb ik nu blauwe plekken op mijn been. Ik voelde dat [verdachte] mij weer bij mijn keel greep. Ik zat op de bank en [verdachte] zat bovenop mij. Ik voelde dat [verdachte] met zijn hele gewicht op mij hing. [verdachte] had mij bij mijn keel en duwde mijn hoofd achterover. Ik voelde dat hij zijn hand over mijn mond legde en mijn neus dichtkneep. Hierdoor kon ik geen adem halen. Ook dit heeft hij vaker bij mij gedaan.
De eerste keer dat [verdachte] mij geweld aandeed was in de loods van zijn stichting. Dit was Koningsdag 2016. Ik voelde dat [verdachte] mij met zijn vlakke hand in het gezicht sloeg. Dit deed pijn. Ik voelde dat hij mij bij mijn keel greep en deze dichtkneep. Ik zag en voelde dat [verdachte] zijn hand over mijn mond legde en mijn neus dichtkneep waardoor ik geen adem kon halen of geluid kon maken. Hij sloeg en duwde en trok aan mijn haren en schopte tegen mij aan.
Hierna ben ik nog zo vaak geslagen en aan mijn haren getrokken. Dit mishandelen gebeurde wel 4 keer in de week.
Ook trok [verdachte] zo'n anderhalve maand geleden op het Schuitendiep aan mijn haar, echt hard ook. Hij had mijn haar beet met zijn vuist en trok mijn hoofd helemaal heen en weer. De mishandelingen van [verdachte] hebben altijd hetzelfde patroon, slaan, aan de haren trekken, aan mijn oren trekken, keel dichtknijpen, mond en neus afdekken/knijpen waardoor ik geen adem kan krijgen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 augustus 2017, opgenomen op pagina 312 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] , [verdachte] .
V: Wanneer was de allereerste keer dat [verdachte] je mishandelde?
A: Dat was vorig jaar met Koningsdag.
V: Dat was dus op 27 april 2016?
A: Ja.
V: Beschrijf die keer eens voor ons?
A: We waren de avond voor Koningsdag bij de loods aan de Oosteindeweg. Hij was heel boos en ineens kreeg ik een klap van hem. Hij sloeg me met zijn vlakke hand in mijn gezicht. Dit ging gepaard met duwen trekken en aan mijn haren trekken, nog een paar keer slaan.
A: Hij sloeg met mijn zijn vlakke hand. Hij raakte mij op mijn gezicht, tegen mijn rechter wang. Hij sloeg me met de rug van zijn rechter hand. Aan de haren trekken, met zijn hand. Hij duwde mij zodat ik viel op de bank. Als ik wilde opstaan duwde hij me weer. Hij heeft mijn hoofd heen en weer geschud. Hij pakte me dan bij de haren vast en ging heen en weer schudden. Het is allemaal daarna zo vaak gebeurd.
V: Wanneer was de allerlaatste keer dat [verdachte] je mishandelde?
A: Een paar weken geleden. Het weekend van midden juli 2017. Ik was de 19e hier, het was de zaterdag ervoor.
V: Beschrijf die keer eens voor ons?
A: Ik kreeg een hand van hem op mijn keel, ik werd door hem omhoog tegen de muur gedrukt. Ik voelde mijn bloed naar mijn gezicht stromen, alsof iets werd afgeknepen.
V: Waar was het?
A: Dit was in ons huis in Leek, aan de [straatnaam] .
V: Hoe mishandelde [verdachte] je?
A: Bij mijn keel grijpen, naar de keuken toe duwen.
V: Waarmee deed hij dat?
A: Met zijn hand. Met zijn duim aan de een kant van mijn keel en de vingers aan de andere kant van mijn keel, dan kneep hij mijn keel een beetje dicht.
V: Wanneer was keer dat [verdachte] je mishandelde die er voor jou het meeste uitspringt?
A: Die week ervoor bijvoorbeeld. Hij pakte me weer bij de keel, schudde me heen en weer. Hij deed zijn hand op mijn neus en mond terwijl hij me naar de grond toebracht. Ik kreeg helemaal geen lucht meer.
V: Waar op je lichaam heeft hij je mishandeld?
A: Hoofd en haren, dit heeft hij vorig jaar voornamelijk gedaan. Gezicht slaan, dit deed hij met vlakke hand. Dit deed hij niet zo vaak. Heel vaak mijn keel dichtdrukken, hand op mond en neus. Aan mijn oren trekken, zo hard dat ik bijna niks kan horen. Paar weken geleden op mijn oren geslagen, links en rechts. Zo hard bij mijn kaken pakken dat ik pijn had met kauwen. Zo hard bij mijn keel pakken dat ik blokkade had met slikken. Armen wel, veel blauwe plekken. Op mijn benen stompen.
V: Welk letsel heb je ten gevolge van de mishandelingen opgelopen?
A: Moeite dus met slikken, pijn aan mijn oren, hoofdpijn door het haren trekken. Gezwollen hoofdhuid.
Nekpijn door het heen en weer schudden van mijn hoofd. Mijn pols heeft hij helemaal omgedraaid en daardoor beurs en blauw geworden. Kapotte lip.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2016,opgenomen op pagina 156 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik sprak met [naam 1] , eigenaar van [bedrijf 2] . Hij vertelde mij dat op zaterdagmiddag 13 augustus 2016 een vrouw huilend binnen kwam lopen met een hond. De vrouw was paniekerig en duidelijk de draad kwijt. Daar vertelde de vrouw: "Ik ben gevlucht en ik weet niet waar ik heen moet gaan, ik ben bang, ik ben bedreigd, hij wil mij vermoorden." De vrouw vertelde dat zij aan haar haren was getrokken en dat zij drie dagen last had gehad van haar hoofd. Dat hij haar met een kniptang had bedreigd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 mei 2018,opgenomen op pagina 293 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 2] :
In juni 2017 zijn [verdachte] en [slachtoffer 1] naast ons komen wonen aan de [straatnaam] in Leek. We hoorden weleens geluiden van [verdachte] en [slachtoffer 1] , soms klonk het net of er iets voor haar mond gedaan werd. Op 16 juli 2017 zag ik dat [slachtoffer 1] haar mouwen opstroopte en mij vertelde dat ze werd mishandeld door [verdachte] . Ik zag allemaal blauwe plekken en striemen op haar bovenarmen en op haar schouders. Ik zag ook blauwe plekken op haar benen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 maart 2019,opgenomen op pagina 360 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 3] :
Ergens in maart 2017 is [slachtoffer 1] weer gevlucht voor [verdachte] . Ze kwam bij mij aan en was compleet in paniek. Ze liet me blauwe plekken op haar pols zien. Ik heb hier toen foto's van gemaakt. Ze zaten ook op haar been en bovenarm. Op een gegeven moment stond ik met [slachtoffer 1] in de keuken en hoorde ik [verdachte] door de telefoon reageren. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen: "Ik wil dat je toegeeft dat je mij hebt mishandeld." Hierop hoorde ik [verdachte] zeggen: "Ja dat geef ik toe, het klopt dat ik dat heb gedaan, maar vanaf nu wordt alles anders. Ik wil dat je terugkomt."
