ECLI:NL:RBNNE:2022:352

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
C/18/204959 / HA ZA 21-63
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door Zwitserse kaasmakerij wegens non-conforme levering van kaasplanken

In deze zaak vordert de Zwitserse vennootschap NaturparkäSerei Diemtigtal AG schadevergoeding van de Nederlandse vennootschap Lamico B.V. wegens de levering van non-conforme kaasplanken. De kaasmakerij, gevestigd in Diemtigen, had bij Lamico een grote hoeveelheid kaasplanken besteld voor een nieuw te bouwen kaasmakerij. Na de levering constateerde Diemtigtal dat de planken ondeugdelijk waren, wat leidde tot schade. Lamico betwistte de vordering en stelde dat Diemtigtal geen recht had op schadevergoeding omdat de koopovereenkomst was overgenomen door Raiffeisen Leasing, de leasemaatschappij die de planken had gefinancierd. De rechtbank oordeelde dat Diemtigtal geen vordering op Lamico had, omdat er geen overeenkomst meer bestond tussen hen. De cessie van de vordering van Raiffeisen aan Diemtigtal was niet rechtsgeldig, omdat Raiffeisen nooit een vordering op Lamico had geuit. De rechtbank wees de vordering van Diemtigtal af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/204959 / HA ZA 21-63
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van
de vennootschap naar Zwitsers recht
NATURPARKKÄSEREI DIEMTIGTAL AG,
gevestigd te Diemtigen (Zwitserland),
eiseres,
advocaat mr. J.H.M. Spanjaard,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAMICO B.V.,
gevestigd te Winschoten,
gedaagde,
advocaat mr. W.E. van Engelenhoven.
Partijen zullen hierna Diemtigtal en Lamico genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 juli 2021;
  • de akte overlegging aanvullende productie van de zijde van Diemtigtal;
  • de op 3 november 2021 gehouden mondelinge behandeling en de aantekeningen die de griffier daarvan heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is (nader) vastgesteld op heden.

2.De feiten

2.1.
Diemtigtal voert een onderneming in Zwitserland die zich bezighoudt met het vervaardigen en rijpen van kaas in Zwitserland.
2.2.
Lamico is een lijmhoutproducent. Zij levert de door haar vervaardigde producten onder meer aan de kaasindustrie.
2.3.
Diemtigtal heeft ten behoeve van een door haar nieuw te bouwen kaasmakerij - na voorafgaande besprekingen en een proeflevering - bij mondelinge overeenkomst van 30 april 2019 ruim 4.600 kaasplanken bij Lamico besteld. Lamico heeft de overeenkomst bij brief van 13 mei 2019 schriftelijk aan Diemtigtal bevestigd.
2.4.
Op verzoek van Diemtigtal wordt vervolgens op 5 juni 2019 door Lamico een tweede (vervangende) koopovereenkomst gesloten met Raiffeisen Schweiz Genossenschaft Raiffeisen Leasing (hierna: Raiffeisen Leasing). In deze overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:
"Kaufvertrag zwischen Raiffeisen Schweiz Genossenschaft als Käufer und dem Lieferanten als Verkäufer
Leasingnehmer Lieferant
Naturparkkäserei Diemtigtal AG Lamico BV (…)
Leasingobjekt
ca 4672 Stck. Käsebretter, gemäss Bestellung vom 13.05.2019
Kaufpreis
EUR 74'752.00
(…)
Dieser Kaufvertrag ersetzt einen eventuell bestehendes Kaufvertrag zwischen dem Leasingnehmer und dem Lieferanten (…)"
2.5.
Diemtigtal heeft in juli 2019, onder de koopovereenkomst tussen Lamico en Raiffeisen Leasing, een bestelling van ongeveer 50 testkaasplanken geplaatst. Lamico heeft vervolgens in augustus 2019 54 testplanken aan Diemtigtal geleverd. Raiffeisen Leasing heeft de daarop ziende factuur d.d. 20 augustus 2019 voldaan.
2.6.
Diemtigtal heeft vervolgens 4812 kaasplanken bij Lamico besteld. Deze kaasplanken zijn in oktober 2019 gefaseerd door Lamico geleverd en aan Raiffeisen Leasing gefactureerd, onder verwijzing naar het nummer van de door Lamico met Raiffeisen Leasing gesloten koopovereenkomst. De facturen zijn door Raiffeisen Leasing betaald.
2.7.
Diemtigtal heeft de kaasplanken vanaf 9 januari 2020 in gebruik genomen. Al vrij snel constateerde Diemtigtal dat de kaasplanken na het doorlopen van het wasproces uit elkaar vielen. Zij heeft Lamico hierover op 17 januari 2020 via WhatsApp geïnformeerd. Lamico heeft de kaasplanken vervolgens op 23 januari 2020 in de kaasmakerij van Diemtigtal bekeken en beoordeeld.
2.8.
Na raadpleging van een tweetal deskundigen, de heer J. Gurr van de Universiteit Hamburg en de heer E. Buytendijk van Ingenieursbureau Evan Buytendijk B.V., heeft Lamico zich op het standpunt gesteld dat het door Diemtigtal gehanteerde wasproces en het gebruikte reinigingsmiddel hebben geleid tot de schade aan de planken.
2.9.
De Nederlandse advocaat van Diemtigtal heeft Lamico bij brief van 3 september 2020 aansprakelijk gesteld voor de schade.
2.10.
De door Diemtigtal ingeschakelde deskundige van de Berner Fachhochschule heeft in zijn rapport van 16 december 2020 geconcludeerd dat de door Lamico geleverde kaasplanken ondeugdelijk zijn als gevolg van een te hoog gehalte pershout en het gebruik van een te hoge druk bij de verkleving.
2.11.
Raiffeisen Leasing en Diemtigtal zijn in een akte van cessie van 19 oktober 2021 onder meer het volgende overeengekomen:
"1. (…) Diemtigtal (…) (nachstehend: Käuferin)
und
2. Raiffeisen (…) (nachstehend: Verkäuferin) (…)
schliessen einen Abtretungsvertrag (Forderungskaug) betreffend Forderungen aus dem Kaufvertrag (…) zwischen der Lamico BV. (…) und Raiffeisen (…) vom 27.05. und 05.06.2019 über ca. 4672 Käsebretter zu einem Preis von EUR 74'752.00 (…) und vereinbaren folgendes:
(…)
1.1.
Die Verkäuferin hat eine Forderung gegen Lamico B.V. auf Grund der Lieferung der mangelhaften Produkte aus dem Kaufvertrag.
1.2.
Die Käufering nutzt die mangelhaften Produkte als Leasingnehmerin (…)
1.3.
Die Käuferin möchte die Forderung von der Verkäuferin übernehmen.
(…)
2.1.
Die Käuferin erwirbt von der Verkäuferin die Forderungen gegen Lamico BV. aus dem Kaufvertrag
(…)
3.1. (…)
Sämtliche Verpflichtungen aus dem Leasingvertrag bleiben von vorliegendem Abtretungsvertrag unberührt und die Käuferin ist zur underänderten Zahlung der Leasingraten samt Zinsen und allfälliger weiterer vertraglich vereinbarten Gebühren verpflichtet. (…)"

