In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 27 januari 2022 een tussenbeschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die eerder leidden tot de ondertoezichtstelling, nog steeds aanwezig zijn. De vader van de kinderen heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], terwijl het gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gezamenlijk door de vader en de moeder wordt uitgeoefend. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin, terwijl de vader en zijn vriendin een onveilige thuissituatie hebben gecreëerd door huiselijk geweld en onvoldoende emotionele en fysieke beschikbaarheid voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet openstaat voor hulpverlening en de zorgen bagatelliseert, wat de noodzaak voor verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onderstreept. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 29 januari 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 29 oktober 2022, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen in oktober 2022. De kinderrechter benadrukt het belang van een perspectiefonderzoek om de mogelijkheden voor terugplaatsing van de kinderen te onderzoeken en verwacht van de vader dat hij zich actief inzet voor verbetering van de situatie.