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe dat sprake is van consistente aangiftes van verschillende mishandelingen, in een vroegtijdig stadium gedaan, die voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
De aangiftes worden ondersteund door foto’s van de blauwe plekken bij aangeefster die getuige [naam 3] heeft gemaakt toen aangeefster een keer was gevlucht voor verdachte. [naam 3] verklaart dat zij blauwe plekken op de benen en pols van aangeefster heeft gezien en dat zij verdachte via de telefoon heeft horen toegeven dat hij aangeefster had mishandeld. Ook getuige [naam 2] verklaart bij aangeefster blauwe plekken te hebben gezien. Tot slot verklaart getuige [naam 1] dat hij aangeefster aantrof en dat zij vertelde aan haar haren te zijn getrokken. Alle getuigen verklaren bovendien over de hevig geëmotioneerde toestand waarin aangeefster verkeerde toen zij het letsel toonde en vertelde wat haar was overkomen.
T.a.v. feit 2:
1. De door verdachte ter zitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de woning aan de [straatnaam] in Leek leeggehaald.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 augustus 2017,opgenomen op pagina 283 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik bewoonde samen met mijn ex-partner [verdachte] een appartement aan de [straatnaam] te Leek.
Hij staat ook bekend als [verdachte] . Ik had spulletjes in de woning staan. Dinsdag 25 juli of woensdag 26 juli 2017 had ik contact met mijn buurvrouw [naam 2] . Ik hoorde [naam 2] zeggen dat [verdachte] aan het verhuizen was. Dit zou 's avonds in het weekend zijn gebeurd. Ik ga er vanuit dat dit dus het weekend is geweest van 22 en 23 juli. Van mijn zus [naam 4] kreeg ik op 26 juli te horen dat zij contact had gehad met de politie. De politie was in de woning geweest en had aangegeven dat deze leeg was op een bankstel na. Ik heb dus geen contact meer gehad met [verdachte] en heb hem dus niet gezegd dat hij de woning leeg mocht halen.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde verduistering op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier blijkt dat het appartement aan de [straatnaam] in Leek op naam stond van aangeefster. Niet gesteld, noch gebleken is dat verdachte de status van medehuurder had. Hij was slechts een huisgenoot van aangeefster. Het lag dan ook niet op de weg van verdachte om de woning leeg te halen. Dat verdachte anderszins het recht had om de spullen van aangeefster uit de woning te halen blijkt evenmin uit het dossier. Uit het dossier blijkt immers niet dat verdachte opdracht of zelfs maar toestemming had gekregen van aangeefster of de verhuurder om de woning leeg te halen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich de goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dat aangeefster geen gehoor gaf toen verdachte naar zijn zeggen getracht heeft contact met haar op te nemen, toen hij wilde aangeven waar hij haar spullen had gestald, doet aan dit oordeel niet af.
Uit het dossier kan de rechtbank niet afleiden dat de personen die met de verhuizing van de goederen uit het appartement hebben geholpen ervan op de hoogte waren dat het goederen van aangeefster betroffen en dat verdachte niet gerechtigd was om de woning leeg te halen. Van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de wederrechtelijke toe-eigening van de spullen van aangeefster is dan ook niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde medeplegen.
T.a.v. feit 3:
1. De door verdachte ter zitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 8 juni 2017 een account aangemaakt op [bedrijf 3]. Ik heb als adres de [straatnaam] in Groningen opgegeven en het e-mailadres van mijn telefoon gebruikt, [emailadres] @hotmail.com.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2017,opgenomen op pagina 397 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van identiteitsfraude, gepleegd door mijn ex-vriend [verdachte] . Hij heeft kennelijk mijn gegevens gebruikt om een woning te kunnen krijgen via [bedrijf 3]. Ik heb hem geen toestemming gegeven om mijn gegevens hiervoor te gebruiken. Op 13 oktober 2017 ontving ik op mijn huisadres een brief van een gerechtsdeurwaarder. Hierin stond dat ik een openstaande vordering had [de rechtbank begrijpt: dat er een openstaande vordering op aangeefster was]. Omdat ik van niets wist heb ik deze deurwaarder gebeld en toen bleek mij dat [verdachte] bij [bedrijf 3] kennelijk mijn gegevens had opgegeven om een woning te kunnen krijgen. Zijn aanmelding bij [bedrijf 3] heeft hij gedaan vanaf een emailadres: [emailadres] @hotmail.com. Daarbij heeft hij een adres opgegeven, namelijk [straatnaam] in Groningen. Hier heeft of had hij een loods voor zijn [stichting].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2019,inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 399 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik kreeg een reactie van [bedrijf 3] dat [verdachte] op 8 juni 2017 een inschrijving had gedaan met het emailadres [emailadres] @hotmail.com. Er zit een kopie bij van de bevestiging welke [bedrijf 3] gestuurd heeft naar het mailadres [emailadres] @hotmail.com met als titel ‘Beste [slachtoffer 1] ’. Ook zit er een kopie bij van een bevestiging van een Premium Account en dat de incasso-opdracht wordt overgedragen aan hun betaalpartner. Ook deze mail is gericht aan [slachtoffer 1] . Er zit nog een kopie van een mail bij, welke ook gericht is aan [slachtoffer 1] met de boodschap dat er meerdere facturen openstaan bij [bedrijf 3].
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2017, inclusiefbijlagen, opgenomen op pagina 272 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Uit de bijlage WhatsApp-chat met [naam 4] .txt:
02-06-17, 20:58 - [naam 4] : Hoi [verbalisant 2] . vraagje mijn nummer was tot aug bij 112 aangemeld toch? Mijn zusje is bij mij en ik wil in t geval hij wel flipt en hierheen komt snel contact kunnen hebben.