3.Het geschil

3.1.
Diemtigtal vordert samengevat en na vermindering van eis - veroordeling van Lamico tot betaling van CHF 132.862,59 (Zwitserse frank), vermeerderd met rente en kosten. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat Lamico haar non-conforme kaasplanken heeft geleverd, waardoor zij schade heeft geleden die Lamico aan haar dient te vergoeden.
3.2.
Lamico voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak - samengevat - om het volgende. Diemtigtal heeft voor een door haar nieuw te bouwen kaasmakerij kaasplanken besteld bij Lamico. De koopovereenkomst is vervolgens door Raiffeisen Leasing overgenomen. Na een proeflevering van een vijftigtal planken heeft Diemtigtal het definitieve aantal kaasplanken bij Lamico besteld. Kort nadat Diemtigtal de door Lamico geleverde kaasplanken in gebruik had genomen, ondervond Diemtigtal problemen met de planken. Tussen partijen is vervolgens een discussie ontstaan of de kaasplanken al dan niet non-conform zijn. Beide partijen hebben in dat kader deskundigen geraadpleegd. In deze procedure vordert Diemtigtal dat Lamico de schade vergoed die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de non-conforme kaasplanken.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.2.
Het geding heeft een internationaal karakter, nu het betrekking heeft op een geschil tussen een in Diemtigen (Zwitserland) gevestigde vennootschap als eiseres en een in Winschoten (Nederland) gevestigde vennootschap als gedaagde, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Vervolgens dient de vraag welk recht van toepassing is beantwoord te worden.
4.3.
De vraag met betrekking tot de rechtsmacht dient beantwoord te worden aan de hand van het Verdrag van Lugano van 30 oktober 2007 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken tussen EU-landen en Zwitserland, Noorwegen en IJsland (PbEU L 339, hierna: EVEX). Hoofdregel van het EVEX is dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij bevoegd is (artikel 2 EVEX). De rechtbank stelt vast dat zij, nu Lamico in Nederland gevestigd is, bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
4.4.
Ten aanzien van het toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt. De vordering van Diemtigtal is gegrond op de overeenkomst betreffende de levering van kaasplanken en zij heeft aangevoerd dat op grond daarvan het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980 (het Weens Koopverdrag, hierna: het WKV) van toepassing is.
Volgens Lamico mist het WKV echter toepassing aangezien er geen sprake is van een koopovereenkomst tussen haar en Diemtigtal, nu Raiffeisen Leasing de koopovereenkomst heeft overgenomen. De rechtbank volgt Lamico in dit betoog: op grond van artikel 4 van het WKV regelt het enkel uitsluitend de totstandkoming van koopovereenkomsten en de rechten en verplichtingen van verkoper en koper voortvloeiend uit een zodanige overeenkomst. Diemtigtal heeft niet betwist dat Raiffeisen Leasing koper van de kaasplanken is, zodat het WKV toepassing mist in de onderhavige zaak.
4.5.
Aangezien Diemtigtal haar vordering niettemin heeft gegrond op de koopovereenkomst, dient het toepasselijk recht naar het oordeel van de rechtbank te worden bepaald aan de hand van de conflictregels van de Verordening EG nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I). Van een (impliciete) rechtskeuze door partijen is niet gebleken. Op grond van artikel 4 Rome I geldt in dat geval als hoofdregel dat het Nederlands recht op de overeenkomst van toepassing is, nu het gaat om de verkoop van een roerende zaak en Lamico als de verkopende partij in Nederland gevestigd is.
Cessie
4.6.
