Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van dertig dagen met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd om aan deze straf de door de rechtbank bij vonnis van 9 augustus 2022 aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden te verbinden, met uitzondering van het locatiegebod (voorwaarde 3), en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie heeft nadrukkelijk opgemerkt dat zij bij haar strafeis er rekening mee heeft gehouden dat het feit in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van dertig dagen. Anders dan de officier van justitie verzoekt de raadsman om geen bijzondere voorwaarden aan deze straf te verbinden, omdat de gevorderde bijzondere voorwaarden al dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard bij het tegen verdachte gewezen vonnis van 9 augustus 2022. Ook de raadsman heeft verzocht er rekening mee te houden dat het feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 september 2022 en het Pro Justitiarapport van 11 april 2022, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 augustus 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een straatroof. Zij heeft via haar snapchataccount een jongeman naar een park in Leeuwarden gelokt, waarna hij door de dader is bestolen van zijn telefoon, geld en schoudertas, en is geslagen en bedreigd met een mes. Ook moest hij zich deels uitkleden en zijn schoenen uittrekken. Verdachte heeft met haar handelen bijgedragen aan een ernstige schending van de lichamelijke integriteit en het eigendomsrecht van het slachtoffer. Zeker gezien de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd, kan de rechtbank zich voorstellen dat dit feit zeer vernederend en beangstigend voor het slachtoffer moet zijn geweest. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke geweldsfeiten zich nog lang onveilig voelen en lange tijd gebukt kunnen gaan onder de negatieve psychische gevolgen ervan. Daar komt bij dat een feit als de onderhavige bijdraagt aan de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Dat geldt te meer als die feiten op de openbare weg worden gepleegd, zoals hier het geval was.
Verdachte was slechts zestien jaar oud ten tijde van het delict, en geeft geen volledige openheid van zaken over het bewezenverklaarde. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte nog op 7 april 2021 is veroordeeld wegens een geweldsfeit, en dat verdachte het onderhavige strafbare feit heeft gepleegd terwijl haar voorlopige hechtenis in een andere strafzaak onder voorwaarden was geschorst.
De forensisch GZ-psycholoog, drs. D. Breuker, heeft op 11 april 2022 het volgende over verdachte gerapporteerd – zakelijk weergegeven. Er is bij verdachte sprake van een lichte tot matige normoverschrijdende gedragsstoornis. Tevens is sprake van een lichte tot matige stoornis in cannabisgebruik, in vroege remissie. Aandacht verdient verdachte haar alcoholmisbruik. In het verlengde van de gedragsstoornis is een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met reeds zichtbare antisociale en narcistische trekken. Verdachte heeft tot slot een disharmonisch intelligentieprofiel met verbaal zwakbegaafde vaardigheden en gemiddelde performale vaardigheden. In de zaak waarvoor het rapport is opgemaakt (en die heeft geleid tot het vonnis van 9 augustus 2022) heeft de deskundige geconcludeerd dat deze stoornissen aanwezig waren op het moment dat verdachte het delict in die zaak pleegde (7 november 2021) en heeft zij geadviseerd om verdachte het in die zaak ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Over de wijze waarop de problematiek van verdachte heeft doorgewerkt in haar handelen heeft de deskundige in dat rapport het volgende gezegd: “Vanwege haar gedragsstoornis voelt betrokkene zich snel uitgedaagd en gekrenkt en is geneigd hierop impulsief te reageren vanuit emotie met agressie, zo ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit, indien bewezen. Ze probeert zich stoerder en steviger voor te doen dan ze is. Ze is beperkt en nog te weinig doorontwikkeld in haar copingstrategieën waarbij ook haar verbale zwakbegaafdheid meespeelt. Ze heeft nog te weinig adequate copingtechnieken in haar gedragsrepertoire, op basis waarvan ze voldoende weerbaarheid en remming kan bieden aan haar emotionele gevoeligheden, verhoogde sensatie- en prikkelbehoefte als impulsiviteit.” De rechtbank ziet aanwijzingen in de omstandigheden waaronder het feit in deze zaak is gepleegd dat ook hier de problematiek van verdachte heeft doorgewerkt in haar gedragskeuzes. Er lijkt sprake te zijn geweest van impulsiviteit, sensatie- en prikkelbehoefte en het zich stevig en stoer voordoen. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat het rapport is tot stand gekomen in de periode kort na de datum van het tenlastegelegde feit, gaat de rechtbank ervan uit dat ook dit feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De Raad heeft in haar rapport van 9 september 2022 het volgende gerapporteerd – zakelijk weergegeven. De Raad heeft afgelopen weken regelmatig contact gehad met de jeugdreclassering over het functioneren van verdachte, omdat zij zich onvoldoende aan de bijzondere voorwaarden (gesteld bij vonnis van 9 augustus 2022) houdt. Ze lijkt steeds zelfbepalender te worden (zij houdt zich niet aan de bijzondere voorwaarden en tijdsafspraken en ze heeft behandelafspraken bij Accare gemist). Daarbij onttrekt verdachte zich volgens de Raad aan het toezicht van ouders (zonder dat ouders hiervan op de hoogte zijn is verdachte een nacht niet thuis en is het onduidelijk met wie zij een nacht in een hotel heeft doorgebracht). Inmiddels is er door de Raad een ambtshalve uitbreiding gedaan naar een onderzoek naar een eventuele ondertoezichtstelling en eventuele uithuisplaatsing. Gelet op de ontwikkelingen van afgelopen weken adviseert de Raad voor onderhavig feit een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Van een voorwaardelijke jeugddetentie lijkt verdachte niet onder de indruk te zijn waardoor de Raad dit niet passend vindt. Tevens vindt de Raad een werkstraf op dit moment niet passend, omdat dit verdachte volgens de Raad niet zal helpen om in de toekomst recidive te voorkomen. De Raad hoopt dat verdachte door (de time-out in) detentie ervan doordrongen raakt dat er iets aan haar houding moet veranderen. Als de houding van verdachte niet verandert, loopt haar ontwikkeling gevaar.
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met deze verminderde toerekeningsvatbaarheid. Voorts houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, omdat dit feit in theorie mee kon worden genomen (en ook had zullen worden) bij het vonnis van 9 augustus 2022. Dat is enkel niet gebeurd om dat de raadsman niet tijdig de beschikking had over het dossier. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de persoon(lijke omstandigheden) van verdachte. De rechtbank maakt zich op basis van het onderzoek op de terechtzitting en de hiervoor beschreven rapporten ernstig zorgen om verdachte. Verdachte komt in toenemende mate in beeld bij politie en justitie, lijkt onvoldoende onder de indruk van autoriteit en trekt in veel gevallen haar eigen plan. De rechtbank betreurt dat verdachte over onderhavig feit geen volledige openheid van zaken heeft willen geven omdat zij daarmee een kans heeft laten liggen om verantwoordelijkheid te nemen voor haar gedrag en de keuzes die ze maakt. Tegelijkertijd ziet de rechtbank op de zitting een kwetsbaar meisje met een grote muur om zich heen, die het moeilijk vindt om anderen te vertrouwen. De rechtbank heeft begrip voor het advies van de Raad. De moeilijkheid is echter dat daarmee impliciet een sanctie wordt gesteld op het gedrag van verdachte na de veroordeling van 9 augustus 2022 en de wijze waarop zij is omgegaan met de voorwaarden die haar toen zijn gesteld en welke dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Een eventuele vordering tot tenuitvoerlegging is nu echter niet aan de orde. Daar komt bij dat het niet aan verdachte te wijten is dat deze zaak niet ook is meegenomen in het vonnis van de rechtbank van 9 augustus 2022. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat de rechtbank – als deze zaak wel toen zou zijn berecht en afgedaan – tot het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie zou zijn gekomen.
De rechtbank acht het op basis van het voorgaande passend en geboden om aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, met een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen, om zo recidive te voorkomen en verdachte te helpen juiste keuzes in het leven te maken. Deze voorwaarden sluiten geheel (ook voor wat betreft de termijnen) aan op de bij vonnis van 9 augustus 2022 gestelde voorwaarden. De rechtbank wijst verdachte erop dat dit het moment is om haar houding aan te passen en zich volledig in te zetten voor de gestelde voorwaarden. De dreiging van een uit te zitten jeugddetentie is er met dit vonnis alleen maar groter op geworden.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De Raad schat het recidiverisico in als hoog. Daarnaast is verdachte tijdens de schorsing in een andere zaak opnieuw in aanraking gekomen met justitie in verband met het onderhavige bewezenverklaarde feit.