Groet [naam 4]
02-06-17, 21:07 - [verbalisant 2] : wat is je adres ook maar weer dan check ik het ff bij de meldkamer
02-06-17, 21:07 - [naam 4] : [straatnaam]
02-06-17, 21:07 - [verbalisant 2] : Ok
02-06-17, 21:08 - [naam 4] : Hij had al gezegd dat als ze nie terugkwam hij de boel plat zou branden
12-06-17, 11:40 - [naam 4] : Hoi [verbalisant 2] werk jij vandaag, [slachtoffer 1] wilt aangifte doen v verduistering
12-06-17, 17:03 - [naam 4] : We gaan morgenvroeg nr zuidhorn hij dreigt al. Hoop dat t rustig blijft.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte aangeefsters NAW-gegevens heeft gebruikt om op haar naam een account aan te maken op [bedrijf 3], waardoor nadeel, te weten de daarmee gemoeide kosten, kon ontstaan. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van verdachte dat zij samen de inschrijving hebben gedaan toen zij naast elkaar op de bank zaten niet opgaat. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat aangeefster op 8 juni 2017 bij verdachte verbleef. Uit het WhatsAppverkeer tussen [naam 4] , zus van aangeefster, en de politie blijkt dat aangeefster gevlucht was voor verdachte en van 2 juni tot en met 13 juni 2017 bij haar zus verbleef. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte een woning nodig had en is de inschrijving op [bedrijf 3] geschied door gebruikmaking van het e-mailadres van verdachte en het adres van zijn loods aan de [straatnaam] in Groningen. Aangeefster raakte pas van de inschrijving op [bedrijf 3] op de hoogte toen via een deurwaarder bleek dat er verschillende facturen openstonden.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte een autoverzekering heeft afgesloten op naam van aangeefster zonder haar toestemming en spreekt verdachte daarvan vrij.
T.a.v. feit 4:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 augustus 2018,opgenomen op pagina 415 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben bevriend met [verdachte] . Ik had met [verdachte] geappt en [verdachte] deelde mede dat ik naar Vinkhuizen moest komen. Ik reed de [straatnaam] in en parkeerde mijn auto. Ik zat nog in de auto, toen ik zag dat [verdachte] het portiek uit rende de weg op, in mijn richting. Ik zag en voelde toen dat [verdachte] zeker zes keren met kracht, hard en kennelijk opzettelijk met zijn rechter vuist tegen mij achterhoofd aan sloeg. Dit deed mij pijn. Ik heb ten gevolge van deze stompen pijn achter mijn rechteroor (achterhoofd) opgelopen en heb daar een pijnlijke bult zitten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 september2018, opgenomen op pagina 425 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 5] :
Op 7 augustus 2018 zat ik samen met [verdachte] in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. [verdachte] vertelde dat de ruzie tussen hem en [slachtoffer 2] hoog was opgelopen. Ik zag toen dat [verdachte] de autoportier van de auto van [slachtoffer 2] opentrok en dat hij direct op hem in begon te slaan. Ik heb gezien dat hij meerdere keren hard op [slachtoffer 2] in heeft geslagen.
De rechtbank acht op grond van de voornoemde bewijsmiddelen mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Voor zover verdachte zich heeft beroepen op noodweer, is de rechtbank van oordeel dat nergens uit is gebleken dat sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie.
T.a.v. parketnummer 18/269300-20:
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van alle vier ten laste gelegde feiten vrijgesproken dient te worden. Alhoewel de aangifte van [slachtoffer 3] voor wat betreft de beschrijving van de gedragingen van verdachte opvallende gelijkenissen vertoont met de aangifte van [slachtoffer 1] , is naar het oordeel van de rechtbank sprake van onvoldoende steunbewijs om te komen tot een veroordeling voor de feiten op de in de tenlasteleggingen genoemde specifieke data. Zowel de moeder van aangeefster als haar buurvrouw hebben verklaard dat zij blauwe plekken hebben gezien bij aangeefster. Op basis van deze verklaringen wordt echter niet duidelijk wanneer zij dat hebben gezien. Deze verklaringen zijn derhalve niet herleidbaar tot een van de vier ten laste gelegde gebeurtenissen en kunnen daarom niet dienen als steunbewijs.
T.a.v. parketnummer 18/216903-20:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1, 2, 3 en 4 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
T.a.v. de feiten 1, 2, 3 en 4:
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb teksten geplaatst op Facebook en filmpjes waarin ik zelf te zien ben. Het klopt dat ik de ten laste gelegde uitlatingen heb gedaan. Dat was niet slim, maar ik sta er nog steeds achter.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 augustus 2020,opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020291452 d.d. 23 oktober 2020, inclusief bijlagen, inhoudend als verklaring van [verbalisant 3] namens de Nationale Politie:
Op 30 juni 2020 zag ik meerdere aandachtsvestigingen voorbij komen over verdachte [verdachte] . Deze verdachte heeft op Facebook, onder de alias [verdachte] , letterlijk de volgende oproep geplaatst: "wie van jullie demonstranten-proteststeereders wil graag een high frequency soundwave devices hebben voor de politie op de paarden? De paarden worden knettergek en rennen weg en daarmee zijn ze onbruikbaar en hiermee wordt het geweld tegen de medemens voorkomen. Zo is er nog meer self defence tech. Mvg [stichting] Nederland". Onder deze oproep van de verdachte zag ik eveneens diverse reacties van mensen en/of medestanders van de verdachte. Ik zag dat er onder de door deze verdachte geplaatste oproep een discussie ontstond van voor- en tegenstanders. Door de oproep van de verdachte om een zogenaamd "high frequency soundwave device" te gebruiken, waardoor volgens de verdachte onze paarden "knettergek" worden en mogelijk "wegrennen" en "onbruikbaar" zijn, is bij mij een grote zorg ontstaan over de veiligheid van de politieruiters, de paarden en burgers en zaken in de nabije omgeving van de paarden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2020,opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verbalisant 4] namens Politie Noord-Nederland:
Tussen 21 augustus en 25 augustus 2020 heeft de verdachte [verdachte] , meerdere videoberichten geplaatst op Facebook onder de naam [verdachte] . Voornoemde berichten op Facebook zijn door honderden mensen gezien en gedeeld. Op sommige reacties is te zien dat mensen aangeven een dergelijk wapen te willen bestellen en vragen naar de prijs. Er zijn meerdere meldingen binnengekomen van burgers welke aangaven zich zorgen te maken over de geplaatste video's. Tevens is ons korps benaderd door collega's uit Tilburg en Brabant welke zich zorgen maakten over deze video's. Deze collega's hadden ook al meldingen binnengekregen van verontruste burgers. Dit toont aan dat er ook onrust is ontstaan in andere delen van het land en ook binnen andere politiekorpsen.