Het meest verstrekkende verweer van Lamico is dat Diemtigtal c.q. Raiffeisen Leasing geen vordering op haar heeft. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer slaagt en overweegt daartoe het volgende.
4.7.
In het voorgaande (r.o. 4.4.) is al vastgesteld dat er tussen Diemtigtal en Lamico geen overeenkomst (meer) bestaat, aangezien deze is vervangen door koopovereenkomst met Raiffeisen Leasing. Gelet hierop heeft Diemtigtal dus ook geen vorderingen uit toerekenbare tekortkoming op Lamico.
4.8.
Diemtigtal stelt zich voorts op het standpunt dat zij op grond van de akte van cessie van 19 oktober 2021 (r.o. 2.11.) inningsbevoegd is, hetgeen Lamico betwist.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de cessie van een vordering van Raiffeisen Leasing op Lamico aan Diemtigtal rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Lamico betwist evenwel het bestaan van een vordering van Raiffeisen Leasing op Lamico. Zij voert daartoe het volgende aan. Alhoewel uit de akte van cessie volgt dat Raiffeisen Leasing haar vordering op Lamico heeft overgedragen aan Diemtigtal, heeft Raiffeisen Leasing naar Lamico nooit blijk gegeven van enige vordering op haar. Bovendien volgt uit de akte van cessie dat Diemtigtal de verschuldigde leasetermijnen dient door te betalen aan Raiffeisen Leasing, zodat Lamico betwist dat Raiffeisen Leasing überhaupt schade lijdt.
4.9.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Voor de vraag of Diemtigtal krachtens cessie een vordering op Lamico heeft verkregen uit toerekenbare tekortkoming, is bepalend of Raiffeisen Leasing een vordering uit dien hoofde op Lamico heeft. Indien dat niet het geval is, bestaat er immers geen vordering die kan worden overgedragen (de "nemo plus"-regel). De rechtbank stelt vast dat gesteld noch gebleken is dat Raiffeisen Leasing blijk heeft gegeven van een vordering op Lamico; alle correspondentie is via (de advocaten van) Diemtigtal verlopen. In het voorgaande is al vastgesteld dat Raiffeisen Leasing de contractuele wederpartij van Lamico was. Dat Raiffeisen Leasing feitelijk enkel de financier van Diemtigtal was en Lamico Diemtigtal altijd als haar wederpartij heeft beschouwd, zoals Diemtigtal ter zitting heeft betoogd, doet hieraan niet af. Nu Raiffeisen Leasing zich in het geheel niet op non-conformiteit van de kaasplanken heeft beroepen jegens Lamico, kan zij een eventuele vordering uit dien hoofde ook niet aan Diemtigtal hebben overgedragen. Gelet hierop wordt de vordering van Diemtigtal afgewezen.
4.10.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat naar haar oordeel de vordering van Diemtigtal eveneens strandt wegens het ontbreken van schade aan de zijde van Raiffeisen Leasing. Raiffeisen Leasing krijgt blijkens de akte van cessie haar volledige uitstaande vordering op Diemtigtal voldaan, Gelet daarop lijdt Raiffeisen Leasing in het geheel geen schade. Dat heeft Diemtigtal ook niet weersproken. Van een gecedeerde vordering tot schadevergoeding als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van Lamico - wat daar verder ook van zij - is dan ook geen sprake. Dat Diemtigtal zelf wél schade lijdt, maak dit niet anders.
4.11.
Gezien het bovenstaande behoeven de overige standpunten van partijen geen bespreking.
4.12.
Diemtigtal zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Lamico worden vastgesteld op:
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat
3.414,00(2,0 punten × tarief € 1.707,00)
Totaal € 7.614,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Diemtigtal in de proceskosten, aan de zijde van Lamico tot op heden vastgesteld op € 7.614,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Baarsma en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 565