Gezien de videoboodschappen van de verdachte in combinatie met zijn gewelddadige verleden en gelet op het feit dat de verdachte vuurwapengevaarlijk is en zelf wapens aan het maken is tegen de politie, acht ik de verdachte in staat om zijn bedreigingen richting de politie daadwerkelijk ten uitvoer te brengen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 26 augustus 2020,opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 26 augustus 2020 hebben wij aangehouden [verdachte] . In het winkelwagentje dat de verdachte met zich voerde bevond zich een stroomstootwapen in de vorm van een wandelstok.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 augustus 2020,opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ten tijde van zijn aanhouding is bij verdachte [verdachte] een omvormer aangetroffen. Genoemde omvormer is ook gebruikt bij het stroomstootwapen wat aangetroffen is op het adres [straatnaam] te Groningen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 augustus 2020,inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 27 augustus 2020 zijn wij het huis aan de [straatnaam] te Groningen binnengetreden. Bij het binnentreden van de woning kwam de bewoner, [naam 6] , naar beneden. Wij troffen het gezochte stroomstootwapen aan direct naast de voordeur. Naast het stroomstootwapen zagen wij dat de hele woning een grote troep was met veel elektrisch gefabriceerde apparatuur. Ook lagen er meerdere pakketjes op naam van [verdachte] in de woning. [naam 6] vertelde dat [verdachte] dagelijks bij hem over de vloer kwam.
7. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 augustus 2020, opgenomen op pagina 106 e.v. vanvoornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Inbeslagneming
Plaats: [straatnaam] Groningen
Datum: 27 augustus 2020
Goednummer: PLO100-2020216937-1303224
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Onderzoek wapen d.d. 8 september2020, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 87 e.v., inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 27 augustus 2020 te 15:40 uur werd door collega's van de plaatselijk politie tijdens een onderzoek in een woning op perceel [straatnaam] Groningen, binnen de gemeente Groningen het navolgende voorwerp aangetroffen en in beslag genomen.
Goednummer: PL0100-2020216937-1303224
Het voorwerp is opgebouwd uit een PVC-plastic buis met een lengte van ongeveer 85 centimeter.
Aan deze open PVC-buis zijn door middel van schilderstape en duct tape elektrische componenten bevestigd. Aan de ene zijde zijn twee 6 volts (Nickel Metall Hydrid) accu's bevestigd. Deze accu's zijn in serie aangesloten wat een totale voltage van 12 volt oplevert. De accu's zijn doormiddel van elektrische bedrading en via een "on/off" tuimelschakelaar aangesloten aan een zogenaamde "hoogspanning pulsgenerator".
Door de wijze waarop de genoemde componenten met elkaar verbonden zijn en de opbouw van het betreffende voorwerp is de meest waarschijnlijke bestemming van dit voorwerp het door een elektrische stroomstoot personen weerloos maken of pijn toebrengen.
Dit voorwerp is daarom een stroomstootwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie.
Het "elektrisch apparaat" dat door de collega's tijdens de fouillering van de verdachte in deze zaak was aangetroffen is een hoogspanning pulsgenerator van het zelfde soort en type als in het stroomstootwapen was ingebouwd.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 1 september 2020, opgenomen op pagina 155 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 6] :
V: Woon je alleen aan de [straatnaam] ?
A: Ja.
V: Wanneer is [verdachte] voor het laatst bij je in de woning geweest?
A: De avond met de video van die stroomstok.
V: Wanneer is [verdachte] begonnen met het maken van de stroomstootwapen die bij jouw in de woning is aangetroffen?
A: Dat was nog de avond van de film, het is gewoon in elkaar geflanst met duck tape en zo.
V: Waar heeft [verdachte] voornoemd wapen gemaakt?
A: Waarschijnlijk in mijn woonkamer.
V: Heb jij dan niet gezien dat hij er mee bezig was?
A: Ja maar ik wist niet dat hij daarmee zou dreigen en filmpjes maken.
V: Het wapen is binnen in de woning bij de voordeur aangetroffen op 27 augustus 2020. Hoe kan het zijn dat jij hier niet van afwist?
A: Het stond net achter de haldeur die open stond. Daarom wist ik helemaal niet eens dat ie er nog stond. Ik was in de veronderstelling dat [verdachte] dat ding had meegenomen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 augustus 2020, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In dit onderzoek heb ik 4 filmpjes veiliggesteld afkomstig van de openbare Facebookpagina van verdachte [verdachte] . In deze filmpjes roept de verdachte onder andere op dat het volk zich gaat verdedigen tegen de politie of overheid. Voor deze verdediging biedt de verdachte zelfgefabriceerde stroomstootwapens en geluidsgolfapparatuur aan. In de filmpjes demonstreert de verdachte een prototype stroomstootwapen wapen.
Facebook profiel: [verdachte] , dit betreft geverifieerd alias van verdachte [verdachte] .
Gebruikersnaam Facebook: [verdachte] Status: actief, openbaar
- Opname: Aldi wandelstok
Verschijningsdatum Facebook: 23-08-2020
Verdachte is hoorbaar en zichtbaar in beeld. Verdachte toont een wandelstok. 20 seconden in de opname geeft verdachte aan dat de stok tegen agressors gebruikt kan worden. Verdachte vertelt dat er een knopje aangebracht wordt op de stok en dat deze dan een stroomstoot van 400.00 volt afgeeft. Verdachte geeft aan dat als de agressors, politie of overheid, zich niet aan de wet houden zij dat ook niet hoeven te doen. Verdachte geeft aan dat de speciale wandelstok met 'cadeautje' erin vanaf deze week beschikbaar zal zijn voor iedereen.
- Opname: Stroomstok 1
Verschijningsdatum FB: 21-08-2020 en 25-08-2020
Verdachte is hoorbaar en zichtbaar in het filmpje. Hij heeft een buis vast van ongeveer 1 meter lang. Bij zijn hand lijkt een drukknop te zitten. Het uiteinde komt onder stroom te staan als verdachte de knop indrukt.
Start opname (zichtbaar knetteren van stroomstootwapen in tunneltje), "Hier, fuck you popo. Fuck you Rutte. Deze krijg je op je bek als je nog een keer hier komt." (toont knetterend stroomstootwapen met hoog voltage) "Als je onze huizen binnenvalt? Ik breng je persoonlijk naar god, vriend."
- Opname: Stroomstok 2
Verschijningsdatum FB: 21-08-2020 en 25-08-2020
Verdachte is hoorbaar en zichtbaar in beeld. Hij heeft een buis vast van ongeveer 1 meter lang. Bij zijn hand lijkt een drukknop te zitten. Het uiteinde komt onder stroom te staan als verdachte de knop indrukt.
Start opname: "Zie je dat mensen? Power to the People Nederland." "Wij staan voor onze mensen. En zoals ik zie, gisteren, eergisteren, opa's, oma's worden kapot geslagen. Kerel, als jij, die agent mijn oma had geraakt hè, deze breng ik persoonlijk daarin hè" (verdachte zet wapen in werking met een grote blauwe stroombal aan het uiteinde van zijn wapen. Het wapen knettert hard). "Ik sla met mijn stok, dit is een prototype, van wat wij hebben gemaakt. Iedereen krijgt straks een wandelstok, we lopen allemaal met wandelstok. Power to the people wandelstok. Dit is niet verboden. Weet je waarom? Al is het verboden, wat jullie doen daar agenten met jullie maskers op, dat is verboden! En als het wet die ons moet beschermen niet eens aan de wet houdt, fuck you!" (verdachte steekt middelvinger op) "Echt Fuck You!" (verdachte stelt wapen in werking en deze knettert weer) "Snap je?"
- Opname: Stroomstok 3
Verschijningsdatum FB: 21-08-2020 en 25-08-2020
Verdachte is hoorbaar en zichtbaar in beeld. Hij heeft een buis vast van ongeveer 1 meter lang. Bij zijn hand lijkt een drukknop te zitten. Het uiteinde komt onder stroom te staan als verdachte de knop indrukt.
"Goeiedag, dit is mijn stok, zien jullie mensen, dit is mijn stok. De politie komt met stok. Je weet toch, die gummiknuppels. Dit is het prototype van de wandelstok die wij gaan verkopen. En als de politie fucked-up doet": (verdachte stelt wapen in werking, deze knettert 3 maal hard) "Snap je? Krijg je dit": (verdachte knettert 2 maal met wapen) Je kunt er mee slaan, je kan er mee meppen, en als ze niet luisteren": (stelt weer wapen in werking en maakt stekende beweging voorwaarts) "Gaan we dat doen. Snap je wat ik bedoel. Dus wij maken geen grapje mensen. Maar iedere mens die zo meteen wordt aangevallen door de popo, we hebben de wandelstokken klaar dat is namelijk legaal en in die wandelstok zit een cadeautje, snap je. (stelt wapen in werking) Zodra mensen fuck-up doen (knettert) krijg je deze shit. Dit is 400.00 volt he.
Ik herken de stroomstok uit de 3 opnamen als de stroomstok die op 27 augustus 2020 op de [straatnaam] is aangetroffen na binnentreden.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2020, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Video geplaatst door onder profielnaam [verdachte] op eigen tijdslijn. Video is geplaatst op 21 augustus 2020.
Letterlijke weergave: Willen jullie daadwerkelijk je mannetje staan? Sluit je aan bij [stichting], snap je? Get up. Ik nodig straks zoveel mensen uit, als de overheid komt met zijn fucking honden, sorry dat ik zo praat, ik ben gewoon een beetje zat van die mensen, zo zat dat ik gewoon een kogel door hun kop van die mensen wil jagen. Geloof mij, ik ben niet bang om dit te zeggen, maar al zeker niet bang om dit te doen, dat weet de Nederlandse overheid maar al te graag, al te goed zeg maar. Wanneer je aan mijn bloed komen, of aan mijn kinderen, jonge ik ben niet een mietje maar ik pak mijn machinegeweer en ik maai. Zijn jullie ook zo? Zijn jullie ook zoals ik die hun eigen bloed en kinderen verdedigen tot de dood? Of zijn jullie allemaal van die fucking chageraars of hoe noem je dat die hun kinderen en hun familie in de steek laten en kapot laten gaan? Als jullie zo zijn dan sluit je aan bij de tegenpartij, bij de overheid, snap je? Kijk ik ben al jaren bezig met deze shit. Ik ben al vanaf de jaren 2000 dingen aan het regelen voor deze shit die nu gaande is. En ik blijf strijden. Maar wij hebben de oplossingen voor jullie klaar staan. Wij hebben wapens, elektro magnetic guns, wij hebben ufo technlogy, wij hebben free energy voor iedereen gratis, schoon water onbeperkt voedsel, en jullie, doe jullie fucking ogen open maar ga wel strijden tegen die shit daar in Den Haag. Die oudere man, of die vrouw die daar die agent probeert aan te vallen omdat ze werd geslagen door die agent, kerel als ik daar bij was he, ik had al die agenten ter plekke hun hersenpan ingeslagen met hun eigen eeuh stok, ik had die pistool van hun gepakt, recht in hun reet gedouwd en geschoten, dwars door hun hoofd. Als dat mijn oma was he had ik nu massamoord op mijn geweten. Zijn jullie ook zo? Kom we moeten samen dit doen, kom we moeten samen doen. Ik vecht in mijn eentje. Nederland weet dat ook, politie weet dat ook. Ik vecht met 5 of 10 agenten en ik sloop ze. Zijn jullie ook zo? Geen een onbekende moet mij vertellen wat ik moet doen. Geen een onbekende moet mij vertellen of ik een feestje mag geven of niet in mijn eigen huis. Zes man in mijn eigen huis? Ik zet 60 man in mijn eigen huis. Zijn jullie ook zo? Wij hebben voor iedereen hier in Nederland, hebben wij iets liggen waardoor de overheid geen mallemoer meer kan doen. Willen ze met stokken slaan? Dan gaan wij ook hier stokken aan jullie geven waar 400000 volt door heen komt. Willen ze met pistolen komen gaan wij met bliksem komen, snap je?
De rechtbank is van oordeel dat opruiing, het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en het aanbieden van stroomstootwapens om strafbare feiten mee te plegen, alsmede bedreiging wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van voornoemde bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst vast dat het in de woning aan de [straatnaam] te Groningen aangetroffen voorwerp een stroomstootwapen betreft.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat verdachte de feitelijke beschikkingsmacht had over dit stroomstootwapen. Uit de verklaringen van [naam 6] blijkt immers dat verdachte bijna dagelijks op voornoemd adres verbleef en dat verdachte het aangetroffen stroomstootwapen zelf in elkaar heeft gezet in voornoemde woning. Ook is bij verdachtes aanhouding een omvormer aangetroffen die gebruikt is bij het stroomstootwapen dat aangetroffen is op voornoemd adres. Daarmee is bewezen dat verdachte het stroomstootwapen voorhanden heeft gehad in de in de tenlastelegging genoemde periode.
De rechtbank constateert vervolgens dat het aangetroffen stroomstootwapen grote gelijkenissen vertoont met het voorwerp in de filmpjes die verdachte op zijn openbare Facebookpagina heeft geplaatst. In voornoemde filmpjes is verdachte zichtbaar en roept hij op om “high frequency soundwave device” te gebruiken tegen politiepaarden en om het voorwerp in de vorm van een (wandel)stok dat hij in het filmpje demonstreert te gebruiken tegen de politie. Daarbij geeft hij aan dat deze stokken bij hem te koop zijn om te gebruiken tegen de politie. De stok op het filmpje knettert en flitst. Bij de video’s heeft verdachte een tekst geplaatst waarin hij eveneens aangeeft dat de wandelstokken bij hem te bestellen zijn. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte stroomstootwapens heeft aangeboden om strafbare feiten mee te plegen.
De rechtbank acht verder opruiing bewezen, nu de genoemde filmpjes als opruiend in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt. Door de uitlatingen van verdachte in de op zijn openbare Facebookpagina geplaatste filmpjes, in combinatie met het tonen van het stroomstootwapen en het in werking stellen daarvan, wordt expliciet opgeroepen tot het plegen van strafbare (gewelds)feiten. Het plegen van dergelijke feiten is naar Nederlands recht ongeoorloofd en verdachte heeft door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat men werd opgeruid tot het plegen van een strafbaar feit, hetgeen temeer blijkt uit de vele ‘likes’ en reacties onder de filmpjes en de keren dat het filmpje door anderen is gedeeld op Facebook.
Met betrekking tot de ten laste gelegde bedreiging overweegt de rechtbank allereerst dat het dossier geen enkele aanleiding biedt om te twijfelen aan de juistheid van het relaas van verbalisant
[verbalisant 1] , nu nergens uit is gebleken dat hij niet secuur te werk is gegaan bij het uitwerken van de uitlatingen van verdachte in het betreffende Facebookfilmpje en hij op ambtseed verklaard heeft de relevante onderdelen van het filmpje te hebben uitgewerkt. De stelling van de verdediging dat de context niet volledig zou zijn, en dat daarmee het bedreigende karakter niet kan worden vastgesteld volgt de rechtbank niet. In onderhavig geval zijn de uitspraken van verdachte dusdanig bedreigend dat door een bredere context dan thans is komen vast te staan aan dat bedreigende karakter in redelijkheid geen afbreuk kan worden gedaan. De rechtbank verwerpt daarom het bewijsuitsluitingsverweer van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde bedreigingen op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank overweegt daartoe dat de door verdachte gedane uitlatingen en gebruikte bewoordingen op geen enkele wijze en in geen enkele context kunnen bijdragen aan het maatschappelijk debat en ook niet op een andere wijze gerechtvaardigd zijn. Het verweer op vrijheid van meningsuiting wordt daarom verworpen.
T.a.v. parketnummer 18/050418-21:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het feit redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 september 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik verbleef wel eens bij een vriendin van mij aan de [straatnaam] in Groningen. Ik beheerde het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van mijn [stichting]. Het e-mailadres van mijn telefoon is [emailadres] @hotmail.com.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 februari 2021,inclusief bijlage, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021029611 d.d. 24 mei 2021, inhoudend als verklaring van [naam 7] :
V: Wat voor bedrijf heeft u?
A: Wij hebben een jacht- en sportschietbedrijf, ons bedrijf heet [bedrijf 1] .
V: U heeft korpscheftaken gebeld over een klant.
A: Ja dat klopt. Deze meneer deed zich voor als [verdachte] . Hij heeft een mail gestuurd als
[emailadres] @hotmail.com. Hij heeft een bestelling geplaatst in onze webshop. Hij heeft een Smith en Wesson model 639 besteld. Dit is een pistool en heeft als kaliber 9mm.
V: Welk adres heeft meneer opgegeven bij zijn bestelling?
A: [straatnaam] te Groningen. Zijn mobiele nummer dat hij heeft opgegeven is [telefoonnummer] . Hij heeft op 24 januari 07.53 uur de bestelling geplaatst.
V: Wat gebeurt er vervolgens?
A: Op 26 januari 16.34 uur mailt meneer naar ons bedrijf. Kort gezegd met de vraag waar zijn bestelling blijft en of we anders het geld terug willen storten op zijn rekening. Hij reageerde weer met [emailadres] @hotmail.com. Hij heeft niet gereageerd op de vraag naar zijn vergunning. Ik heb toen zijn bestelling geannuleerd. En heb het bedrag teruggestort op zijn rekening. Hier heb ik 10 procent van afgetrokken als administratiekosten.
V: Er is kennelijk een betaling gedaan. Wanneer is dit geweest?
A: Hij heeft direct bij zijn bestelling een betaling gedaan. Dit is een bedrag van € 252,25. Het betrof een tweedehands pistool, hij heeft betaald vanaf het volgende rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [stichting].
V: Welk bedrag heeft u teruggestort?
A: € 227,03 euro is het bedrag dat ik heb teruggestort.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie d.d. 16 februari 2021, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De besteller van het vuurwapen heeft bij de bestelling in de webshop zelf een telefoonnummer toegevoegd: [telefoonnummer] . Er is een CIOT-bevraging geweest op dinsdag 9 februari 2021. Hieruit blijkt dat het om een prepaidkaart gaat van Lebara KPN. In WhatsApp is te zien dat bij dit nummer een profielfoto staat van [verdachte] .
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gepoogd heeft om een vuurwapen voorhanden te krijgen. De rechtbank overweegt daartoe dat alle gegevens die bij de poging om het wapen aan te kopen zijn gebruikt, te weten de naam [verdachte] , het adres [straatnaam] te Groningen, het e-mailadres [emailadres] @hotmail.com, het telefoonnummer [telefoonnummer] en het bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [stichting], wijzen naar verdachte. Dat verdachte gehackt is en de bestelling door een ander dan verdachte geplaatst zou zijn, is op geen enkele wijze door de verdediging aannemelijk gemaakt.
Daarnaast verwerpt de rechtbank het verweer inzake vrijwillige terugtred. Van vrijwillige terugtred kan slechts sprake zijn wanneer verdachte uit eigen beweging, zonder invloed van externe factoren, afziet van het plegen van het strafbare feit. Verdachte heeft een e-mail gestuurd naar de wapenhandelaar met de vraag waar zijn bestelling bleef en dat, als hij het wapen niet zou ontvangen, hij zijn geld
terug wilde. De eigenaresse heeft vervolgens geantwoord dat de bestelling geannuleerd zou worden, omdat verdachte geen wapenvergunning had overgelegd. Onder genoemde omstandigheden kan er naar het oordeel van de rechtbank geenszins sprake zijn van vrijwillige terugtred.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4 onder parketnummer 18/328044-20, de feiten 1, 2, 3 en 4 onder parketnummer 18/216903-20 en het feit onder parketnummer 18/050418-21 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
T.a.v. parketnummer 18/328044-20:
1. subsidiair.
hij omstreeks 27 april 2016 tot en met 30 juli 2017 te Winsum, Groningen en/of Leek, meermalen, telkens zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door haar te stompen en/of te slaan en/of aan de haren te trekken en/of bij de mond, de neus en/of keel te pakken/knijpen en/of die mond, neus en/of keel dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden; 2.
hij in de periode van 20 juli 2017 t/m 26 juli 2017 te Leek opzettelijk uit de woning aan de [straatnaam] goederen, te weten: meubels, huishoudelijke apparatuur, kleding en schoenen, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten samenwonend met die [slachtoffer 1] in voormelde woning, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op 8 juni 2017 te arrondissement Noord-Nederland opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten - NAW-gegevens van [slachtoffer 1] heeft gebruikt door op naam van die [slachtoffer 1] zich in te schrijven voor een woning op [bedrijf 3] en op haar naam op [bedrijf 3] een account aan te maken, met het oogmerk om haar identiteit te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
4.
hij op 7 augustus 2018 te Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem te stompen en/of te slaan.
T.a.v. parketnummer 18/216903-20:
1.
hij in de periode van 23 juni 2020 tot en met 26 augustus 2020, op diverse data, te Groningen, in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft hij, verdachte middels openbare (video)berichten via Facebook:
  • een oproep gedaan om "high frequency soundwave device" (te weten apparatuur met een zeerhoge frequentie) te gebruiken bij demonstraties, waardoor de politiepaarden oncontroleerbaar worden en/of in paniek raken en/of op hol slaan en
  • een oproep gedaan om een stroomstootwapen tegen de politie te gebruiken en hierbij eenstroomstootwapen (in de vorm van een witte stok) getoond en gedemonstreerd;
2.
hij in de periode van 23 juni 2020 tot 26 augustus 2020, te Groningen, medewerkers van de nationale politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, middels een openbaar videobericht via Facebook de volgende bewoordingen geuit:
  • "Ik nodig straks zoveel mensen uit, als de overheid komt met zijn fucking honden, sorry dat ik zopraat, ik ben gewoon een beetje zat van die mensen, zo zat dat ik gewoon een kogel door hun kop van die mensen wil jagen. Geloof mij, ik ben niet bang om dit te zeggen, maar al zeker niet bang om dit te doen, dat weet de Nederlandse overheid maar al te graag, al te goed zeg maar. Wanneer je aan mijn bloed komen, of aan mijn kinderen, jonge ik ben niet een mietje maar ik pak mijn machinegeweer en ik maai" en
  • "Ik had die agenten ter plekke hun hersenpan ingeslagen met hun eigen stok, ik had die pistool vanhun gepakt, recht in hun reet gedouwd en geschoten, dwars door hun hoofd. Als dat mijn oma was had ik nu massamoord op mijn geweten" en - "Ik vecht met 5 of 10 agenten en ik sloop ze"; 3.
hij in de periode van 23 juni 2020 tot en met 27 augustus 2020, op diverse data, te Groningen, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (met het uiterlijk van een witte stok), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 23 juni 2020 tot en met 26 augustus 2020, op diverse data, te Groningen, in het openbaar, mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft aangeboden middelen te verschaffen om enig strafbaar feit te plegen, immers heeft hij, verdachte:
- middels het plaatsen van filmpjes op Facebook een oproep gedaan om een stroomstootwapen tegende politie te gebruiken en hierbij een stroomstootwapen (in de vorm van een witte stok) getoond en gedemonstreerd en daarbij gezegd dat dergelijke stroomstootwapens bij hem, verdachte, besteld kunnen worden.
T.a.v. parketnummer 18/050418-21:
hij op 24 januari 2021 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Smith & Wesson (Model 639 Kal. 9 mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden te hebben, immers heeft hij, verdachte:
  • op de webshop van [bedrijf 1] een bestelling geplaatst voor de aankoop van voornoemd vuurwapenen
  • voornoemde bestelling betaald,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

T.a.v. parketnummer 18/328044-20:

1. subsidiair. mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd; 2. verduistering;
3. opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrischepersoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kan ontstaan;
4. mishandeling.

T.a.v. parketnummer 18/216903-20:

in het openbaar, mondeling, bij geschrift en bij afbeelding tot enig strafbaar feit en gewelddadigoptreden tegen het openbaar gezag opruien, meermalen gepleegd;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan metbetrekking tot een wapen van categorie II;
in het openbaar mondeling, bij geschrift en bij afbeelding aanbieden middelen te verschaffen omenig strafbaar feit te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 4 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde gedragingen leveren een in die mate samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de betreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
T.a.v. parketnummer 18/050418-21:
poging tot handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 maanden, met aftrek van voorarrest. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de aard en ernst van het grote aantal strafbare feiten. Er is onder andere sprake geweest van fors huiselijk geweld met een grote frequentie, waarbij de ex-partners van verdachte langdurig fysieke en geestelijke mishandelingen hebben moeten doorstaan. Daarnaast heeft verdachte een grote menigte opgeruid, agenten bedreigd en stroomstootwapens gefabriceerd, gedemonstreerd en opgeroepen om die wapens te gebruiken. Dit alles heeft een grote impact gehad. De feiten vonden plaats in een tijd van grote maatschappelijke onrust. Verdachte stond daarbij bekend als vuurwapengevaarlijk en was al eerder veroordeeld voor bedreiging en wapenbezit. De officier van justitie rekent het verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor het plegen van de feiten. Een deels voorwaardelijke straf is niet aan de orde, gelet op zijn niet-meewerkende houding.
Bij de strafeis heeft de officier van justitie in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van een aantal van de bewezenverklaarde feiten alsmede met het tijdsverloop in algemene zin.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de eendaadse samenloop tussen de ten laste gelegde opruiing en bedreiging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan opruiing door het plaatsen van video’s op Facebook waarin hij mensen aanzet tot het plegen van strafbare feiten tegen de politie, waarbij hij een stroomstootwapen toont, demonstreert en te koop aanbiedt. Het oproepen tot geweld tegen de politie, het bedreigen van de politie en het tonen van wapens is zorgwekkend en onacceptabel. De mogelijke consequentie dat personen die deze video’s bekijken het als normaal beschouwen dat dit soort wapens worden getoond, gebruikt en verkocht om in te zetten tegen de politie is zeer verontrustend. Bovendien heeft verdachte de video’s geplaatst in een periode waarin de overheid zwaar belast was en sprake was van grote maatschappelijke onrust, waardoor het ontwrichtende karakter van verdachtes uitingen sterker is. De rechtbank rekent verdachte het plaatsten van deze video’s ernstig aan en acht het van groot belang dat tegen het verspreiden van opruiende video’s krachtig wordt opgetreden.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan fors huiselijk geweld door het meermalen mishandelen van zijn inmiddels ex-partner [slachtoffer 1] , onder meer door haar te slaan en te stompen en door haar bij haar keel te pakken en haar neus dicht te drukken waardoor de ademhaling werd bemoeilijkt. Het voorgaande moet voor [slachtoffer 1] bijzonder angstig zijn geweest. Dat deze mishandelingen een grote impact hebben gehad op [slachtoffer 1] is onder meer gebleken uit haar slachtofferverklaring en de behandeling die zij heeft gevolgd voor haar posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 1] op grove wijze heeft geschonden en dat hij daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van verschillende bezittingen van
[slachtoffer 1] , waarmee hij er blijk van heeft gegeven dat hij geen respect heeft voor haar eigendommen.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever [slachtoffer 2] door hem, terwijl hij in zijn auto zat, te stompen en/of te slaan. Daarmee heeft verdachte de lichamelijke integriteit van aangever geschonden en hem angst aangejaagd.
Tot slot heeft verdachte gepoogd om een vuurwapen voorhanden te krijgen. Hij heeft getracht online via een wapenhandelaar een wapen aan te kopen. Enkel omdat de wapenhandelaar aangaf dat de koop niet door kon gaan als verdachte niet over een geldige wapenvergunning beschikte, is de koop uiteindelijk geannuleerd. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen roept een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van anderen in het leven. Het blijft de vraag wat verdachte van plan was met het wapen, nu hij daarover geen openheid van zaken heeft willen geven. Gelet op de andere bewezen verklaarde feiten, de bedreiging en de opruiing in het bijzonder, roept de poging tot het voorhanden krijgen van een vuurwapen te meer zorgen op. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor bedreigingen, geweldsfeiten en wapenbezit en dat hij verschillende feiten heeft gepleegd in een lopende proeftijd. De rechtbank acht het zorgelijk dat eerdere veroordelingen verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Verdachte leeft in zijn eigen gelijk en vindt daarin een rechtvaardiging voor het plegen van ernstige, maatschappij ontwrichtende, strafbare feiten. Uit de rapportages van de reclassering van 6 april 2021 en 30 augustus 2022 en de psychologische Pro Justitiarapportage van 26 november 2020 blijkt dat verdachte niet of nauwelijks aan onderzoek heeft meegewerkt en niet bereid is om mee te werken aan eventuele bijzondere voorwaarden en gedragsinterventies.
Gelet op de aard, ernst en veelheid aan strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak slechts een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. Gelet op al het voorgaande is een deels voorwaardelijke straf niet aan de orde.
Voor wat betreft de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Deze brengen een aanzienlijk lagere straf met zich mee dan door de officier van justitie gevorderd.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten onder parketnummers 18/328044-20 en 18/216903-20 en het tijdsverloop. Voorts heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 4 onder parketnummer 18/216903-20. Het voorgaande leidt tot strafvermindering.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest, in deze zaak aangewezen is.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een, ter terechtzitting bijgesteld, bedrag van € 18.300,39 ter vergoeding van materiële schade en € 8.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het materiële gedeelte moet worden toegewezen tot een bedrag van € 7.653,98.
De officier van justitie acht de posten ‘Kosten Kadera vrouwenopvang’ en ‘Kosten zorggroep Saron’ onvoldoende onderbouwd. De vordering dient daarom op deze punten niet-ontvankelijk te worden verklaard. De post ‘inboedel’ dient toegewezen te worden tot een bedrag van € 5.000,-, nu in de vordering uitgegaan is van de nieuwprijs van de goederen in plaats van de dagwaarde. De vordering dient voor het overige op dit punt niet-ontvankelijk verklaard te worden. De overige posten komen voor toewijzing in aanmerking.
Met betrekking tot het immateriële gedeelte van de vordering heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat € 2.500,- kan worden toegewezen. De vordering dient voor het overige op dat punt niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt, nu het causale verband ontbreekt. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid en de schade op een zo laag mogelijk bedrag te schatten.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Met betrekking tot de gevorderde reiskosten (€ 860,38) is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 subsidiair onder parketnummer 18/328044-20 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte op dit punt onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 juli 2017.
De rechtbank zal de materiële schadevordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank is met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor de inboedel van oordeel dat de vordering onvoldoende verifieerbaar is onderbouwd. Ook de posten ‘Eigen risico zorgverzekering’ en ‘Kosten psychosociale therapie’ zijn onvoldoende onderbouwd, nu onduidelijk is hoe de kosten van de psychosociale therapie zich verhouden tot het eigen risico en het er op basis van de door de benadeelde partij ingebrachte producties alle schijn van heeft dat de kosten voor alternatieve behandelwijzen reeds zijn vergoed.
Ook de posten ‘kosten ZIENN’, ‘kosten Kadera vrouwenopvang’, ‘kosten MO Zeeland’ en ‘kosten zorggroep Saron’ zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Het is onduidelijk of de benadeelde partij deze schade daadwerkelijk heeft geleden, nu niet is gebleken dat zij bovenop de reguliere huisvestingskosten nog huisvestingskosten betaalde voor een andere woonvoorziening.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de lange periode waarin de benadeelde partij door verdachte lichamelijk en geestelijk is mishandeld en de psychische schade die zij daaraan over heeft gehouden, zoals onder meer blijkt uit de door haar ingebrachte verklaringen van psychologen, sprake is van geestelijk letsel dat kan worden aangemerkt als aantasting van de persoon. De rechtbank acht een bedrag van € 2.000,- voor toewijzing vatbaar. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de immateriële schadevergoeding die in soortgelijke gevallen wordt toegekend. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. De vordering kan voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

In beslag genomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de in beslag genomen goederen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de in beslag genomen voorwerpen genoemd op de beslaglijst, te weten een stroomstootwapen en een computer (een omvormer behorend bij het stroomstootwapen), vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 18/216903-20 daarmee zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 25 augustus 2016 is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 22 mei 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 2 februari 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging geheel moet worden toegewezen, nu verdachte de feiten heeft gepleegd gedurende de proeftijd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu de zaak waarvoor de tenuitvoerlegging wordt gevorderd dateert uit 2012.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde feit 4 onder parketnummer 18/328044-20, de feiten 1, 2, 3 en 4 onder parketnummer 18/216903-20 en het feit onder parketnummer 18/050418-21 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 55, 57, 33, 131, 133, 231b, 285, 300, 304 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair onder parketnummer
18/328044-20 en onder 1, 2 primair en subsidiair, 3 en 4 primair en subsidiair onder parketnummer 18/269300-21 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 onder parketnummer 18/328044-20, het onder 1, 2, 3 en 4 onder parketnummer 18/216903-20 en het onder parketnummer 18/050418-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/328044-20, feit 1:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van € 2.860,38 (zegge: tweeduizend achthonderdzestig euro en achtendertig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 juli 2017 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.860,38 (zegge: tweeduizend achthonderdzestig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2017 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 860,38 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 38 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen stroomstootwapen en de in beslag genomen computer (een omvormer behorend bij het stroomstootwapen), zoals vermeld op de beslaglijst.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

21.004851-13:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 augustus 2016, te weten: 5 maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2022.
Mr. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.